Eigenzinnig elegant
Ferrari viert straks zijn vijftigste verjaardag en dat geeft aanleiding tot diverse evenementen waaronder een World Tour en de productie van de F50, een potente twaalfcilinder, een racer voor de weg, geheel in de lijn van het merk.
TEKST : PIERRE DARGE / FOTO’S : DAVID NOELS & JP MEERT
Geen automerk ter wereld spreekt meer tot de verbeelding dan Ferrari en daar zijn drie goede redenen voor : de verpletterende persoonlijkheid van Enzo Ferrari zelf, de sportieve successen van zijn racewagens en de onweerstaanbare lijnen van de productiewagens, meestal van de hand van die andere grootmeester, Pininfarina.
Enzo Ferrari
die op 18 februari 1898 in Noord-Italië geboren werd, kende niet zo’n gelukkige jeugd. Zijn vader, die een metaalbewerkingsbedrijf runde, stierf tijdens de Eerste Wereldoorlog aan een pneumonie en zijn broer ging kort daarop ook al aan een infectieziekte ten onder. De jonge Enzo die op school weinig enthousiasme had vertoond voor schoolse kennis, bleek wel een kraan in techniek, was sinds zijn tiende verslingerd aan autoraces en had al op zijn dertiende met de auto van zijn vader leren rijden. Tijdens de oorlog in het leger voorzag hij de pakezels van hoefijzers, daarna kon hij aan de slag bij CMN, een kleine autoconstructeur. Daar bleek hij naast een vakman ook een uitstekend racer. Toen hij in 1920 door Alfa Romeo als fabrieksrijder werd ingehuurd, finishte hij meteen tweede in de Siciliaanse Targa Florio. Tien jaar lang racete hij voor het Milanese merk, tot hij in 1929 verantwoordelijk werd voor hun racing team dat een min of meer onafhankelijke koers reed : de Scuderia Ferrari waarvan het steigerende paardje al snel een begrip werd, stond vanaf dat moment voor onafhankelijkheid, maar ook voor eigenzinnigheid. Enzo Ferrari huldigde het principe dat kwaliteit geen inspraak duldde. Hij kwam vaak in aanvaring met zijn ingenieurs die hij eerder de laan uitstuurde dan zelf een eigen fout toe te geven. Veel tijd om daar bij stil te staan was er overigens niet, de scuderia stapelde immers de successen op, tot Alfa Romeo zich in 1938 uit de racerij terugtrok.
Ferrari bleef nog wel vijf jaar in dienst van het merk als goedbetaalde bediende, maar zette uiteindelijk een eigen fabriek op waar hij gereedschap en kleine vliegtuigmotoren bouwde. Hij nam rustig de tijd om na te denken over de ultieme sportwagen die hij onder zijn eigen naam wilde bouwen.
Op 11 mei 1947
kwam de eerste Ferrari met die naam, de tipo 125, aan de start van een race in Piacenza, maar viel uit met een technisch mankement toen hij aan de leiding reed. Twee weken later won Franco Cortese met diezelfde Ferrari de Grote Prijs van Rome, de eerste van een lange reeks successen. Het was alsof het leven van de 49-jarige Ferrari nu pas echt begon. Tot zijn dood in 1988, wandelde de eigenzinnige Italiaan met zijn wagens van de ene overwinning naar de andere, zowel in de formule 1, in de uithoudingsraces als bij wedstrijden voor productiewagens, en monteerde de techniek uit de racerij op de wagens die hij in kleine series bouwde.
Niet dat die serieproductie zijn eerste zorg was, hij zag die veeleer als een middel om zijn passie voor de racerij te betalen. De eigenzinnigheid die hij bij de bouw van zijn racewagens tentoon spreidde wordt tot vandaag de dag weerspiegeld in het feit dat Ferrari de enige deelnemer aan het formule 1 wereldkampioenschap is die nog alles zelf maakt : zijn chassis, zijn motor, zijn versnellingsbak. Terwijl de tegenstand her en der onderdelen koopt en die rond een eigen chassis assembleert.
Ferrari’s wagens
waren zelden revolutionair, grote innovaties kwamen meestal van anderen. Maar zijn passie voor vakmanschap leidde tot schitterende motoren en onweerstaanbaar mooie auto’s met als absolute hoogtepunt de 250 GTO uit 1962 waarvan slechts 36 exemplaren werden gebouwd. De jaren ’60 waren ook een uitzonderlijk moment in de racegeschiedenis : wagens die de 24 uren van Le Mans reden, waren nog echte, bruikbare en vooral verblindend mooie auto’s, comfortabel genoeg om er een weekend later gewoon mee op de Ardense wegen te worden gezien. En de aërodynamica leek in die dagen meer een oefening om de allerhoogste elegantie te bereiken. Giotto Bizzarrini, die zich later aan een eigen wagen zou wagen, zorgde voor het design en de bouw van de 250 GTO (voor Gran Touring Omologato). De wagen woog slechts 880 kilogram en werd aangedreven door een 3 liter V12-motor, een lay-out die de hele geschiedenis van Ferrari beheerst heeft, en waarmee de beroemdste modellen nog altijd zijn uitgerust. Met 280 pk op de achterwielen, haalde de 250 GTO in Le Mans een topsnelheid van pakweg 300 kilometer per uur. Maar ook diegenen voor wie snelheid helemaal niets betekende, konden niet voorbij aan de tijdloze elegantie. Lang voor speculanten de wereld van de oude automobiel binnenrolden, wist de echte autoliefhebber reeds dat de 250 GTO het mooiste en het zuiverste was dat in de autowereld tot stand was gebracht. Een half dozijn jaar geleden, toen jonge blitse snaken geld zat leken te bezitten, werd voor een 250 GTO nog zo’n 400 miljoen frank geboden. Nu die gekte weer voorbij is, moet men nog op altijd 150 à 180 miljoen frank rekenen.
Wie niet
van auto’s houdt en niet weet wat passie is, schudt nu meewarig het hoofd om zoveel geld voor één begerenswaardig object. Passie verjaagt nu eenmaal de redelijkheid. Maar het is toch wel mooi dat men op gezette tijden nog heren vindt die hun allerkostbaarste 250 GTO gewoon op zondag meenemen naar een circuit en daar aan historische races deelnemen. Omdat ze vinden dat hun Ferrari nu eenmaal hoort te rijden, niet opgepoetst en roerloos in musea mag blijven staan. En fanatici lijken alles over te hebben voor een levende Ferrari. Pink Floyd-drummer Nick Mason is zo’n fanaat die een veertigtal waardevolle auto’s bezit waaronder zeven Ferrari’s, met daartussen één 250 GTO en een 312T3, een formule 1-racer waarmee de legendarische Gilles Villeneuve ooit om Grand Prix-overwinningen vocht. Maar Mason, inmiddels zelf de vijftig voorbij, is ook nog gek genoeg om te racen en zette vijf keer aan in de 24 uren van Le Mans. We kennen andere fanatici, veel dichter bij huis, die hun naam niet in de krant willen, en in tegenstelling tot wat het grote publiek vermoedt, hoeven dat niet altijd mensen te zijn met massa’s geld op de rekening. Passie volstaat, genoeg geld is een kwestie van geduld.
“Onze klanten zijn nagenoeg altijd autoliefhebbers én gek op Ferrari”, zegt Olivier Counen, van garage Francorchamps, invoerder van Ferrari. “Vaak gaat het om industriëlen, mensen die gewoon zijn om vooruit te komen en de risico’s niet schuwen. Heren die een half leven lang een jongensdroom gekoesterd hebben en daar nu eindelijk de centen voor hebben. Een andere groep komt uit families die altijd Ferrari’s in bezit hebben gehad, als het ware van vader op zoon. Maar fanatiek genoeg zijn om er vaak en veel mee te rijden. Het grootste deel van ons cliënteel legt 12 à 15.000 kilometer per jaar af met hun Ferrari. Een kwart ervan gebruikt ‘m gewoon elke dag. Vergeet ook niet dat er zo’n 1500 Ferrari’s in dit land rijden. Eén van onze klanten koopt er zelfs elk jaar een nieuwe, en doet dat sinds dertig jaar. Sommige bezitters hebben een klein atelier, een fractie van de bezitters vereert de Ferrari louter als object, rijdt er nagenoeg nooit mee. Voor hen is het kijken en het poetsen genoeg.”
De productie
bedroeg vorig jaar 3350 wagens, een stijging van 18 % in vergelijking met 1995. In eigen land worden er jaarlijks zo’n honderd verkocht, dat is 1 op 100.000 inwoners, zowat het hoogste gemiddelde ter wereld. Daarnaast bestaat er ook een bloeiende occasiemarkt die door Garage Francorchamps zeer wordt verzorgd. Een erg degelijke Ferrari die vier tot vijf jaar oud is, hoeft niet meer dan anderhalf tot 2,5 miljoen frank te kosten en komt eraan met één jaar garantie op stukken en uurloon. Het onderhoud van een moderne Ferrari is overigens opvallend betaalbaar en de tijden dat de Italiaan na elke snelle rit naar het atelier moest, zijn lang verleden tijd. “Die reputatie stamt uit de tijd van de carburatoren, die zes dubbele Webers die om de haverklap moesten worden afgesteld” herinnert Counen zich.
Om de degelijkheid van zijn wagens te onderstrepen, kwam Ferrari een paar maanden geleden op een lumineus idee : een serie F 355 zou uit New York vertrekken en vandaar uit een rit om de wereld maken. Onderweg zouden journalisten elkaar achter het stuur aflossen. Voor ons land viel de eer aan Etienne Visart, hoofdredacteur van Le Moniteur de l’automobile die het Franstalig landsgedeelte verkende terwijl we zelf een parcours doorheen het Vlaamse land mochten bedenken en rijden. We kozen voor een bezoek aan Antwerpen, aan het kasteel van Ooidonk en aan Brugge als hoogtepunten. De F 355 is tegelijkertijd de meest betaalbare en de meest discrete Ferrari. Nadat Niki Lauda ons een paar jaar geleden hoogstpersoonlijk op het testcircuit van Fiorano had rondgereden, betekende de World Tour een hernieuwde kennismaking die eigenlijk in twee ervaringen uiteenviel. Enerzijds ontkomt men achter het stuur niet aan het indrukwekkende potentieel van de 355 waarvan de centraal achterin gemonteerde 3,5 liter V8-motor moeiteloos de 375 pk op de achterwielen overzet, en daarmee het wereldrecord specifiek vermogen van 109 pk/liter omver haalt. Anderzijds is er dankzij het indrukwekkende koppel het verbazend gebruiksgemak in de stad, en dat voor een wagen die toch een top van 295 km/uur kan halen. Naast de F 355 die 4,65 miljoen frank kost, heeft de klant nog de keuze uit drie andere modellen : de 456 GT, een klassieke Gran Turismo met voorin een V12-motor en een 2+2 lay-out. Klanten die elegantie, ruimte en vermogen zoeken, krijgen voor 7,86 miljoen frank zo’n 442 pk ter beschikking. De F50 die slechts op 349 exemplaren zal worden gebouwd en het best als een formule 1 voor de weg kan worden omschreven, wordt aangedreven door V12 van 4,7 liter en vijf kleppen per cilinder die voor 520 pk zorgt. De 550 Maranello, het meest recente model, is uitgerust met een V12 die 485 pk levert en 7,07 miljoen kost. Voor ons land kiest ongeveer 60 % van de kopers voor een Ferrari met een V8, de rest voor de V12-modellen.
Het meest recente model, de 550 Maranello.
Noblesse oblige. Pierre Darge werd als enige Vlaamse deelnemer geselecteerd voor de World Tour en stippelde voor de F 355 een parcours uit dat ondermeer langs het kasteel van Ooidonk leidde.
Van links naar rechts : de 250 GTO ; de 550 ; de 456 ; de Ferrari F310B van Michael Schumacher.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier