Na een dag en een nacht onderhandelen hebben de Europese milieuministers woensdagochtend in Brussel een akkoord bereikt om de uitstoot van broeikasgassen in de Europese Unie tegen 2040 met 90 procent (ten opzichte van 1990) terug te dringen. België moest zich onthouden.
“We kunnen nu naar COP30 met een sterke beslissing en we zullen er opnieuw wereldwijd leiderschap tonen”, zo verwees de Deense minister Lars Aagard op de afsluitende vergadering naar de nakende VN-klimaatconferentie in Brazilië. “Tegelijkertijd hebben we de garantie dat de doelstelling geen nadeel voor Europa zal zijn, maar cruciaal voor concurrentiekracht en industriële kracht”.
Het akkoord bevat wel een rist concessies in vergelijking met het voorstel dat de Europese Commissie in juli op tafel legde. Zo mogen de lidstaten vanaf 2036 niet 3, maar 5 procent van de inspanning leveren via de financiering van projecten die de uitstoot verminderen in derde landen. In de periode van 2031 tot 2035 start er ook al een pilootfase voor het gebruik van deze internationale klimaatkredieten.
‘Koolstoftaks’ met een jaar uitgesteld
Opvallend ook is dat de lancering van de handel in uitstootrechten in de transportsector en de gebouwen (ETS2 – ook wel koolstoftaks genoemd) met een jaar wordt uitgesteld tot 2028. Dat maakte strikt genomen geen deel uit van de onderhandelingen, maar een groep lidstaten onder aanvoering van Polen had zich de voorbije maanden steeds ongeruster getoond over de impact op de koopkracht. De Commissie had eerder al flankerende maatregelen beloofd tegen het einde van dit jaar.
“Dit is een sterk compromis, het beste wat we konden bereiken”, besloot Aagard. De minister, die namens het Deense voorzitterschap de onderhandelingen leidde, verzekerde dat de doelstelling nog steeds wetenschappelijk onderbouwd is en in lijn met het Europese engagement in het kader van het klimaatakkoord van Parijs uit 2015, dat ervoor moet zorgen dat de opwarming van de aarde onder 2 graden Celsius blijft en liefst onder 1,5 graden.
Uiteindelijk kon het compromis rekenen op de vereiste meerderheid van 15 van de 27 lidstaten die minstens 65 procent van de Europese bevolking vertegenwoordigen. Volgens Aagard ging het zelfs om 21 lidstaten die bijna 82 procent van de bevolking vertegenwoordigen. Polen, Tsjechië, Hongarije en Slovakije konden ook na de versoepelingen niet instemmen. Net als Bulgarije moest ook België zich onthouden.
2040
Over de doelstelling voor 2040 moeten de lidstaten nog onderhandelingen aanknopen met het Europees Parlement. Het gaat immers over een amendement op de Europese klimaatwet, die het continent verplicht om tegen 2050 klimaatneutraal te worden. Op het traject daarheen was tot dusver enkel een reductie met 55 procent tegen 2030 vastgelegd.
De doelstelling voor 2040 was echter ook richtinggevend voor de VN-conferentie in Brazilië, waar de EU in het kader van het akkoord van Parijs een engagement voor 2035 moet presenteren. Die doelstelling moest echter in consensus gedragen worden, waardoor de ministers zich beperkten tot de al eerder afgesproken vork: een reductie met 66,25 tot 72,5 procent.
De EU is steeds een voortrekker in internationale klimaatonderhandelingen geweest, maar tegen de achtergrond van de geopolitieke instabiliteit en de bezorgdheid over de concurrentiekracht van de Europese industrie is het politieke kompas ook op het oude continent aan het schuiven. Zo komt er tegen het jaareinde ook nog een herziening van de uitfasering van benzine- en dieselauto’s tegen 2035.
Bevoegd Eurocommissaris Wopke Hoekstra hamerde er echter op dat de EU nog steeds een duidelijke koers vaart en veel meer inspanningen levert dan grotere vervuilers als China of de Verenigde Staten. “Misschien met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk is onze doelstelling nog steeds ongeëvenaard. Dit is een sterk mandaat, dat ons toelaat om de anderen te vragen om meer te doen.”