Europa’s fundament
Precies 50 jaar geleden, op 5 juni 1947, ontvouwde George Marshall tijdens een toespraak aan de universiteit van Harvard zijn fameuze Marshallplan. Het voorzag in massale Amerikaanse steun voor het door de oorlog verwoeste Europa en zou op die manier de krijtlijnen uittekenen waarbinnen de Europese Unie én de Europese economische samenwerking zouden ontstaan. Trends reisde naar de Verenigde Staten voor een exclusief gesprek met enkele vrienden en oud-medewerkers van George Marshall. Hoe kijken zij vandaag aan tegen het plan en zijn architect ?
Washington, Leesburg (VS).
De telefoon rinkelt ten huize van George Catlett Marshall in Leesburg, Virginia. Aan de lijn hangt president Harry Truman. “Met de vraag of Marshall, die er op dat ogenblik al een carrière van meer dan veertig jaar in het leger op heeft zitten, meteen minister van Buitenlandse Zaken kan worden,” glimlacht Powell Harrison.
Powell Harrison was een jarenlange buur en goede vriend van Marshall. Hij herinnert zich nog levendig die bewuste dag op 20 januari 1947 : “Marshall wist hoegenaamd niet wat er hem te wachten stond als minister van Buitenlandse Zaken. Maar hij antwoordde meteen : ‘ Yes Sir‘. Wat de president ook vroeg aan Marshall, hij antwoordde altijd met ‘ Yes Sir‘. Na zijn aanstelling reisde Marshall nagenoeg meteen naar Europa. Hij trok tien dagen rond in Duitsland, Frankrijk en Italië en zag er puinhopen, wanhoop en een morrende, hongerige bevolking. Terug in de VS sprak hij met zijn administratie. Hij besloot een plan uit te werken om Europa uit het slop te halen.”
Op 5 juni 1947, tijdens de uitreiking van de Harvard-doctoraten, ontvouwde Marshall zijn voorstel : ” De voorbije maanden is het duidelijk geworden dat de zichtbare vernielingen in Europa waarschijnlijk minder erg zijn dan de ontwrichting van het productieproces. (…) Europa heeft de volgende drie tot vier jaar een grote behoefte aan voedsel en andere basisproducten hoofdzakelijk vanuit de VS. De Europeanen beschikken evenwel niet over voldoende middelen om die goederen te betalen. Europa moet dus substantiële bijkomende hulp krijgen. Zoniet zal het economisch, politiek en sociaal aftakelen.”
Europa kampt met dollartekort
De nodige kapitaalgoederen voor de heropbouw van de infrastructuur en de industrie in Europa waren alleen in de VS in voldoende mate voorhanden. Europa bezat evenwel niet genoeg dollars om die goederen te betalen. De financiering van oorlogswapens en de terugbetaling van leningen hadden de dollarreserves uitgeput. Europa verdiende geen greenbacks omdat er nog geen enkele uitvoercapaciteit bestond en omdat het met de technologisch sterkere VS onmogelijk kon concurreren. Op de koop toe was de winter van 1946-1947 zeer streng geweest. De oogst van het wintergraan was nagenoeg volledig vernield. De schaarse dollars die Europa nog bezat, moesten worden aangewend om graan vanuit de VS te importeren. De Europese heropleving viel volledig stil. Hongersnood dreigde. De werkloosheid nam sterk toe en de bevolking kwam protesterend de straat op.
Marshall bood in zijn toespraak hulp aan : ” Het is logisch dat de VS al het mogelijke doet om een normale economische gezondheid in de wereld na te streven, zonder dewelke er geen politieke stabiliteit en vrede kan zijn. Onze politiek is niet gericht tegen een land of doctrine, maar tegen honger, armoede, wanhoop en chaos.” Met deze houding brak de VS met zijn isolationisme, de zogenaamde Monroe-doctrine. Ambassadeur Arthur Hartman, die op vraag van Marshall in Parijs de uitwerking van het plan begeleidde, legt uit : “De VS had ingezien wat er tijdens de Depressie van de jaren ’30 verkeerd was gelopen : elk land probeerde de problemen op zijn buren af te wentelen via devaluaties en hoge toltarieven. Intussen had de economische theorie ons geleerd dat het veel lucratiever is om klanten op te bouwen in plaats van zich terug te trekken in isolationisme. Velen geloofden dat Amerika nooit het exportniveau van vóór de oorlog zou heroveren als Europa niet opnieuw welvarend werd. En de idee leefde dat iedereen baat zou hebben bij een samenwerking tussen de landen.”
Ook aan de Sovjet-Unie
bood de VS hulp aan. Dat gebaar was een zet om West-Europa uit de klauwen van het communisme te houden en in de Amerikaanse invloedssfeer te verankeren. In het achterhoofd van de initiatiefnemers leefde immers de vrees dat de puinhopen van West-Europa een makkelijke prooi waren voor Stalin. Vooral in Frankrijk en Italië dreigden de binnenlandse communistische partijen de macht over te nemen. Als de Sovjet-Unie werd uitgesloten van hulp, zou het hele plan op ernstige weerstanden kunnen botsen in die landen.
De Sovjet-Unie bedankte echter voor het aanbod zoals de VS gehoopt had. Het vooruitzicht van integratie in de westerse economieën en hulp van het kapitalisme zou een te grote vernedering geweest zijn voor Stalin. Door Europa over de streep te trekken, kon de VS de wind uit de zeilen nemen van de Europese communistische partijen. Ambassadeur Hartman : “Wat zou er gebeurd zijn als de Sovjet-Unie de hulp had aanvaard ? Ik twijfel er sterk aan of het Congres het Marshallplan had goedgekeurd.”
Marshall overtuigt het Congres
Maar ook zonder de Sovjet-Unie bleef het een delicate operatie om de zegen van het Congres te krijgen. Powell Harrison : “Marshall vroeg de Democratische president Truman om het plan in een wet te gieten door het voor te leggen aan het Republikeinse Congres. Truman weigerde : ‘Als ik het geld vraag, krijg ik een njet op het rekwest. Jij moet het vragen. ‘ Marshall vroeg het geld en kreeg de grootste som die het Congres ooit voor wat dan ook had goedgekeurd.” Vanaf die dag spreekt men over het Marshallplan, hoewel het officieel door het leven gaat als het European Recovery Program.
In totaal
stelde het Congres 13,3 miljard dollar ter beschikking van Europa voor de financiering van import uit de VS. Het grootste deel waren giften. De kaart ( Hoeveel kreeg Europa ?) toont hoe de gelden over Europa verdeeld werden. In de eerste fase lag de nadruk op de invoer van landbouwproducten als zaden en meststoffen. Daarna volgde materiaal en knowhow voor de heropbouw van infrastructuur en industrie.
Het resultaat liet niet op zich wachten. Toen de Marshallhulp na vier jaar afliep op 31 december 1951 bedroeg het Europese bruto nationaal product 159 miljard dollar. In 1947 was dat nog 120 miljard dollar. De industriële productie lag 40 % hoger dan in 1938 en de intra-Europese handel deed het 25 % beter dan voor de oorlog. Na vier jaar hulp was Europa opnieuw economisch leefbaar, net zoals Marshall voorspeld had.
Basis voor Europese Unie
Het Marshallplan was meer dan alleen maar materiële en financiële steun. Het trachtte begrippen als samenwerking en vrijhandel te institutionaliseren. Zo nam Marshall in zijn toespraak de volgende idee op : ” Vooraleer de Amerikaanse regering verder gaat met haar inspanningen om Europa er weer bovenop te helpen, moeten de Europese landen een akkoord sluiten over de vraag wat nu precies hun noden zijn en op welke manier ze onze steun zullen aanwenden. Het initiatief moet van Europa komen.”
Generaal Andrew Goodpaster, die de uitvoering van het Marshallplan vanuit Washington begeleidde : “De ochtend na Marshalls toespraak al trommelde de Britse minister van Buitenlandse Zaken, Ernest Bevin, zijn Europese collega’s op. Bevin belde Marshall op met de boodschap dat Europa klaar stond om van wal te steken. Marshall stelde daarop een team samen voor verder overleg. Europa moest zelf overeenkomen wat het nodig had en waarvoor het het geld zou aanwenden. De VS financierde alleen de heropleving die Europa zelf en gezamenlijk moest organiseren. Een aantal landen wou dat de hulp met de VS op een bilaterale basis gebeurde, met het risico dat de landen onderling gingen concurreren om de beschikbare steun. Daar wilde Marshall absoluut niet van weten : de landen moesten onder elkaar uitzoeken wat ze nodig hadden.”
Het overleg
rond het Marshallplan werd geïnstitutionaliseerd in de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking(OEES) die later zou uitgroeien tot de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso). Powell Harrison : “De bedoeling was de samenwerkingsgeest van tijdens de oorlog over te brengen naar het economische domein vooraleer de nationalistische reflexen opnieuw de kop opstaken. Grootste struikelblok was natuurlijk hoe we vooral Frankrijk en Groot-Brittannië konden overtuigen om mee te werken aan de heropbouw van West-Duitsland. Het was onze overtuiging dat Europa nooit uit het slop zou geraken als Duitsland niet bij de samenwerking werd betrokken. Cruciaal in dit proces was een ministeriële conferentie over het Marshallplan in oktober 1949 : de vertegenwoordiger van de pas opgerichte Bondsrepubliek Duitsland verkoos tijdens die vergadering in het Frans te praten, en niet in het Duits. Vanaf die dag werd de West-Duitse delegatie bestempeld als een constructieve partner in de afwikkeling van het Marshallplan. Daar liggen de wortels van de uitbouw van de Frans-Duitse relaties, de belangrijke as waarrond de EU gebouwd is.”
Toch bleef het wantrouwen groot. De Franse minister van Buitenlandse Zaken Robert Schuman besefte dat het samensmelten van de basisindustrieën van Frankrijk en de Bondsrepubliek Duitsland een noodzakelijke voorwaarde was voor vrede en stelde op 9 mei 1950 de oprichting voor van een Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). Zes landen (Frankrijk, BRD, Italië en de Benelux) onderschreven de EGKS. Ambassadeur Hartman : “Wij steunden dat ten volle, en voegden er nog regels ter bescherming van de concurrentie aan toe het equivalent van onze antitrustwetgeving. Die moesten verhinderen dat er grote staalconglomeraten zouden onstaan en ervoor zorgen dat de marktkrachten vrij spel hadden en de prijzen relatief laag bleven. In de EGKS en later de EU zit dus Amerikaanse wetgeving vervlochten. De EGKS ontwikkelde zich later tot de gemeenschappelijke Europese markt. Dat maakte allemaal deel uit van de Marshallplanbenadering. De leiders van de VS en Europa wilden van bij het begin dat de samenwerking zou uitgroeien tot iets structureels.”
In het Marshallplan
zaten nog meer kiemen verweven om van Europa een betalings- en douane-unie te maken. De VS keek er nauwlettend op toe dat de handelsbarrières tussen de Europese landen gesloopt werden tijdens het Marshallplanoverleg van de OEES. Met de noodlottige ervaringen van de jaren ’30 in het achterhoofd had het anders helemaal geen zin te helpen. De Britten, steeds kampioenen geweest van de vrijhandel, zagen liever een vrijhandelszone. Zonder centraal gezag dus en alleen gebaseerd op tariefverlagingen tussen de leden. De VS en Frankrijk zagen liever een douane-unie waarbinnen geen handelstarieven bestaan en een sterker centraal gezag. De Benelux vormde al bijna meteen na de oorlog een douane-unie en vervoegde de EGKS, hoewel de drie landen vreesden dat dit tot een Duits-Franse dominantie zou leiden.
Generaal Goodpaster : “Ook werd de Europese Betalingsunie opgericht. Deze liet toe om transacties tussen landen netto te verrekenen in plaats van dollar voor dollar, zodat met dezelfde hoeveelheid dollarreserves veel meer transacties konden worden afgerond. De VS zorgde voor de dollarreserves zodat de betaling van de handel gegarandeerd was en herleefde. Dit alles leidde bijna vanzelfsprekend tot de gemeenschappelijke markt. Ik twijfel er sterk aan of deze Europese samenwerking zonder Marshallplan van de grond was gekomen. Die samenwerking is voor mij de voornaamste verwezenlijking van het plan.”
Vijftig jaar later
blikken de architecten fier terug op hun Marshallplan. Ambassadeur Hartman : “Het was een zeer creatief initiatief, met tal van nieuwe en revolutionaire ideeën rond vrijhandel en samenwerking die de basis vormden voor vrede en welvaart. We hadden zeer vooruitziende leiders met edele motieven. Een groot verschil, vergeleken met de kortzichtigheid van vandaag in Europa en de VS. Bovenal creëerde het plan hoop en vertrouwen in West-Europa, en dat vertrouwen zou het ontstekingsmechanisme worden voor de heropleving.”
DAAN KILLEMAES
EUROPA IN PUIN (1945) Het herstel raakte in het slop bij gebrek aan dollars.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier