Een man van principes
Tony Vandeputte geeft op 14 juni de fakkel door aan Rudi Thomaes. Veertien jaar lang was hij gedelegeerd bestuurder van werkgeversfederatie VBO. Ziekte dwingt hem tot aftreden. Een portret van Tony Vandeputte – door hemzelf en mede- en tegenspelers – blijkt meteen ook een kroniek van de recente sociaal-economische geschiedenis.
In 1980, 34 jaar oud, startte Tony Vandeputte op het economische departement van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO). De toenmalige gedelegeerd bestuurder van het VBO, Raymond Pulinckx, had de zoon van ex-gouverneur Robert Vandeputte weggehaald bij de studiedienst van de CVP. Tony Vandeputte: “Eén jaar later al zei Pulinckx me: ‘Meneer Vandeputte – we spraken elkaar altijd met meneer aan – ik zie niemand in het VBO die mij kan opvolgen, behalve u.”
Negen jaar later was het zover. In 1990 werd Tony Vandeputte de opvolger van Pulinckx in een triumviraat met Guy Keutgen en Wilfried Beirnaert. Dat liep niet helemaal van een leien dakje. Zowel intern als extern (bij sommige federaties) werden er vragen gesteld. “De sociale medewerkers hoopten op Beirnaert, maar die wilde niet. Tony was in het begin wat krampachtig,” zegt Paul Soete, gedelegeerd bestuurder van Agoria.
“In zijn startperiode heeft hij het erg moeilijk gehad,” weet Kris Peeters, gedelegeerd bestuurder van Unizo. “Het VBO had de regionalisering gemist, het was een vermolmde organisatie die in zak en as zat. Tony moest weer dynamiek brengen en heeft in de loop der jaren heel wat nieuwe mensen binnengebracht, zoals Pieter Timmermans en Baudouin Velge. Vandaag staat het VBO er weer.” Dat bevestigt ook Mia De Vits, ex-voorzitster van het ABVV. “Het VBO was zijn rol wat aan het kwijtspelen aan het VEV. Tony Vandeputte heeft het VBO weer een inhoudelijk gezicht gegeven.”
“Toen wij in 1990 aan de leiding van het VBO kwamen, was er iets te veel administratief personeel en was het kaderpersoneel niet voldoende kwalitatief,” vindt Guy Keutgen, vandaag professor aan de UCL. “We hebben bij elke vervanging gezocht naar een hoger niveau.”
De slechte (voor de vakbonden)
Een kernactiviteit van het VBO is het onderhandelen met de vakbonden. Tot 1990 werd dat gedaan door de tandem Raymond Pulinckx-Wilfried Beirnaert. “Beirnaert was dé sociale onderhandelaar. Een man van het compromis,” zegt Luc Cortebeeck, voorzitter van het ACV. “En toen kwam Tony Vandeputte. Een econoom en studax, die veel minder het reële terrein kende.”
Wilfried Beirnaert was de man van het akkoord – the good guy– en Tony Vandeputte de man van de principes – the bad guy. In 1998 verliet Beirnaert het VBO en werd vervangen door de jonge Pieter Timmermans, die nu de sociale onderhandelingen voert. “Tony was met zijn economische invalshoek harder dan Wilfried,” ondervond Mia De Vits. “Toen Wilfried vertrok, vroegen we ons af of er nog akkoorden gesloten zouden worden.”
“Pieter Timmermans is nu de harde,” zegt Luc Cortebeeck. “Tony is wat meer afrondend geworden. Hij kan op het ultieme moment bruggen slaan. In onderhandelingen moet je weten wat haalbaar is. Daarvoor moet je de andere goed kennen. Tony weet dat zeer goed in te schatten. Hij weet wat er leeft bij ACV en ABVV.”
Het interprofessioneel overleg heeft zo zijn eigen regels met geheime tactieken, geplogenheden, denkers en doeners. “Het begin van een onderhandeling verloopt altijd moeizaam met Tony,” vertelt Josly Piette, algemeen secretaris van het ACV. “Hij is zo gesloten als een oester. Mensen die hem niet kennen, denken steevast dat ze nooit tot een akkoord met hem zullen komen. Dat is een strategie. En uiteindelijk is hij degene die aanvoelt op welk moment hij het ijs moet breken en de dialoog opnieuw moet aangaan. Zodra de zaak beklonken is, houdt hij zich aan zijn woord. Dat is een onschatbare kwaliteit.”
Soms lijkt het overleg ook op een spelletje. In 1994 verliep het overleg moeizaam. Er werd in het geheim vergaderd in de loges van het voetbalstadion van Anderlecht, ver weg van de pers. De pers was er natuurlijk op uit om te weten waar er vergaderd werd. Toen Tony Vandeputte en Wilfried Beirnaert op een dag vertrokken van het VBO naar Anderlecht, merkten ze dat ze door een perswagen achtervolgd werden. In pure James Bond-stijl zijn ze er toen in geslaagd de pers van zich af te schudden.”
Vier belangrijke akkoorden
1990. “Het eerste interprofessioneel akkoord dat je onderhandelt, is een evenement voor jezelf,” herinnert Vandeputte zich. “Het akkoord was niet merkwaardig op zich, maar het was wel de bevestiging dat er weer overleg was. In 1988 was er voor het eerst weer een akkoord geweest nadat het tien jaar niet gelukt was.”
1994. “Het politiek belangrijkste akkoord,” meent Vandeputte. “Het kwam na de vakbondsstakingen tegen het Globaal Plan. We zaten in moeilijke verhoudingen met de vakbonden. Dat we toen een akkoord bereikt hebben, was erg belangrijk.”
1998. “Inhoudelijk het belangrijkste akkoord,” oordeelt Vandeputte. “Toen zijn we voor het eerst afgestapt van de koppeling tussen lastenverlaging en bijkomende jobs, wat in de voorgaande akkoorden wel het geval was. Ten tweede hebben we een traject uitgetekend voor vormingsinspanningen. Ten derde was er de link naar het Europese en regionale niveau. Europa vanwege de Europese actieplannen die de lidstaten concreet moesten invullen, het regionale vanwege de vormingsengagementen.”
2003. “Echt vernieuwend vond ik de Werkgelegenheidsconferentie. Daar is voor het eerst het probleem erkend van de middelste en hogere lonen. Jarenlang ging het enkel over de lage lonen. Toen is een gedeelte van de lastenverlaging voorbehouden voor een gedeeltelijke herplafonnering van de sociale bijdragen. In de regeringsverklaring stond hierover slechts een vage zin. Nu komt in het verlengde ook het aparte fiscale statuut van de vorsers erdoor.”
“De schade kunnen beperken”
“We hebben veel defensief moeten doen,” geeft Vandeputte toe. “Het tijdskrediet bijvoorbeeld. Ik ben daar niet fier over, maar ik heb de schade kunnen beperken. We hebben het tijdskrediet in eigen beheer kunnen houden. In de praktijk zijn de bedrijven echter niet bij machte geweest om de afgesproken voorwaarden waar te maken. Men is verder gegaan dan afgesproken.”
“Wij waren voorstander van tijdskrediet,” zegt Luc Cortebeeck. “Tony besefte dat er iets moest gebeuren aan de verhouding arbeid-gezin. Dat is een scharnierpunt geweest. Voor ons was het tijdskrediet het antwoord op de flexibiliteit van de werkgever. Het ging ook weg van de collectieve arbeidsduurvermindering naar het individuele. Dat was een belangrijke doorbraak, waar het ABVV aanvankelijk niet voor te vinden was. Het was een moeilijk punt en Tony heeft daar een belangrijke rol in gespeeld. Hij besefte dat er zonder akkoord een vrij wilde situatie zou ontstaan in de sectoren, want economisch ging het goed.”
En wat als straks Rudi Thomaes de plaats inneemt van Vandeputte in de Groep van Tien, de sociale onderhandelaars? “Het zal niet beter of slechter zijn, het zal anders zijn,” denkt Kris Peeters. “Als je Tony vervangt, zal er een andere dynamiek ontstaan.” Ook ex-premier Jean-Luc Dehaene ( CD&V) is ervan overtuigd dat het overleg een nieuwe stijl zal krijgen: “Niet alleen omdat Tony weg is, maar ook omdat hij vervangen wordt door iemand uit het bedrijfsleven. Tot nu toe was de overlegtandem van het VBO steeds de gedelegeerd bestuurder die uit de organisatie komt en de voorzitter die uit het bedrijfsleven komt. Nu zijn er twee dezelfde types. Dat kan wel eens spanningen geven.”
Georges Jacobs, gedelegeerd bestuurder van UCB en ex-voorzitter van het VBO, laadt een zware taak op Thomaes’ schouders: “In het overleg is Tony een zware tegenstrever. Hij wint stap voor stap terrein en verliest er zelden. Hij zal moeilijk te vervangen zijn.”
Geen overleg? Dan maar de politiek
Als het sociaal overleg op niets lijkt uit te draaien, dan start de lobbying richting politiek. “In sommige dossiers zijn we meer via lobbying te werk gegaan,” geeft Vandeputte toe. “Een voorbeeld? De versoepeling van de arbeidsmarkt met deeltijdse arbeid, interim, annualisering van de arbeidstijd, de 65 uren overwerk die niet gecompenseerd moeten worden en de opeenvolgende contracten van bepaalde duur. Er is wel steeds de sleutel van een CAO op ondernemings- of sectoraal vlak. De tijd is rijp om daar een belangrijke sprong te maken. Het wordt tijd om meer automatismen te hebben, zonder CAO-akkoord.”
“Tony Vandeputte heeft vooral voor een profilering van het VBO rond lobbying gezorgd,” vindt Paul Soete. “Meer dan Pulinckx.” Een mooi voorbeeld van die lobbying is het dossier van de administratieve vereenvoudiging. Het VBO kaartte dat dossier aan in 1997 met een berekening van de kosten van de administratieve lasten: 5 miljard euro of 2,5 % van het BBP. “De nieuwe voorstellen van staatssecretaris Vincent Van Quickenborne liggen in dezelfde lijn als de voorstellen die wij toen naar voren hebben geschoven,” zegt Vandeputte. Niet verrassend als je weet dat de kabinetschef van Van Quickenborne Niko Demeester is, de man die in 1997 bij het VBO dit dossier heeft ontwikkeld.
Van Globaal Plan naar loonnorm
Tony Vandeputte heeft het allemaal meegemaakt. Toen hij in 1990 gedelegeerd bestuurder van het VBO werd, was Wilfried Martens bezig aan zijn ‘regering te veel’. Vandeputte: “Dat was de periode van de matigingsmoeheid en ook de regeringsmoeheid van Martens zelf. We kenden toen een systematische achteruitgang, zowel op begrotingsvlak als op het vlak van de competitiviteit. Het waren teleurstellende jaren.”
In 1992 kwam Jean-Luc Dehaene. “Geen loodgieter, wel een man met visie,” vindt Vandeputte. “Hij wist heel goed waar hij naartoe wou en anticipeerde op een meesterlijke manier. Dehaene had altijd op zijn minst drie scenario’s uitgedacht. Als de onderhandelingen vast zaten, opende hij zijn schuif en haalde daar een papier uit en gaf dat aan ons. Kan je daarmee leven? Zijn eigen ministers wisten daar niets van. Loste dat scenario ook niets op, dan haalde hij weer een ander blaadje uit zijn schuif.”
Dehaene kreeg een loodzware erfenis mee van Martens. “De uitdagingen waren enorm,” zegt Jan Smets, toenmalig kabinetschef van Jean-Luc Dehaene en vandaag directeur bij de Nationale Bank. “Er was het dringend noodzakelijke herstel van de concurrentiekracht, de malaise op de arbeidsmarkt, het budgettair tekort en het tekort in de sociale zekerheid.” Dehaene probeerde samen met de sociale partners tot een Globaal Pact te komen dat op die diverse niveaus een nieuwe start zou geven. “Tony Vandeputte verdedigde stevig zijn standpunten,” zo blikt Dehaene terug. “Maar hij had ook steeds oog voor het belang van een akkoord. Hij is een bruggenbouwer.”
Maar de ontnuchtering volgde snel, nadat het ABVV teruggefloten werd door zijn achterban. Het Globaal Pact was dood en werd een Globaal Plan van de regering-Dehaene. Het was een amalgaam van maatregelen die inspeelden op de competitiviteit, de sociale zekerheid en de werkgelegenheid. De loonblokkering voor 1994 en 1995 was het meest opvallend.
In 1997 werd de loonstop vervangen door de loonnorm. “Voor het eerst werd a priori in plaats van a posteriori gekeken naar de evolutie van de loonkosten,” aldus Vandeputte. “In het tot stand komen van de hervormde wet op het concurrentievermogen, waarvan de loonnorm de kern vormt, heeft Tony Vandeputte een belangrijke rol gespeeld,” weet Kris Peeters. “Voor hem was het ook niet makkelijk om die wet verkocht te krijgen aan de federaties, vooral aan Agoria. Dat gaf toen spanningen in het VBO. Men heeft hem het leven niet makkelijk gemaakt.”
“Wij hadden campagne gevoerd om de loonkosten te verlagen met 15 %,” zegt Philippe de Buck, toenmalig gedelegeerd bestuurder van Agoria en nu secretaris-generaal van de Europese werkgeverskoepel Unice. “Het compromis dat het VBO bereikt had met de loonnorm was een oplossing voor de toekomst, maar niet voor de handicap uit het verleden. Het was maar een halve overwinning. Dat was een moeilijk debat.”
De confrontatie met Verhofstadt, de botsing met Onkelinx
In 1999 werd Guy Verhofstadt (VLD) premier. “Verhofstadt wou het vernieuwender aanpakken,” zegt Vandeputte. “Hij is geleidelijk het slachtoffer geworden van zijn persoonlijkheid. De eerste jaren liep alles zeer vlot, maar vanaf 2001 zaten de economische omstandigheden niet mee. En je moet niet zeggen dat het goed gaat als het slecht gaat. Maar ja, hij is altijd positief en heeft een geweldige overtuigingskracht. Je komt bij hem binnen en hij overtuigt je. Een half uur later denk je dan: dat kan toch niet. Hij verdraagt ook niet zo makkelijk kritiek.”
“Tony heeft het erg moeilijk gehad met de eerste paarsgroene regering,” weet Luc Cortebeeck. “Die verstond niets van overleg. Bovendien werden VBO en VEV in concurrentie gesteld. De relatie met Olivier Deleuze, de groene staatssecretaris van Energie, liep allesbehalve van een leien dakje.” Maar Deleuze was slechts een storm in een glas water vergeleken met de relatie met Laurette Onkelinx, de toenmalige PS-minister van Arbeid. “Tony is heel erg gehecht aan de dialoog binnen de Groep van Tien en kan de bemoeienis van ministers niet waarderen,” verklaart Josly Piette. “Aanvankelijk wilde Onkelinx haar standpunt opleggen. Tony was woedend en wilde niet dat zij de rol van het sociaal overleg onderuithaalde. Daarna kreeg ze wel door dat ze haar houding moest veranderen en kwam hun relatie in een rustiger vaarwater.”
“Onze eerste discussies verliepen erg gespannen,” geeft Laurette Onkelinx toe. “We hebben elkaar echter leren kennen en hebben onze posities op een minder scherpe manier uitgedrukt. Tony Vandeputte is een handige, intelligente en scherpe onderhandelaar, maar vaak ook cassant en hautain. Hij heeft een uitgesproken conservatieve visie op de onderneming.”
En de andere leden van de regering? ” Didier Reynders moet je zakelijk aanpakken en met Fientje Moerman is het een plezier om te onderhandelen,” geeft Vandeputte mee. ” Rudy Demotte is een sfinx. Wij zeggen tegen hem dat je dit gezondheidsbeleid niet kunt volhouden en hij reageert totaal niet en kijkt gewoon een andere kant uit. Het is een probleem dat rond een aantal belangrijke domeinen zoals gezondheidszorg geen consensus meer bestaat. Frank Vandenbroucke probeert nu op het vlak van de arbeidsmarkt het non-beleid van Onkelinx goed te maken, maar wil te snel gaan. Hij doet wel eens voorstellen op het verkeerde moment en krijgt dan de weerbots. Vandenbroucke is de beste socialist die je je kunt indenken. Maar hij blijft een socialist: de sociale zekerheid en de ontvangsten ervan staan centraal. Dat is goed, maar je moet ook de moed hebben om bepaalde aspecten van de sociale zekerheid zelf in vraag te stellen.”
Geen receptieman, wel een netwerker
“Vandeputte is niet degene die een dineetje organiseert voor het netwerk,” lacht Luc Cortebeeck. “Hij kan het, hij hééft het, maar gaat er erg zuinig mee om.” Guy Cox, toenmalig kabinetschef op Arbeid en vandaag directeur-generaal van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid: “Boodschappen van Tony werden nooit licht opgenomen door ministers. Van Beirnaert dachten ze soms dat hij overdreef. Vandeputte geniet een hoog aanzien bij vriend én vijand.”
Erg belangrijk in het netwerk van Tony Vandeputte is de regentenraad van de Nationale Bank. Elke woensdag om 11 uur vergadert die. Via de regentenraad informeert de bank over de sociaal-economische situatie. Maar ook is het een enorm klankbord, de raad is een spiegel van het sociaal-economische leven. “In beide rollen is Tony erg bedreven,” getuigt Jan Smets. “Toen het in 2002 begon te beteren, noopte hij tot voorzichtigheid. Ik zie nog geen duurzame herleving, zei hij. Ik heb eind 2002 nog vaak aan die woorden moeten denken.”
De regentenraad vergadert volgens een oud protocol. “We zitten aan een lange tafel,” beschrijft Vandeputte. “Als nieuwkomer start je aan de uithoek en geleidelijk beweeg je naar het centrum. Ik heb nu de langste anciënniteit en zit dus in het midden. Dat heeft een nadeel: je zit ook vlak bij de deur. De volgende stap is buiten.”
De ontgoocheling
“Mijn grootste ontgoocheling is het patronale landschap,” zucht Vandeputte. “We werken niet efficiënt. We verdedigen met de verschillende organisaties voor 95 % dezelfde belangen. Waarom maken we geen betere afspraken? VBO-voorzitters Urbain Devoldere en Karel Boone hebben initiatieven genomen, maar een taakverdeling is nooit bereikt. En de huidige voorzitter, Luc Vansteenkiste, heeft bij zijn aantreden in april 2002 gezegd dat hij verheugd is over de samenwerking tussen VEV en de kamers van koophandel en dat we dat verder kunnen uitwerken, maar daar is nooit reactie op gekomen. Misschien is het fout geweest te denken dat de vereenvoudiging van het patronale landschap kon uitgaan van de koepel VBO.”
De verrassing
In maart 2002 trok Tony Vandeputte op uitnodiging van een aantal NGO’s ( Vredeseilanden, Kauri en Max Havelaar) naar Ecuador om daar de situatie van de lokale koffieboeren te bekijken. Hij kreeg daarvoor veel interne kritiek. ” Marleen Vaesen van Douwe Egberts was furieus,” zegt Vandeputte. “Ik heb haar uitgelegd waarom ik het deed. Ze is bijgedraaid en ze hebben later zelf veel initiatieven genomen. Maar ook bij de NGO’s was er veel kritiek.”
Velen keken raar op, Jean-Luc Dehaene niet: “Die reis is een illustratie van zijn brede kijk. Hij is niet enggeestig economisch. Hij heeft altijd oog gehad voor het sociale.” Ook vanuit zijn privé-situatie is die interesse te begrijpen. Vandeputtes echtgenote – die als theologe is afgestudeerd – heeft jaren als sociaal assistente in de Brusselse Marollenwijk gewerkt en is nu spiritueel begeleidster van zwaar zieken in het Hôpital Saint Luc van de UCL.
Vandeputte verklaart zijn demarche rationeel: “Je kunt het ondernemerschap maar promoten als je dat ethisch verantwoord doet. Je moet dus dingen doen op het vlak van milieu, corporate governance, contacten met NGO’s. NGO’s krijgen steeds meer gehoor bij de besluitvormers en het publiek. De dialoog met het bedrijfsleven was toen niet goed. Vandaar het belang van die reis. Het was een geweldige ervaring. Je ziet dat de lokale koffieboeren in de greep zitten van de grote multinationals.”
“Zijn humanisme heeft me verbaasd,” zegt Jan Van Den Bergh, CEO van i-Merge en voorzitter van ontwikkelingsorganisatie Kauri. “Van bij de start zei hij dat hij heel open ging staan. Het was duidelijk dat hij zelden had vertoefd in dat soort kringen en dat hij voor het eerst werd geconfronteerd met zo’n armoede.”
Een gentleman
Wie is de mens Tony Vandeputte? Een ernstig man, een perfecte dossierkenner, daar is iedereen het over eens. Een man van principes. “Tony Vandeputte is meer het type English gentleman. Hij is dat consequent en met stijl,” zegt Jean-Luc Dehaene. Zijn droge humor is ook erg Engels.
“Hij leeft zeer christelijk,” zegt Philippe de Buck, die twintig jaar met Tony heeft samengewerkt. “Hij heeft sterke waarden en sluit daarover geen compromissen. Wat niet betekent dat hij andersdenkenden niet begrijpt.” Kris Peeters: “Van een gesloten, harde en cassante man is hij geëvolueerd naar een veel milder man.”
Vandeputte leeft bijna ascetisch, sober zowel qua eten als drinken. Met misschien één uitzondering: “Hij was tijdens onderhandelingen altijd ongelukkig als er geen dessert met chocolade op tafel kwam. Maar dat was dan weer vervelend voor mij,” lacht Mia De Vits. Een slechte eigenschap van Tony? “Hij drinkt nooit alcohol,” lacht Philippe de Buck.
Vandeputte is ook erg sportief. Hij rijdt bijna elk weekend zijn 100 kilometer met de fiets. Als het even kan, doet hij dat aan zee, in De Haan, waar de Vandeputtes een huis hebben op 50 meter van dat van ex-collega en vriend Guy Keutgen.
Tony Vandeputte is ook een alpinist. “Hij ging één tot twee keer per jaar naar Zwitserland om met een gids bergen te beklimmen,” vertelt Guy Keutgen. “Hij vertrok dan met de nachttrein om drie dagen in de bergen te gaan klimmen.” Vandeputte was dan ook één van de drijvende krachten achter de VBO-expeditie in 1995 naar de Mont Blanc, in het kader van het honderdjarig bestaan van het VBO. “Door de slechte weersomstandigheden werd voor een andere top gekozen,” zegt Georges Jacobs. “Maar Tony had zijn zinnen gezet op de Mont Blanc en is later alleen vertrokken met een gids. En hij heeft de top gehaald. Wanneer hij een doel in zijn hoofd heeft, gaat hij ervoor.”
De ziekte
Eind juli 2002 kreeg Tony Vandeputte slecht nieuws van zijn dokter. De asceet bleek ernstig ziek. Vijf maanden lang ging hij in behandeling met chemotherapie. Vriend en collega Guy Keutgen werd de verbindingsman tussen hem en de buitenwereld. In die periode werd het interprofessioneel akkoord voor 2003-2004 onderhandeld. Voor het eerst sinds 1990 zonder Tony Vandeputte. “Toch volgde hij van thuis uit,” zegt Luc Cortebeeck. “Hij heeft gewogen op de onderhandelingen.”
Op 6 januari 2003 keerde hij terug op het VBO. “Het ging beter, maar ik was nog zwak. Ik kon geen volle dag werken,” vertrouwt Vandeputte ons toe. “Ik heb me toen zes maanden gegund. Het was een erg moeilijke beslissing, maar het was niet verantwoord om door te gaan tegenover mijn gezin, mezelf en het VBO. Dat was een pijnlijk moment. Nu heb ik ermee leren leven. Ik blijf voorlopig nog in de Regentenraad, word lid van het Europees Sociaal-Economisch Comité van Biac (de werkgeverskoepel bij de Oeso) en doe het secretariaat van de Internationale Kamer van Koophandel. Verder zal ik opdrachten uitvoeren die Luc Vansteenkiste en Rudi Thomaes me vragen, tenminste als ik die aankan. Mijn gezondheid is nu stabiel. Ik word nog behandeld, maar kan er goed tegen. Ik moet ermee leren leven. Ik ben in dat alles enorm geholpen door mijn gezin en door de VBO-collega’s. Je beleeft dat zeer intens.”
Guido Muelenaer M.m.v. Martine Maelschalck
Luc Cortebeeck: “En toen kwam in 1990 Tony Vandeputte. Een econoom en studax, die veel minder het reële terrein kende.” Mia De Vits: “Tony Vandeputte heeft het VBO weer een inhoudelijk gezicht gegeven.”
Jean-Luc Dehaene: “Tony
Vandeputte had ook steeds oog voor het belang van een akkoord.
Hij is een bruggenbouwer.” Kris Peeters: “Van een gesloten, harde en cassante man is Tony Vandeputte geëvolueerd naar een veel milder man.”Georges Jacobs: “Wanneer Tony Vandeputte een doel in zijn hoofd heeft, gaat hij ervoor tot het einde.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier