Hans Brockmans
Fairness tax is een pervers fiscaal gedrocht
De fairness tax is een fiscaal gedrocht. Die minimumbelasting stimuleert bedrijven bovendien om winsten onmiddellijk uit te keren, in plaats van een financiële buffer aan te leggen.
De voorbije vakantie voerde de regering-Di Rupo de fairness tax in. Het is een manier om vennootschappen, die dankzij een aantal aftrekken minder belasting moeten betalen, alsnog aan te pakken. Eigenlijk is dit de minimumbelasting waarvan de socialistische regeringspartijen al lang dromen. “Niemand heeft dit zien aankomen”, zegt fiscalist Thierry Denayer van het advocatenkantoor Stibbe in Trends. “De maatregel kwam er zonder veel discussie, met amper een debat in het parlement. Dit is niet zomaar een belastingverhoging, maar ook de zoveelste aantasting van de notionele-intrestaftrek.”
“Het is een indirecte minimumbelasting, maar niemand van de regering zal ze zo noemen”, zegt ook Geert Gemis, vennoot bij Ernst & Young. “De rechterzijde van de regering kan dan zeggen dat ze de minimumbelasting heeft tegengehouden, terwijl links kan zeggen dat ze de notionele-intrestaftrek beperkt. Maar er is wel een fiscaal gedrocht geschapen.”
De regeling is bijzonder complex. Om te beginnen moet worden bepaald wie de fairness tax moet betalen. Daarvoor wordt de belastbare basis van een vennootschap (dat is het bedrag dat overblijft na alle fiscale aftrekken), vergeleken met de uitgekeerde dividenden. Zijn die laatste hoger dan de belastbare basis, dan is een fairness tax verschuldigd. In feite gaat het dus om een belasting op de onbelaste uitgekeerde winst.
Vervolgens moet het bedrag van de fairness tax bepaald worden. Daarvoor zet de fiscus de overgedragen fiscale verliezen en de notionele-intrestaftrek af tegenover de oorspronkelijke belastbare basis (voor toepassing van de fiscale aftrekken). Dat aandeel geeft een percentage, dat wordt vermenigvuldigd met de normaal gesproken onbelaste uitgekeerde winst. Op dat bedrag wordt een belasting van 5,15 procent geheven.
Het wordt nog complexer. Ook de ouderdom van de uitgekeerde belaste reserves wordt in rekening gebracht. Omdat een belasting nooit retroactief mag gelden, is enkel een fairness tax mogelijk op reserves die na het aanslagjaar 2014 worden uitgekeerd. Om te vermijden dat bedrijven in de toekomst al hun (oude) reserves in rekening brengen om zo de belastbare basis verlagen, voert de regering het principe last in first out in voor de uitbetaling. Reserves die na het aanslagjaar 2014 worden aangelegd, worden geacht het eerst te worden uitbetaald. Er kan dan ook een fairness tax op worden geheven.
Deze regeling heeft een pervers kantje. Een bedrijf kan een opeenstapeling van vennootschapsbelasting en fairness tax vermijden, door geen reserves aan te leggen en zijn winsten onmiddellijk uit te keren. Gemis: “Het lijkt wel of ondernemingen fiscaal worden aangemoedigd om ook in moeilijke tijden geld uit hun vennootschap te halen. Terwijl ze misschien net een buffer zouden moeten aanleggen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier