Euro kan België meesleuren in zijn val
De kans is nog klein en de kostprijs zou catastrofaal hoog zijn. Maar als de euro uit elkaar spat, dan moet België een verscheurende keuze maken: willen we een sterke of zwakke munt? Het wordt mogelijk de giftigste splijtzwam tussen Vlaanderen en Wallonië.
De benzinetank van België en die van het europroject zijn zogoed als leeg. Dat beide metertjes tegelijk op nul staan, is geen toeval. Een politieke unie als de Belgische, of een monetaire unie als het eurogebied, kan maar bij elkaar gehouden worden als de sterkere economische regio’s de nodige solidariteit leveren en als de zwakkere regio’s de nodige discipline opbrengen. In zowel Europa als België is deze formule op haar limieten gebotst. Duitsland en andere eurolanden worden het grondig beu om de zuiderse europutten te vullen, terwijl in Vlaanderen de aversie groeit om de Waalse putten te vullen. Maar vooral het besef dat de politieke structuren niet meer volstaan om zowel rijkere als armere regio’s een perspectief te bieden, zowel in België als in Europa, doet de kruik breken.
Vooral het Europese schip is niet wendbaar genoeg om tussen de ijsbergen te laveren. De enige die kort genoeg op de bal kan spelen, is de Europese Centrale Bank (ECB). Door de opkoop van obligaties van zuiderse eurolanden en het ondersteunen van het Europese banksysteem is de ECB in geen tijd veranderd van een onafhankelijke en orthodoxe centrale bank naar een soort van Europees superministerie van Begroting en Financiën. Dat pragmatisme is een must om de euro (en zichzelf) op korte termijn overlevingskansen te geven, maar de weerstand tegen dat beleid neemt toe, uiteraard vooral in Duitsland. Het vertrek van Duitse orthodoxen uit de directie van de ECB, eerst Axel Weber en vorige week Jürgen Stark, legt ook de breuklijn binnen de ECB bloot.
De indruk groeit dat de ECB een zuiders getinte en politiek gecontroleerde instelling wordt, die de geldpersen overuren zal laten draaien om de schuldencrisis in verse euro’s te verdrinken. Een politiek dus van milde inflatie en devaluatie om de Europese economie uit een gevaarlijke deflatoire spiraal te halen, net zoals ook de VS en het Verenigd Koninkrijk voor die strategie hebben gekozen. Het is duidelijk dat wereldwijd een race ontstaat voor een zwakke munt, om orders en jobs te importeren, en de eigen crisis te exporteren. Voor een stuk is dat logisch: landen als Griekenland, Spanje, het VK of de VS kunnen hun buitenlandse schulden maar afbetalen als ze geld verdienen in het buitenland, dus exportoverschotten boeken. Een zwakke munt helpt daarbij.
De monetaire breuklijn door Europa
Duitsland heeft de grootste moeite met dat beleid. Het gaf zijn Duitse mark op en stapte in het europroject in ruil voor de spijkerharde garantie dat de euro een sterke munt zou zijn, gerund door een onafhankelijke centrale bank. Die deal paste natuurlijk ook in een groter geheel. Duitsland gaf zijn monetaire onafhankelijkheid op als tegenprestatie voor de Duitse eenmaking. Finaal is de euro een politiek project, een Europees vredesproject. Die nobele gedachte mag natuurlijk ook wat kosten, al durft niemand dat nog te vertellen aan de kiezers.
In elk geval heeft Duitsland baat bij een sterke euro. Dat geeft hun de nodige koopkracht om grondstoffen relatief goedkoop in te slaan. De rente blijft laag, wat een troef is om de kapitaalintensieve industrie te financieren. En Duitsland kan een sterke munt dragen dankzij een gedisciplineerd sociaaleconomisch beleid (met onder meer loonmatiging) en dankzij een exportmix van kapitaalgoederen waarvoor de groeilanden centen op tafel willen leggen.
De zuiderse eurolanden hebben dan weer baat bij een zwakke euro. Ze kunnen hun schuldenprobleem pas de baas als ze exportoverschotten boeken. Maar dat is alleen mogelijk als ze hun concurrentiekracht herstellen. En dat kan pas door jarenlang in te leveren, of door te devalueren. In het verleden hebben zij hun chronische concurrentieprobleem steeds verzacht met een politiek van seriële devaluaties. De soms harde sociaaleconomische discipline die bij de deelname aan elke muntunie hoort, konden ze niet opbrengen, ook de voorbije jaren niet. Dat Griekenland & co na de toetreding tot de euro toch een kleine tien jaar respijt kregen en boven hun stand konden leven, dankten ze aan de toestroom van goedkoop krediet, mee mogelijk gemaakt door slapende financiële markten die nu moord en brand schreeuwen over de hoge schuldenlast in deze landen.
De monetaire breuklijn door België
De monetaire breuklijn die euroland verdeelt, loopt dwars door België. Het rijkere Vlaanderen heeft, net als Duitsland, meer baat bij een sterke munt, en kan daar ook mee leven. De concurrentiekracht is steviger, en het kan meer discipline opbrengen dan Wallonië of Brussel. Het zuiden van het land kon toch zijn welvaart behouden, eerst in de Belgische muntunie, en later in de Europese muntunie, niet via seriële devaluaties maar via seriële transfers van noord naar zuid, en de impliciete borgstelling van Vlaanderen voor de federale schuld. Wallonië hoefde zijn concurrentieprobleem niet aan te pakken omdat het inkomen toch min of meer verzekerd was. En de Waalse situatie is veel stabieler dan de Griekse, omdat Wallonië niet zoals Griekenland teerde op geleend geld, maar op niet-terugvorderbare solidariteitsbijdrages. Dit type van vanzelfsprekende solidariteit, zonder verbintenissen aan Waalse kant, wordt echter steeds moeilijker om te dragen voor Vlaanderen. Om de eigen toekomst veilig te stellen is een beleid nodig dat op federaal niveau op een veto botst. De nota van formateur Elio Di Rupo (PS) is onvoldoende als borg voor de toekomst, en zou op termijn leiden naar de behoefte van een zwakke munt.
Werd de solidariteit binnen België nog lang als vanzelfsprekend en eeuwigdurend beschouwd, dan is die binnen Europa eigenlijk onbestaande. Griekenland & co kunnen hooguit rekenen op noodfinanciering, en in ruil worden deze landen zowat onder curatele geplaatst. Naar deze Europese maatstaven is de Belgische politieke realiteit ronduit surrealistisch. Beeldt u eens in dat de sterke man in Europa een Griek zou zijn, die meer van hetzelfde op tafel zou leggen om de crisis te bezweren. Hoe zou de reactie in pakweg Duitsland of Finland zijn?
In elk geval, zonder een vorm van gezonde solidariteit en politieke unie kan geen muntunie overleven. De Europese toplui beloven een Europese oplossing, maar het is voorlopig allemaal te weinig en te laat. En niemand gelooft hen nog.
De vraag die zich daarom opdringt, is welke munt België kiest als de euro uit elkaar zou spatten: de sterke of de zwakke variant. Het is de zoveelste splijtzwam, maar misschien wel een van de giftigste voor het voortbestaan van het politieke project België. In de jaren negentig koos België nog voor een beleid van een sterke munt via een koppeling aan de Duitse mark, al ging dat niet altijd zonder slag of stoot. Maar de drive die er toen was om, o ironie, een ticket voor de euro te bemachtigen, dwong uiteindelijk de nodige discipline af. Dat beleid verwaterde na de toetreding. Adviezen om begrotingsoverschotten te boeken werden in de wind geslagen. Tot de crisis toesloeg, en nu een regering van lopende zaken snel tot 7 miljard euro moet vinden om de toorn van de financiële markten op afstand te houden.
Wie stapt eruit: rijk of arm?
Angst is intussen het belangrijkste cement dat de euro bij elkaar houdt. Angst dat een faillissement van Griekenland (dat in oktober een feit kan zijn) overslaat naar andere landen en Europa in een complete schulden- en bankencrisis zou storten. Want Europa heeft niet meer het financiële noch het politieke kapitaal om landen als Spanje of Italië op grote schaal bij te springen. Zelfs Frankrijk zal de grootste moeite krijgen om op een geloofwaardige manier nog eens achter het eigen banksysteem te staan. Een mens kan zich nu eenmaal niet bij het eigen haar uit het moeras trekken. Veel analisten vinden dat het ook voor Duitsland veel goedkoper is om de euro drijvende te houden, dan de boel te laten springen. Duitsland kan dan wel de reserves verzameld hebben om het eigen banksysteem overeind te houden bij een Griekse schuldherschikking, als de hele zuidflank implodeert kan de schade, ook voor Duitsland, niet te overzien zijn.
Zijn scenario’s van faillissementen (of exits uit de euro) van de zwakke landen daarom geen optie, dan is het misschien wel realistischer dat de sterke landen uit de euroclub stappen. De euro blijft dan bestaan, maar als zwakke munt voor de zwakke eurolanden. Daarnaast kan zich dan een sterk blok vormen rond Duitsland. Deze ‘oplossing’ heeft als grote voordeel dat de zuiderse eurolanden naar hartenlust kunnen devalueren en op die manier hun schuldenlast gemakkelijker kunnen aflossen met exportoverschotten en minderwaardige euro’s. Zonder kostprijs is deze uitweg natuurlijk ook niet voor de sterkere eurolanden. De vorderingen (in euro) op de overblijvende eurolanden landen worden, uitgedrukt in de nieuwe munt, minder waard. En aangezien die nieuwe sterke munt fors zal stijgen, dreigt ook de concurrentiepositie een fikse knauw te krijgen. Die muntappreciatie kan een halt toegeroepen worden door kapitaalcontroles in te voeren, maar wat blijft er dan nog over van het Europese project?
En bij welk blok zou België aansluiten? Of gaat elke deelstaat voor zijn eigen keuze? Of misschien blijft België, net zoals de euro, gewoon bestaan, maar trekt alleen Vlaanderen eruit. Het Franstalige landsgedeelte erft dan Brussel, de euro én een chronisch slecht beleid. Het lijkt nog veraf, maar het eindspel is begonnen.
DAAN KILLEMAES
Werd de solidariteit binnen België nog lang als vanzelf-sprekend en eeuwigdurend beschouwd, dan is die binnen Europa eigenlijk onbestaande.
De monetaire breuklijn die euroland verdeelt, loopt dwars door België.
Misschien is het wel realistischer dat de sterke landen uit de euroclub stappen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier