Eerlijk is heerlijk
Enige tijd geleden werd in de media met verontwaardiging meegedeeld dat bedrijfsleiders van vennootschappen een middel hadden gevonden om te ontsnappen aan belasting. Het ging over de belasting die verschuldigd is als een onderneming aan een werknemer of een bedrijfsleider een firmawagen ter beschikking stelt. De fiscale wet is daarover duidelijk: wie een bedrijfswagen gebruikt voor persoonlijke doeleinden, krijgt van zijn werkgever of vennootschap een voordeel. Dat voordeel vormt een aanvulling van zijn loon of op zijn prestatievergoeding, en is daarom belastbaar. Sinds begin 2012 wordt het belastbare voordeel gewaardeerd aan de hand van twee parameters: de cataloguswaarde van het voertuig en de CO2-uitstoot.
De invoering van die nieuwe berekeningswijze leidde ertoe dat veel bedrijfsleiders en werknemers die een dure firmawagen hebben en die ook voor persoonlijke verplaatsingen gebruiken, werden geconfronteerd met een fors hoger belastbaar voordeel. Dat zette sommigen ertoe aan volledig te stoppen met het gebruik van de firmawagen. Ze rijden sindsdien met hun eigen auto; als ze daarmee verplaatsingen doen op vraag en in opdracht van hun werkgever of hun vennootschap, ontvangen ze voor die kilometers een belastingvrije vergoeding. Dat is fiscaal volkomen correct.
Anderen blijven gebruikmaken van een dure firmawagen — bijvoorbeeld een Porsche, een Mercedes 500 of een BMW 740 — maar ze doen er enkel beroepsverplaatsingen mee. De vraag rijst dan of de plaatselijke belastingdienst dat aanvaardt. De algemene regel luidt dat de fiscale administratie de bewijslast van het privégebruik draagt. Toch bestaat de vrees dat de controleambtenaar enig privégebruik vermoedt en bijgevolg een voordeel zal belasten. Om mogelijke discussies daarover te vermijden, is een aantal bedrijfsleiders met zijn vraag naar de Dienst voor Voorafgaande Beslissingen (of de Rulingdienst) getrokken. Die is bevoegd om te beslissen welke fiscale gevolgen moeten worden verbonden aan een bepaald plan of project van een belastingplichtige. De beslissing van de dienst is bindend voor alle fiscale ambtenaren.
De voorbije maanden heeft de Dienst van Voorafgaande Beslissingen enkele beslissingen genomen waarin ze stelt dat er in hoofde van de bedrijfsleider geen voordeel van alle aard meer te belasten is, als die “heeft verklaard” dat hij voor privéverplaatsingen geen gebruik meer maakt van het voertuig dat is ingeschreven op naam van de vennootschap. In de meeste gevallen staat in de beslissing ook te lezen dat de bedrijfsleider eveneens “heeft verklaard” dat hij voor de privéverplaatsingen gebruikmaakt van een eigen voertuig.
In de media is weleens de indruk gewekt dat bedrijfsleiders door die beslissingen van de Rulingdienst zomaar ontsnappen aan een normaal verschuldigde belasting. Enige nuancering is daarbij nodig. De Rulingdienst verbindt aan zijn beslissing telkens de voorwaarde dat de bedrijfsleider zich aan zijn belofte houdt om de wagen niet meer voor privédoeleinden te gebruiken. In zijn laatste beslissingen koppelt de dienst bovendien de niet-belastbaarheid van het voordeel aan het bijhouden van een rittenadministratie. Worden die voorwaarden niet nageleefd, dan zal de fiscus het voordeel wel normaal belasten. De verklaringen voor de Rulingcommissie kunnen heerlijke fiscale gevolgen hebben, maar ze zijn niet vrijblijvend. Ze moeten ook eerlijk worden nageleefd.
Luc Maes is voorzitter van de Fiscale Hogeschool en hoofdredacteur ad interim van Fiscoloog.
LUC MAES
De verklaringen voor de Rulingcommissie kunnen heerlijke fiscale gevolgen hebben, maar ze moeten ook eerlijk worden nageleefd.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier