ÉÉN WEEK HOOGSPANNING
BEHEERST CRISISMANAGEMENT.
Vóórdat de Indonesische hoofdstad ten prooi viel aan een volksorgie, schreef de vorige Australische eerste minister Paul Keating in The Jakarta Post: “Welke weg Indonesië straks opgaat, weet ik niet. Eén advies kan ik u wel meegeven: schuif persartikelen of televisiereportages die a year of living dangerously opvoeren ( nvdr – verwijzend naar de film over het bloedige einde van het Soekarno-regime in 1965-’66, toen een half miljoen doden vielen) gerust opzij. Indonesië is geëvolueerd van een plattelandseconomie naar een industriële natie, van dorpsgemeenschap tot verstedelijkte samenleving, van analfabetisme tot wijdverspreide scholing. Er heeft zich een middenklasse ontwikkeld. Er zijn genoeg ingebouwde mechanismen en garanties voor een gecontroleerde uitweg uit de crisis.”
Drie decennia verdeel en heers-politiek van president Soeharto overstijgend, getuigden de topspelers in dit drama van een opmerkelijke zelfbeheersing: studenten, intellectuelen, invloedrijke moslimleiders, oud-ministers, het leger en de pers. Het verantwoordelijkheidsbesef was groot. Soeharto wilde geen machtsvacuüm. Meer anarchie en chaos zouden catastrofaal zijn. “Formeel kon de president niet zomaar aftreden. De topverantwoordelijken wilden de constitutionele regels naleven. Teneinde het ergste te voorkomen. De overgang diende vreedzaam te gebeuren. En op juridische gronden,” zegt de Nederlandse advocaat Theodoor Bakker van Loeff, Claeys, Verbeke.
De Indonesische Chinezen vormen 3% van de bevolking, maar bezitten 85% van de rijkdom. Bij gebrek aan democratische uitlaatkleppen dienden zij als bliksemafleider voor een gefrustreerde meerderheid. Milik pribumi moslem, “behorend aan moslim-niet-Chinezen”, verscheen tijdens de rellen op de gevels van de meeste huizen. Zelfs op een McDonald’s. De islam, tot nu verre van fundamentalistisch gekleurd, zal in de seculiere staat Indonesië veld winnen. Moslimleiders dringen aan op economische herverdeling en een politiek van bevordering van de meerderheid (naar het voorbeeld van Maleisië).
De gerespecteerde Far Eastern Economic Review uit Hongkong, sneert in een commentaar naar “vrijblijvende platitudes in de westerse media. In plaats van met Tiannanmen aan te draven, was een vergelijking met de rellen in Los Angeles enkele jaren geleden meer aangewezen. Soeharto was een dictator, zeker, maar niet zomaar een dictator.” Steven Radelet van het Harvard Institute for International Development treedt dat standpunt bij. Hij wijst naar drie decennia van gemiddeld 6 à 7% economische groei: een per capita-inkomen van 60 VS-dollar in 1966 dat klom tot 1200 dollar, het aantal armen dat daalde van 60% tot 8%, ontwikkeling van onderwijs, gezondheidszorg, bevolkingsplannning en voedselvoorziening.
Met een “groei” van mogelijks min 15% en 100% inflatie, zullen de Indonesiërs ook zonder Soeharto het IMF-medicijn moeten slikken. Het kabinet van president Habibie is fragiel, maar boezemt investeerders vertrouwen in. “Pas als Habibie de geldstromen kan keren, erin slaagt het vertrouwen terug te winnen van de Chinese zakenlui en van de buitenlandse investeerders, zal Indonesië met zijn toch wel gezonde economische fundamentals weer opveren. Met een kleinere, maar meer authentieke economie,” zegt Erik Versavel van BBL-Jakarta.
De sociale kostprijs is wel enorm hoog. De Amerikaanse economist Steven Tabor ziet het aantal armen, dat – in één generatie – verminderd was tot 18 miljoen in 1996, ten gevolge van de economische crisis tegen eind dit jaar oplopen tot 40 miljoen. Analisten wijzen op psychologische en economische blunders van het IMF. De IMF-lui waren bij de eersten om de benen te nemen naar Singapore toen de hel losbarstte. Ze zaten nochtans veilig in hun sjieke schuiloord The Dharmawangsa, onderdeel van de exclusieve luxe Rosewood-hotelketen (met kamers tussen 500 tot 5000 dollar per nacht) – ver van de realiteit in brandend Jakarta.
Erik Bruyland
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier