Farma is ziek
D e afdankingen bij Janssen Pharmaceutica hebben België geschokt. ‘Zelfs de slimste koppen bieden geen garantie meer op jobs’, klonk het defaitistisch. Maar beleggers weten al langer dat de farma-industrie in een diepe crisis zit: haar traditionele businessmodel staat volledig op z’n kop.
Niets zo vervelend als met een doodziek kind in de wachtkamer van de dokter te zitten. Het overkwam me het laatst vijf jaar geleden. De helft van de wachtenden kakelde over zijn nieuwe bedrijfswagen, over de leuke incentivereis voor het behalen van de verkooplimieten en over de nieuwste medicijnen. Jawel, al die mensen waren kerngezond! Ook de dokter vond het overdreven dat hij meer farmaverkopers – want dat waren het – dan patiënten over de vloer kreeg. Intussen is er heel wat veranderd. Er wordt nog maar weinig gelachen bij de farma-reps, want ontslagen en kostenreducties staan op het voorschrift van elke dag.
Farma in depressie. Nochtans leek net de farmaceutische sector de grote winnaar te worden van de wereldwijde vergrijzingsgolf. Hoeveel beleggers hebben in 2002 niet gedegouteerd hun technoaandelen gedumpt in ruil voor defensieve farma-aandelen? Zoiets kon niet misgaan: stabielere technologie met lagere waarderingen en bijna zekerheid van een snelgroeiende vraag voor de eerstvolgende twintig jaar.
Vandaag hebben de farma-aandelen dringend behoefte aan hun eigen pillen: een beetje prozac om al het slechte nieuws te verteren, en wat viagra om de beurskoers eens een sessie lang in de hoogte te houden. Na vijf vette jaren voor de beurs trappelt de index van de farma-aandelen nog steeds ter plaatse (zie grafiek). Het grootste farmaceutische bedrijf ter wereld, Johnson & Johnson (de moeder van het Kempense Janssen Pharmaceutica) staat zelfs 20 % lager voor een eurobelegger. Pfizer dan weer verloor de helft van zijn waarde.
De vergrijzing is er wel degelijk gekomen, en de kosten van gezondheid in het budget van gezinnen en de overheid is eveneens sterk gestegen. Maar er zijn ook een aantal onverwachte en structurele trends opgedoken die het businessmodel van de farmabedrijven hebben doen wankelen.
Een farmaceutisch bedrijf heeft twee sterk ontwikkelde departementen. Enerzijds is er de O&O-afdeling, met briljante onderzoekers die nieuwe bruikbare moleculen zoeken, testen op de (bij)werking van medicamenten en nieuwe toepassingsgebieden voor bestaande farmaceutische producten proberen te vinden. Dat kost uiteraard handenvol geld. Een nieuw medicijn ontwikkelen kan vijftien jaar duren en bijna een miljard dollar kosten. Alle farmabedrijven hopen dat ze supermedicijnen kunnen ontwikkelen, zogenaamde blockbusters. Lipitor, het anticholesterolmiddel van Pfizer, is met 15 miljard dollar jaarlijkse verkopen de grootste blockbuster ter wereld.
Anderzijds steunt elke pillenfabrikant ook op een verkooppijler. Pfizer had tot voor kort 15.000 onderzoekers en 38.000 verkopers, en spendeerde 3 miljard dollar per jaar aan reclame. Maar deze enorme tweehoofdige machine is nu vastgelopen.
Juridisch parasitisme en intellectuele diefstal. Dat komt onder meer omdat het aantal nieuwe vindingen is teruggelopen. De Amerikaanse Food and Drug Administration, het belangrijkste orgaan voor de goedkeuring van nieuwe medicijnen, zette in 2006 slechts dertien keer het licht op groen voor nieuwe medicijnen. Dat is de helft minder dan de voorgaande jaren. De FDA is duidelijk strenger geworden.
Maar er is nog een andere vijand: de advocaten. Je mag dan wel van een ziekte verlost zijn, als daardoor een andere kwaal opduikt, kan dat het farmabedrijf miljoenen kosten. Het is ironisch dat net deze gezondmakende sector op identiek dezelfde manier wordt aangepakt als de ziekmakende sigarettenfabrikanten: beide zijn de prooi geworden van advocaten en hun class action suits of gezamenlijke schadeclaims.
En alsof dat nog niet genoeg is, worden hun patenten ook nog eens verkort of geschonden. De druk neemt toe om patenten voor levensbelangrijke medicijnen (bestaan er andere?) te verkorten voor arme landen. Een argument dat dikwijls onjuist is. Want de echt arme landen krijgen nu al de meeste medicijnen gratis. Het is net in de middencategorie van landen – vooral in Azië, denk maar aan India en China – dat de patenten worden doorbroken. Terwijl zij wél de koopkracht hebben om ervoor te betalen. Daardoor zijn er in die landen grote generieke farmabedrijven ontstaan die medicijnen produceren waarvan het patent is vervallen. Maar dikwijls leven die ondernemingen de bestaande patenten niet na, waardoor de wereld wordt overspoeld met namaakmedicijnen.
We hebben gekozen om de nieuwe groeilanden economisch te omarmen, maar we moeten opletten dat zij ons economische model niet wurgen door het niet naleven van de spelregels.
Farma is dus het slachtoffer van kapitalistische excessen, zoals de droom van een risicoloze maatschappij. Tegelijk lijdt de sector onder de huidige selectieve markteconomie in de groeilanden. Innovatie kan immers alleen slagen als er ook een degelijke bescherming is van de intellectuele eigendom. Farma toont de kwetsbaarheid van een innovatiegedreven businessmodel met een manke internationale intellectuele bescherming en een kortzichtige inschatting van de rentabiliteit.
En zo riskeert de motor van de innovatie én van nieuwe medicijnen stil te vallen. Dat alles schaadt niet alleen uw aandelenportefeuille, maar ook uw gezondheid.
DE AUTEUR IS HOOFDECONOOM VAN PETERCAM VERMOGENSBEHEER. REACTIES: visienoels@trends.be
Geert Noels
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier