Frank Vander Sijpe
Er is nog plaats voor (een andere) industrie in België
De vakbonden stappen opnieuw op in een nationale manifestatie om te reageren tegen onder meer de bevriezing van de lonen, de wijzigingen aan de index en de herstructureringen in tal van sectoren.
Vandaag stappen de vakbonden opnieuw op in een nationale manifestatie om te reageren tegen onder meer de bevriezing van de lonen, de wijzigingen aan de index en de herstructureringen in tal van sectoren.
De laatste weken bereikten ons allerlei onheilspellende berichten over het sluiten en afbouwen van grote industriële concerns. Vooral de automobielsector (Opel, Ford) en de daaraan gekoppelde staalproducenten (Arcelor Mittal) krijgen het bijzonder moeilijk om het hoofd boven water te houden. Moeten we ons met zijn allen niet eerder de vraag stellen welke de rol zal zijn van de industriële sector in een land als België?
Ten tijde van de eeuwwisseling beleefden onze contreien de industriële revolutie. De productiviteit in de landbouw nam toe en tegelijkertijd steeg de vraag naar werkkrachten in de fabrieken. Landbouwers werden fabrieksarbeiders. Dit is het ogenblik waarop werken en leven van elkaar werd losgekoppeld. Het werk gebeurde immers op vaste plaatsen en binnen bepaalde tijdsvorken die men op vandaag nog altijd “ploegen” pleegt te noemen. Vandaag herhaalt de geschiedenis zich, maar nu neemt de industrie de plaats in van de landbouw. Door schaalvergroting, verregaande automatiseringen en de globalisering wordt de productie van een aantal verbruiksgoederen minder arbeidsintensief en bovendien op een globale schaal georganiseerd. Het gevolg? Zodra de vraag naar bepaalde goederen daalt, zullen managers ‘quick & dirty’ beslissen hoe en waar de grootste besparingen kunnen worden geboekt… Zeker nu ook meer en meer grondstoffen in België moeten worden aangevoerd en mobiliteit een knelpunt vormt, komen vaak historisch gegroeide industriële productieactiviteiten in het gedrang.
Bovendien maakt de loonvorming in België ons niet erg aantrekkelijk voor buitenlandse investeerders. We kennen een loonindexeringssysteem, loonstijgingen zijn gekoppeld aan anciënniteit, etc. … Loon en werkuren zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, en dit vooral bij arbeiders. Steevast draait het in discussies tussen vakbonden en werkgevers in de industrie over gepresteerde uren, premies, loonstijgingen of over één of andere toeslag. Dit terwijl we zouden moeten beseffen dat dit soort onderhandelingen ons steeds verder in de richting van de afgrond drijft… De industriële sectoren die wel nog overeind blijven (zoals de chemie) zijn niet toevallig gekend als de best betalende sectoren in de economie. De industrie is een wereld waar personeelsbeleid vaak nog gebaseerd is op sturing en controle. Iets waar we bijvoorbeeld in de dienstensector steeds meer van afstappen.
Volgens ons is er absoluut nog plaats voor de industrie. Alleen niet meer onder de huidige vorm en enkel als we arbeid op een andere manier gaan organiseren. De industrie van de toekomst zal zich volgens ons afspelen in een gespecialiseerde KMO-omgeving die werkt in een klimaat van multi-product-toepassingen. Hun gemeenschappelijke kenmerken? Verregaande automatisering, een voortdurende zoektocht naar innovatie en heel korte productiecycli. Wendbaarheid (‘agility’) en aanpassingsvermogen zullen bepalend zijn voor het overleven van deze ondernemingen. En daar voor heb je gedreven en geëngageerde medewerkers en leidinggevenden nodig, die zich betrokken voelen met hun product, die zingeving ervaren in wat ze doen en daardoor ook fier zijn op het werk dat ze doen. En waarvoor dus het loon niet als enige motivator telt.
De algemeen maatschappelijke verwachting is dat we met meer aan de slag moeten, en het liefst werken tot aan de wettelijke pensioenleeftijd. Alleen dan kunnen wij onze welvaart en onze stijgende gezondheidskosten het hoofd bieden. Wij zijn ervan overtuigd dat zoiets enkel haalbaar is in een situatie waarin mensen langer ‘kunnen’ en ‘willen’ werken. Dit vraagt van iedereen inspanningen. Iedere werknemer moet er zich van bewust worden dat geen enkele werkgever nog werkzekerheid kan bieden en dat een loopbaan zich zal afspelen over meerdere functies en hoogstwaarschijnlijk ook over meerdere werkgevers, dat er transitieperiodes zullen voorkomen, en dat zelfs een tijdelijke of definitieve overstap naar een bestaan als zelfstandige tot de mogelijkheden behoort. Een leven lang dezelfde job, ook in de industrie, is niet langer haalbaar. We moeten afstappen van de idee dat het leven pas begint na het werk. Werk en leven zijn immers één geheel, en gaan over zoveel meer dan enkel het loonbriefje.
We moeten dus evolueren naar een win-win voor werkgever en werknemer. Jobinhoud, werkplaats en verplaatsingstijd, … zullen veel belangrijker worden. De toekomst is dan ook aan die sectoren en bedrijven die de mogelijkheden en de moed hebben van ‘one fits all’-oplossingen af te stappen en ze te vervangen door een palet aan mogelijkheden op vlak van loonvoorwaarden, werkomstandigheden en werkinhoud. In een krappe arbeidsmarkt zijn dit de troeven in de ‘war for talent’.
Blijven strijden voor de ‘oude’ industrieën via betogingen en nationaliseringen lijkt in deze gewijzigde context een gevecht van Don Quichote… We moeten ons richten op de toekomst en op zoek te gaan naar nieuwe paradigma’s. Het wegwerken van de – vaak kunstmatige – verschillen tussen arbeiders en bedienden zou alvast een eerste stap in de goede richting kunnen zijn. Maar er is veel meer nodig dan dat. Wij moeten de ‘goesting’ om te werken stimuleren, bij alle werknemers, jong én oud. En dat zal inspanningen van alle betrokken partijen vergen, niet in het minst van de werknemer zelf.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier