ERGER DAN HIROSHIMA?
In het immer trendsettende Groot-Brittannië maken milieu-activisten er een sport van de proefvelden van biotechbedrijven aan te vallen. De Britten beslisten vorige week zelfs om tegen zulke sabotageacties een speciale politie-eenheid op te richten.
Leek het toenemende protest over het Kanaal enkele maanden geleden nog ver weg, vorige week was een proefveld van Plant Genetic Systems ( PGS) in Aalter het doelwit van Vlaamse tegenstanders van genetisch gewijzigde gewassen (GGG’s). Voor Jo Bury, algemeen directeur van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie ( VIB), het sein om in dialoog te treden. “Het VIB heeft een rol te spelen in dit maatschappelijk debat. Als wetenschappers moeten we de kritische vragen van consumenten en drukkingsgroepen objectief beantwoorden.”
TRENDS. Is een breed maatschappelijk debat over genetisch gewijzigd voedsel zinvol of is het werk voor specialisten?
JO BURY (VIB). Totnogtoe bleef de publieke discussie over genetisch gewijzigd voedsel te veel het terrein van de tegenstanders. We beseffen nu dat je de confrontatie moet aangaan met de milieugroeperingen en landbouworganisaties. Wetenschappers zijn al sedert 1978 bezig met gentechnologie en houden voortdurend de veiligheid in het oog. Ze moeten hun bevindingen vaker in begrijpelijke taal kenbaar maken. De individuele dossiers die bij de overheid ter goedkeuring worden ingediend, blijven in mijn ogen materie voor specialisten. Over de vraag binnen welk kader grootschalige toepassingen kunnen, is discussie op zijn plaats. Hoewel het nulrisico niet bestaat, speelt veiligheid daarbij een sleutelrol.
Vandaag staat biotechnologie voor een spectrum: van transgene planten tot medicijnen. Vreest u niet dat de term biotechnologie intussen is uitgegroeid tot een adjectief met een negatieve connotatie?
Ik verwacht niet dat de negatieve perceptie de technologie uiteindelijk zal stoppen. Al is er wel een cultuurverschil tussen de Verenigde Staten, waar iedereen zich onmiddellijk de vraag stelt wat de mogelijkheden zijn, en Europa, dat zich afvraagt welke risico’s er zijn. Uiteraard moet er een goede regelgeving zijn, maar dat is de rol van de overheid. Wat in België in december 1998 heeft geleid tot een wetgeving ter zake.
Hoe gerechtvaardigd is de angst voor een superonkruid dat zou ontstaan nadat transgene gewassen hun resistentie tegen onkruidverdelgers zouden overdragen?
Het gaat om een reëel risico, maar hetzelfde risico bestaat ook met zaden die zijn bekomen door rasverbetering. De komst van een superonkruid is een scenario waarmee biologen al jaren rekening houden. Daarom moet – zoals bij de goedkeuring van een geneesmiddel – een nieuw gewas een jarenlange procedure doorlopen waarbij de veiligheid voor de volksgezondheid en een risicoanalyse van de impact op het milieu centraal staan. Telkens dient het ministerie van Landbouw, hierin geadviseerd door specialisten, het dossier goed te keuren voor een proefveld met GGG’s mag worden ingezaaid.
Zullen nieuwe monopolies – zoals de activisten beweren – de verscheidenheid van de aangeplante gewassen bedreigen?
De trends in de landbouwsector staan los van de technologie zelf. Ook zonder de GGG’s wordt de diversiteit van aangeplante gewassen kleiner. Het debat moet niet gaan over de marktdominantie die er vandaag al is, maar over de risico’s en de toegevoegde waarde van de technologie. Trouwens, we denken dat de biotechnologie juist mogelijkheden biedt voor kleine technologiegeoriënteerde spelers die nieuwe niches – zoals bijvoorbeeld aardappelen met een lager vetgehalte – veroveren. Voorwaarde is wel dat de reglementering omtrent biotechnologie werkbaar blijft. Als de administratieve verplichtingen te zwaar worden, zullen alleen de multinationals in staat zijn ze te vervullen.
GGG’s zijn volgens voorstanders een oplossing voor het voedselprobleem van de groeiende wereldbevolking. Bovendien zou dankzij gentechnologie de landbouw kunnen met minder sproeistoffen. Tegenstanders beweren dat dit slechts theorie is.
Maïs die te lijden heeft onder de stengelboorder – een insect dat het binnenste van de stengel opeet – behandelen boeren nu met grote hoeveelheden pesticiden die ook voor andere organismen schadelijk zijn. De GGG-variant maakt zelf gifstoffen aan tegen dit insect zodat sproeistof overbodig wordt. Wat herbiciden betreft, werkt de biotechnologie met selectieve resistentie tegen telkens een welbepaalde onkruidverdelger. De milieubeweging dacht dat het hek van de dam zou zijn en dat boeren veel meer zouden sproeien. Zij zien over het hoofd dat boeren hun centen liever houden dan ze zomaar in de lucht te sproeien. Er komen nu stilaan data vrij waaruit blijkt dat in de Verenigde Staten de boeren juist tot 30% minder sproeistoffen gebruiken.
Steeds weer vergelijken de tegenstanders plantengenetica met kernenergie. Is dat terecht?
Dat is een compleet misplaatste vergelijking die biotechnologie op gelijke hoogte zet met de atoombom op Hiroshima. Deze alarmerende communicatie is inhoudelijk oneerlijk. Radioactieve straling is intrinsiek gevaarlijk. De gewassen waarover wij spreken, zijn goedgekeurd en blijken aan het einde van een lang onderzoeksproces veilig te zijn.
Blijft natuurlijk de vraag of deze nieuwe producten nodig zijn en wie er uiteindelijk mee gebaat zal zijn: landen met een voedselprobleem of enkele multinationals die hun marge kunnen vergroten?
Ik denk dat je over elke nieuwigheid kan vragen of ze uiteindelijk echt wel nodig is. Maar de consument moet daarover oordelen. Als de markt niet meewil, zullen de bedrijven hun GGG’s snel terugroepen. En het soort product zal bepalen wie er uiteindelijk mee gebaat zal zijn. De ene keer is dat de eindgebruiker, dan de verwerkende industrie of een andere keer de zaadbedrijven. Neem bijvoorbeeld tomaten. Totnogtoe werden die groen geplukt en rijpten ze onderweg. De biotechnologie laat toe een enzym te blokkeren zodat de vruchten rijp kunnen worden geplukt, wat uiteindelijk een betere smaak oplevert. In dat geval is in de eerste plaats de consument erbij gebaat.
ROELAND BYL
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier