Exit vrijstellingen

Mea culpa. Hoewel de regering erin slaagde een historisch laag aantal wetsontwerpen in te dienen bij het parlement, is uw dienaar erin geslaagd in dat karige aanbod alsnog zijn weg te verliezen. Het euvel betreft het nieuwe fiscale voordeel voor wie uitgaven doet voor beroepsmatige beveiliging. Het voordeel bestaat erin, dat deze uitgaven ten belope van 120 % als beroepskosten aftrekbaar zijn. De uitgaven die voor deze verhoogde aftrek in aanmerking komen, zijn om te beginnen de kosten van een abonnement op een alarmcentrale. Vervolgens de kosten om bankbiljetten te laten ophalen door een bewakingsonderneming. En ten slotte, de kosten van bewakingsopdrachten uitgevoerd door een bewakingsonderneming in opdracht van een groep van ondernemingen.

Per vergissing werd gemeld, dat deze maatregel te lezen staat in een wetsontwerp dat zopas bij het parlement zou zijn ingediend. Niets is minder waar. De maatregel prijkt in de jongste ‘programmawet’ van 8 juni 2008 en is dus al definitief goedgekeurd door Kamer en Senaat. Maar de conclusie blijft wel overeind: men heeft nog tijd om zich goed over de juiste voorwaarden en modaliteiten van de nieuwe maatregel te informeren. Hij treedt immers pas in werking bij uitgaven die gebeuren vanaf 1 januari van volgend jaar.

Inmiddels is bij de Kamer een nieuw wetsontwerp ingediend dat in een aantal andere fiscale maatregelen voorziet. De meeste zijn bedoeld om aan de fiscale wetgeving hier en daar kleine reparaties aan te brengen. Maar wat de regering onder ‘reparatiewetgeving’ verstaat, kan soms opvallende gevolgen hebben. Neem de fiscale regeling ten aanzien van personeelsleden die bijkomend aangeworven worden ter versterking van het ‘technologisch potentieel’ van de onderneming.

In de loop der jaren voerde de wetgever verschillende fiscale vrijstellingen in voor ondernemingen die bijkomend personeel aanwerven om op specifieke domeinen aan de weg te timmeren. Om te beginnen was er de vrijstelling voor bijkomend ‘wetenschappelijk personeel’. Per bijkomende ‘wetenschappelijke onderzoeker’ had men recht op een fiscale vrijstelling van (nog te indexeren) 10.000 euro. En als het om een ‘hooggekwalificeerde onderzoeker’ ging, werd de vrijstelling verdubbeld.

In het verlengde daarvan voorzag de wetgever ook in een vrijstelling van (nog te indexeren) 10.000 euro, voor ondernemingen die iemand aanwerven voor een betrekking van ‘diensthoofd voor de uitvoer’; of nog voor een betrekking van ‘diensthoofd van de afdeling Integrale Kwaliteitszorg’. Ten slotte werd in een identieke vrijstelling voorzien per bijkomend personeelslid dat wordt aangeworven voor de ‘uitbouw van het technologisch potentieel van de onderneming’.

Fiscale maatregelen hebben de neiging te komen en te gaan, afhankelijk van de accenten die de dienstdoende regering wil leggen. Zo verging het ook de vrijstelling voor bijkomend ‘wetenschappelijk personeel’. De jongste paarse regering zocht haar heil – ter aanmoediging van het wetenschappelijk onderzoek – in een gedeeltelijke vrijstelling van de verplichting tot doorstorting van de bedrijfsvoorheffing. Ondernemingen die wetenschappelijke onderzoekers tewerkstellen moeten de bedrijfsvoorheffing die zij inhouden op het loon van hun wetenschappelijke onderzoekers onder bepaalde voorwaarden niet volledig doorstorten naar de Schatkist. Zij mogen een deel van de ingehouden bedrijfsvoorheffing houden. De loonkosten worden op die manier een heel stuk lichter.

In het kader van deze nieuwe politieke beleidslijn was het niet onlogisch dat de vermelde ‘vrijstelling’ voor bijkomend wetenschappelijk personeel zou sneuvelen. Zij werd met ingang van het lopende aanslagjaar (2008) geschrapt.

Nu luidt het, dat de regering toen ‘vergeten’ was ook de vrijstelling te schrappen voor bijkomend personeel dat tewerkgesteld is voor de ‘uitbouw van het technologisch potentieel van de onderneming’. Van het ontwerp van nieuwe ‘reparatiewet’ wordt daarom gebruik gemaakt om ook die vrijstelling te schrappen. De schrapping geldt met ingang van het aanslagjaar 2009.

Na die schrapping blijven er in deze context nog slechts twee vrijstellingen bestaan: die voor de bijkomende tewerkstelling van een ‘diensthoofd voor de uitvoer’ en die voor de bijkomende tewerkstelling van een diensthoofd van de ‘afdeling Integrale Kwaliteitszorg’.

Goed om weten: in de gevallen waarin de wetgever een gedeeltelijke vrijstelling voorziet van de doorstorting van de bedrijfsvoorheffing ingehouden op het loon van wetenschappelijke onderzoekers, golden tot nu toe uiteenlopende percentages. De jongste programmawet heeft die vrijstelling nu in alle gevallen vastgelegd op 65 %. Dat is het percentage dat voorheen ook al ten aanzien van universiteiten van toepassing was. De nieuwe regeling geldt voor de bezoldigingen die worden betaald of toegekend vanaf 1 juli van dit jaar. (T)

DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content