Federaal schenken of regionaal erven ?
Vlaams minister van Financiën Wivina Demeester is boos omdat de federale regering een verzoek heeft ingediend bij het Arbitragehof om de nieuwe successieregeling in het Vlaamse gewest (gedeeltelijk) te vernietigen. Had zij de bui niet kunnen zien aankomen ?
Een hervorming van de successierechten staat al langer op de agenda. Maar de realisatie ervan is minder eenvoudig dan op het eerste gezicht lijkt. Sinds verschillende jaren zijn de successierechten immers een gewestelijke belasting. Wat tot gevolg heeft dat de federale wetgever niet langer bevoegd is om bijvoorbeeld de tarieven vast te stellen. Het initiatief daartoe moet uitgaan van de gewesten.
Die zijn uiteraard niet verplicht om op elkaar te wachten. Niettemin heeft men binnen de federale regering blijkbaar lang gehoopt dat zij dit wel zouden doen. Kwestie van te vermijden dat in België drie uiteenlopende regelingen inzake successierechten zouden ontstaan.
HERVORMING.
Vorig jaar besloot de Vlaamse regering evenwel het wachten op te geven. Ze wilde op haar eentje aan een ambitieuze hervorming beginnen. Het grootste gedeelte daarvan is begin dit jaar in werking getreden. Blikvanger van die hervorming zijn uiteraard de tariefverlagingen en -herschikkingen ; en de opsplitsing die bij vererving in de rechte lijn en tussen echtgenoten voortaan wordt gemaakt tussen het roerend en het onroerend gedeelte van het erfdeel : elk gedeelte wordt voortaan afzonderlijk aan het progressief tarief onderworpen (waardoor de progressiviteit van het tarief wordt getemperd, en waarmee men hoopt te bereiken dat veel meer erfgenamen geneigd zullen zijn om de roerende goederen die zij erven aandelen, obligaties enzovoort niet langer voor de Vlaamse fiscus verborgen te houden).
Een andere, en allicht de grootste blikvanger is de mogelijkheid die in het Vlaamse gewest ingevoerd werd, om familiebedrijven te erven tegen een uniform tarief van slechts 3 % ; uiteraard voor zover aan een aantal strenge voorwaarden wordt voldaan. Een van de belangrijke voorwaarden luidt dat het bedrijf aan bepaalde criteria inzake tewerkstelling (en behoud van die tewerkstelling) in het Vlaamse gewest moet voldoen.
ARGUSOGEN.
Binnen de federale regering zijn die hervormingsplannen van meet af aan met argusogen gevolgd. En klonk onder meer het verwijt dat het Vlaamse parlement zijn bevoegdheid te buiten zou zijn gegaan. De gewesten zijn inzake successierechten immers alleen maar bevoegd om de aanslagvoeten en de vrijstellingen te wijzigen ; en niet om de heffingsgrondslag vast te stellen. De vraag rees bijgevolg of het Vlaamse Parlement wel bevoegd was om bijvoorbeeld de erfdelen (bij vererving in de rechte lijn en tussen echtgenoten) op te delen in twee onderdelen : een roerend gedeelte en een onroerend gedeelte. Is men op die manier niet bezig aan de heffingsgrondslag te sleutelen ?
Binnen de Vlaamse regering werd dat met klem ontkend. Maar de federale regering ziet dat duidelijk anders. En gebruikt (onder meer) dit argument om de nieuwe Vlaamse successieregeling nu bij het Arbitragehof te bekampen.
DISCRIMINATIE.
De nieuwe Vlaamse successieregeling wordt daarnaast ook verweten dat zij op verschillende punten discriminerend zou zijn. Vooral de regeling inzake de vererving van familiebedrijven moet het daarbij ontgelden ; omdat de voorwaarden niet altijd objectief verantwoord zouden zijn ; en omdat nogal wat bedrijven uit de boot dreigen te vallen, om nog niet te spreken van al de erfgenamen die alleen maar van het verlaagd tarief van 3 % kunnen dromen, omdat hun erfdeel hoegenaamd niet uit een familiebedrijf, maar wel uit andere activa bestaat.
Wat er ook van zij, net zoals de federale wetgever, zijn ook de verschillende regionale wetgevers in casu het Vlaamse Parlement gehouden het grondwettelijk gewaarborgd gelijkheidsbeginsel na te leven. Doen zij dit niet, dan kunnen zij daarvoor door het Arbitragehof op de vingers worden getikt. Het Arbitragehof beschikt immers over de bevoegdheid om wetten en decreten nietig te verklaren ; niet alleen wanneer de betrokken wet- of decreetgever zijn bevoegdheid te buiten is gegaan, maar ook wanneer hij het gelijkheidsbeginsel schendt.
SNEL.
Om zo’n nietigverklaring te vragen, heeft men niet veel tijd. Wat trouwens logisch is. Omwille van de rechtszekerheid zou het allerminst een goede zaak zijn dat men wetten of decreten nog na verloop van bijvoorbeeld verschillende jaren zou kunnen doen nietigverklaren. Vooral als men weet dat zo’n nietigverklaring in principe terugwerkt tot bij het begin. De nietigverklaarde tekst wordt dan geacht nooit te hebben bestaan.
Daarom moet alles relatief vlug gebeuren : het verzoekschrift moet binnen zes maanden na de publicatie van de wet of van het decreet bij het Arbitragehof worden ingediend.
Het Vlaamse decreet waarbij de nieuwe successieregeling werd ingevoerd, stond te lezen in het Belgisch Staatsblad van 31 december 1996. Voor het indienen van verzoeken tot vernietiging had men dus tijd tot 30 juni 1997.
En dus was het aftellen geblazen. De eerste maanden was er geen reactie. Eind mei ook nog niets. Maar daarna is het vlug gegaan : in de loop van de maand juni zijn een drietal verzoekschriften ingediend door particulieren, vervolgens een verzoekschrift uitgaande van de Koning Boudewijnstichting, en ten slotte op de valreep nog een verzoekschrift vanwege de federale regering. Allemaal gericht op de nietigverklaring van verschillende onderdelen van de nieuwe Vlaamse successieregeling.
LAAT.
Dat de federale regering zo laat reageerde, heeft blijkbaar te maken met een poging die nog op het allerlaatste moment ondernomen is om de gewesten opnieuw rond te tafel te krijgen. In de hoop nog een allesomvattende regeling (voor alle gewesten samen) af te spreken ; maar die poging is blijkbaar mislukt. Vandaar dat de federale regering op 30 juni de laatste dag van de beroepstermijn beslist heeft alsnog een verzoekschrift in te dienen. Om aldus aan het Arbitragehof het laatste woord te geven over de vraag wie nu wel of niet bevoegd is : de federale wetgever of de gewesten ; en of de Vlaamse regeling de toets met het gelijkheidsbeginsel kan doorstaan.
ZWAARD.
Hoe moet het nu verder ? De arresten die het Arbitragehof moet vellen, hangen als een zwaard van Damocles boven de Vlaamse successieregeling. Voor de rechtsonderhorigen is dat geen plezierige zaak. Niemand kan op dit ogenblik immers voorspellen of de Vlaamse regeling zal standhouden, dan wel door het Arbitragehof (op bepaalde onderdelen) vernietigd zal worden. De onzekerheid is dus troef.
Belangrijk is wel dat de federale regering onmiddellijk sussende taal heeft gesproken : in geval van een eventuele vernietiging zullen de nodige initiatieven genomen worden om de toestand te regulariseren. Maar daar heeft men op dit ogenblik uiteraard niet zoveel boodschap aan.
SCHENKING.
Nochtans lijkt de wil wel voorhanden om voor het probleem van de overgang van familiale ondernemingen in een allesomvattende regeling te voorzien. Getuige daarvan het initiatief dat door de federale regering inmiddels op het gebied van de schenkingsrechten genomen is.
Als men een fiscaal vriendelijk klimaat wil creëren voor de overgang van familiale ondernemingen, dan moet inderdaad niet alleen aan de successierechten worden gedacht, maar ook aan de schenkingsrechten. Anders redeneren zou er immers op neerkomen dat men altijd zou moeten wachten tot de pater familias overlijdt. Een harmonieuze overgang van familiale ondernemingen moet ook bij leven van de pater familias georganiseerd kunnen worden ; en dus moeten niet alleen de successierechten, maar ook de schenkingsrechten omlaag.
FEDERAAL.
De bevoegdheid op het gebied van de schenkingsrechten ligt tot nader order nog steeds bij de federale wetgever. Vandaar dat de federale regering inmiddels besloten heeft blijkbaar als een gebaar van goede wil om alvast op het gebied van de schenkingsrechten in een drastische verlaging van het tarief te voorzien : naar het voorbeeld van de Vlaamse regeling inzake successierechten, zal een familiale onderneming geschonken kunnen worden tegen een uniform tarief van slechts 3 %. Een voorontwerp van wet dat een en ander moet concretiseren, is inmiddels door de (federale) ministerraad goedgekeurd. Wat uiteraard nog niet wil zeggen dat men vandaag al de tariefverlaging kan genieten. Het voorontwerp is nu voor advies naar de Raad van State, moet daarna terug op de ministerraad besproken worden, en vervolgens heel de parlementaire procedure doorlopen. Dat kan dus nog wel even duren.
Interessant om weten is dat de voorgestelde regeling inzake schenkingsrechten in geen tewerkstellingsvoorwaarde voorziet. Waardoor de federale regeling inzake schenkingsrechten alvast minder streng oogt dan de (betwiste) Vlaamse regeling inzake successierechten. En waardoor het allicht voordeliger zal zijn federaal te schenken, dan regionaal te erven.
Jan Van Dyck
Jan Van Dyck is fiscalist.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier