En waarom niet investeren in de Vlaamse film?
Vlaamse films renderen niet. Om uit de kosten te komen moet ‘Any way the wind blows’ van Tom Barman in de Vlaamse toptien aller tijden eindigen. De overheid subsidieert hier en daar, maar waarom blijven de bedrijven aan de kant staan? Een nieuwe wet maakt investeren in de Belgische film aantrekkelijk.
Er is de jongste maanden weer heel wat commotie in de Vlaamse filmindustrie. Redenen hiervoor: de komst van Vlaanderens eerste filmintendant Luckas Vander Taelen, de oprichting van de promotiecel Flanders Image en de invoering van een belastingregime dat het investeren in de Belgische film fiscaal aantrekkelijk maakt.
Of deze maatregelen ook tot de verhoopte Golden Age van de Vlaamse cinema zullen leiden, moeten we afwachten. Vander Taelen kreeg al een protestbrief van de regisseursbond aangesmeerd, met daarin het verwijt dat hij zijn eigen smaak probeert op te dringen aan het filmwereldje. Bovendien kennen we sowieso weinig andere kunstbranches waarbij er zoveel professionele cynici of grijpgrage opportunisten in de nek van de cineast staan te hijgen, met een venijnige sneer of een slijmerig compliment steevast in de aanslag.
Niet verwonderlijk. Het medium film – dat noodgedwongen tussen kunst en commercie bivakkeert – kost handenvol geld. En dat is in de Vlaamse filmindustrie schaars. Zelfs een no-budgetfilm kost al gauw 200.000 euro, een bedrag dat niet alleen opgaat aan lonen, decors en kostuums, technisch materiaal en het afhuren van laboratoria, maar ook aan het betalen van auteurs- en muziekrechten, het afsluiten van verzekeringen en het financieren van postproductie en promotie. ‘Any way the wind blows’, de film van Deus-voorman Tom Barman, klokte af op 1,64 miljoen euro.
Gulle mecenas
Zonder structurele subsidies valt er niet aan te beginnen. Tenzij een gulle mecenas – zoals Vivant-opperhoofd Roland Duchâtelet presteerde met ‘Hide and seek’ en Jan Bucquoys laatste opus ‘La vie politique des Belges’ – plots op de proppen komt en in een vlaag van cinefilie beslist om regisseurs wat geld toe te stoppen. Zo’n staaltje sciencefiction werd Tom Barman – ondanks zijn rockrenommee – niet gegund. Net als iedereen moest ook hij allereerst aankloppen bij de intussen opgeheven, politiek benoemde en fel gecontesteerde commissie van het Fonds Film in Vlaanderen.
Sinds september vorig jaar is er van het Fonds Film in Vlaanderen echter geen sprake meer. Dat werd met nogal wat bombarie vervangen door het Vlaams Audiovisueel Fonds ( VAF), dat onder de bevoegdheid van de Vlaamse minister van Cultuur valt, maar door sommige insiders wordt beschouwd als de audiovisuele speeltuin van directeur Luckas Vander Taelen. Het VAF beschikt jaarlijks over een budget van 12.500.000 euro. Daarvan gaat zo’n 80 % naar steun voor individuele creaties.
“Ik heb de indruk dat de huidige filmcommissie het schrijfproces strakker in de gaten wil houden,” vertelt Tom Barman over het VAF. “Men denkt aan het inzetten van scriptdoctors. Daardoor wordt je artistieke vrijheid toch wat beknot. Maar ik vind het nog te vroeg om daar al over te oordelen. In de managerswereld krijg je doorgaans toch ook drie jaar om je te bewijzen. En aangezien Vander Taelen de commissie als manager wil leiden, moeten we hem die tijd ook gunnen.”
Een nobele intentie, ook al verraadt Barman met zijn scepsis tegenover scripteditors enig gebrek aan ervaring. Overal ter wereld worden deze lieden ingezet als het geheime wapen van regisseurs en scenaristen, naar analogie van het literaire wereldje, waar een auteur vrijwel altijd met een editor moet samenwerken om structurele problemen te voorkomen. Helaas vreest een aantal kenners dat Vander Taelen – die dit systeem per se wil invoeren – niet over deze ervaren filmeditors beschikt. Goede scripteditors – waar de Vlaamse film beslist nood aan heeft – zijn ook niet goedkoop.
Nieuw belastingstelsel in België
Producent Corridor – die eerder films realiseerde als ‘Verboden te zuchten’ en ‘Bruxelles mon amour’ – begeleidde het project van Barman van bij de allereerste versie van het scenario, maakte de begroting op, zocht bij overheden en privé-investeerders het nodige geld, stelde de dertigkoppige crew samen en sloot de deals af met de verschillende toeleveringsbedrijven.
“Dat laatste moet je niet onderschatten,” vertelt Alex Stockman van Corridor. “Tijdens een tournage zwel je als kleine productiefirma aan tot een heuse KMO met dertig tot vijftig werknemers. Het komt erop aan de juiste mensen uit te pikken als productie- en opnameleider. Tenminste, als je het hele proces goed onder controle wil houden.”
Een blik op het door Corridor uitgestippelde financieringsplan van ‘Any way the wind blows’ leert dat de Vlaamse Gemeenschap de voornaamste partner is. Zij investeerde via het opgedoekte Fonds Film in Vlaanderen 620.000 euro aan productiepremies. Daarbovenop kwam 75.000 euro van de VRT en 67.000 euro van Canal+ Vlaanderen, die met dit geld ook meteen de exclusieve uitzendrechten van de film voor Vlaanderen verwierven. De Franstalige Gemeenschap kwam over de brug met een productiepremie van bijna 150.000 euro en zo’n 730.000 euro werd binnengerijfd via privé-investeerders, de investering van producent Corridor en participaties van de lonen van regisseur en producent.
Zonder subsidies is er geen Vlaamse film. Bedrijven halen immers nog steeds hun mercantiele neus op voor het investeren in film, een medium dat op het Belgische microniveau geen enkele garantie biedt op het recupereren van investeringen, laat staan op het behalen van enige winst. Om de sceptische privé-sector over de streep te trekken werd daarom onlangs – naar analogie van Nederland – een speciaal belastingregime ingevoerd. Niet dat dit systeem boven de Moerdijk de verhoopte resultaten opleverde. Integendeel. Het nieuwe belastingstelsel mondde uit in een overdosis commerciële prutsprenten, en vooral in een vrolijk uit de bocht vliegende witwascarrousel.
Wat er ook van zij, de nieuwe Belgische wetgeving zou het investeren in Europese filmproducties voor bedrijven in België voortaan fiscaal aantrekkelijker maken. Bovendien zouden ze kunnen genieten van een deel van de opbrengsten uit de exploitatie van de film. In ruil voor deze fiscale stimulans van de federale overheid, moet de producent wel een aanzienlijk gedeelte van het productiebudget in België uitgeven, zodat de maatregel uiteindelijk de Belgische filmindu- strie ten goede komt. Benieuwd of we van de Hollandse taferelen gespaard zullen blijven.
Artistieke vrijheid versus commercie
In Hollywood hoeft men zich over dergelijke trivia alvast weinig zorgen te maken. Tenslotte zijn sommige kassuccessen die uit de Tinseltown-fabriek komen gerold weinig meer dan uitgesponnen en aan een spannend verhaaltje opgehangen reclamefilmpjes, waarbij al dan niet subtiel wordt ingezoomd op horloges van Tissot, affiches van Armani of de glimmende Jaguar van een of andere telegenieke hoofdrolspeler. Product placement van het zuiverste water.
“Er waren wel bedrijven geïnteresseerd om het project in natura te steunen,” zegt Alex Stockman over de beperkte sponsoring van ‘Any way the wind blows’. “Maar wij wilden of konden geen garanties bieden dat hun merknaam ook effectief in beeld zou komen, waarop de meeste interesse natuurlijk taande. Tenslotte wilden we Barman maximale artistieke vrijheid verlenen. We zijn dan ook niet bezig met het inblikken van promotiespots.”
Over promotie gesproken. Om de film internationaal aan de man te brengen, organiseerde Corridor een aantal privé-screenings in Parijs. Dat leidde tot een deal met verkoopagent Films Distribution, dat de film te koop aanbood op de Marché, het economische hart van het filmfestival van Cannes. Op de Marché worden dagelijks tientallen internationale filmcontracten afgesloten. Helaas prijkte onder geen van alle de handtekening van Corridor. ‘Any way the wind blows’ zorgde in Cannes immers voor weinig animo, tegen alle verwachtingen in.
“Dat was wel even slikken,” geeft Barman toe. “De pers had ons het hoofd op hol gebracht en meende zeker te weten dat we voor Cannes zouden worden geselecteerd.” Het liep even anders uit. Toch maakt Barman zich vooralsnog weinig zorgen. “We beschikken over een goede internationale verkoopagent, en met een beetje geluk worden we wel geselecteerd voor de festivals van Locarno, Venetië, Toronto of San Sebastián, waar toch ook prestige van uitgaat. Voor een release in het buitenland is het bovendien meestal zo dat men eerst de Belgische reacties afwacht. Zijn die bevredigend, dan komt het buitenland sneller bij je aankloppen.”
400.000 tickets
Sinds vorige week loopt ‘Any way the wind blows’ ook in de Belgische bioscopen. Daarvoor heb je eerst een distributeur nodig, die van de producent het recht koopt om gedurende een bepaalde periode en in een bepaald gebied de film te verdelen. De distributeur maakt vervolgens kopieën van de film en verhuurt die aan de bioscopen. Wie uiteindelijk wat krijgt van een bioscoopticket valt helaas nauwelijks te achterhalen. Meestal variëren distributiecontracten van film tot film en van week tot week. En hoe langer een film in de zalen loopt, hoe groter het deel van de bios- coopuitbater wordt.
Hoeveel distributeur Cinéart – een van Belgiës grootste onafhankelijke verdelers – uiteindelijk aan producent Corridor betaalde om ‘Any way the wind blows’ in België te verdelen, kunnen we u dan ook niet vertellen. Wat we wel weten, is dat wanneer u een bios- coopticket voor Barmans swingende debuutfilm koopt, daarvan zo’n 40 % naar de distributeur gaat. Die inkomsten worden ongelijkmatig verdeeld onder Corridor en Cinéart. “Gesteld dat we de film niet in het buitenland kunnen verkopen,” legt Kaat Camerlynck van Corridor uit, “dan moeten we minstens 400.000 tickets verkopen voor we ook maar 1 euro winst maken. Wat media-aandacht betreft hoor je ons niet klagen, maar zo’n resultaat is voor een onafhankelijke film weinig waarschijnlijk.”
‘Any way the wind blows’ zou zich dus in de Vlaamse toptien aller tijden moeten nestelen. Die rangschikking wordt nog steeds aangevoerd door de Stijn Coninx-prenten Daens (848.000 tickets), Hector (933.000) en Koko Flanel (1.082.000).
Hoewel zulke resultaten allicht buiten het bereik van Barman en de zijnen liggen, hoeft Corridor niet te panikeren. Tenslotte kan ‘Any way the wind blows’ bogen op een solide promotiemachine die heus niet alleen wordt aangedreven door het sterrendom van Tom Barman. Zo wordt de film uitgebracht op veertien kopieën – wat veel is voor een Belgische film – en investeerden Corridor en Cinéart ruim 100.000 euro in de lanceringscampagne van de film. Het promotiebudget werd opgesoupeerd door tram- en buscampagnes, persclichés, merchandising en een fototentoonstelling die samen met Fnac werd georganiseerd. Volgens verdeler Cinéart – die eerder al Vlaamse hits als ‘Pauline en Paulette’ in de zalen bracht – moeten er dan ook minimaal 50.000 tickets de deur uit voor die kosten eruit zijn.
Moet kunnen, dunkt ons. Wij konden ‘Any way the wind blows’ al meepikken in avant-première. En het moet gezegd: met deze debuutfilm levert Barman – die eerder al videoclips inblikte – het bewijs een aardig stukje te kunnen filmen. ‘Any way the wind blows’ – een energieke mozaïekvertelling rond tien verschillende personages die elkaar al dan niet toevallig tegen het lijf lopen – is een zomerse feel-good-film bij uitstek, een tikkeltje licht qua inhoud misschien, maar avontuurlijk in de mise-en-scène, aandoenlijk vertolkt en gelardeerd met een schitterende soundtrack.
Maar u mag ons natuurlijk niet op ons woord geloven. Ga zelf kijken en help de Belgische filmindustrie een handje.
“Er waren wel bedrijven geïnteresseerd om ‘Any way the wind blows’ in natura te steunen, maar wij konden niet garanderen dat hun merknaam in beeld zou komen.”
“Tijdens een tournage zwel je als kleine productiefirma aan tot een heuse KMO met dertig tot vijftig werknemers.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier