Een maatregel in het ijle

Roeland Byl redacteur bij Trends

Het voordeel van de toelatingsproef geneeskunde is dat meer studenten slagen voor het eerste jaar. Bovendien is de opleiding een jaar korter dan voorheen. Maar het is wel tijd voor een aanpassing van het toelatingsexamen: voor de recentste proef slaagde slechts 14,7 procent van de kandidaten.

Volgende dinsdag is het herexamentijd. Toch voor wie in Vlaanderen geneeskunde wil studeren. Sinds 1997 organiseert Vlaanderen een toelatingsproef voor artsen en tandartsen. Wie niet slaagt, mag niet beginnen aan de opleiding. Het examen vindt twee keer per jaar plaats: begin juli en eind augustus. De ruim 85 procent kandidaten die op 2 juli niet slaagden, kan op 27 augustus opnieuw zijn kans wagen tijdens de tweede sessie.

Uit een persbericht van de examencommissie blijkt dat over alle jaren (1997-2012) heen 43,8 procent van alle kandidaten slaagt, weliswaar gemiddeld na 1,7 keer deelnemen. Dat biedt ze daarentegen een goede kans – ongeveer 85 procent – om de bachelorstudiejaren voor arts of tandarts met succes af te werken. De toelatingsproef mag dan een inperking zijn van de vrije studiekeuze, ze is wel efficiënt. Uit budgettair oogpunt is het ook een besparing op het kapitaal dat de maatschappij steekt in falende eerstejaarsstudenten.

Budgettaire oorsprong

Dat budgettaire was overigens een van de redenen waarom federaal minister Marcel Colla (sp.a) in 1996 het idee van een toelatingsproef lanceerde. In ons land was er, volgens de maatstaven van toen, een overschot aan artsen. In de redenering van Colla leidde dat tot gul voorschrijfgedrag en tot medische overconsumptie. Sommige artsenpraktijken telden bovendien relatief te weinig patiënten, wat niet bevorderlijk is voor de kwaliteit van de gezondheidszorg.

Anders gezegd: de medische markt worstelde met de wetten van de vrijemarkteconomie. Een correctie drong zich op en dus besloot Colla de vermeende overconsumptie als gevolg van een te groot aanbod van artsen aan te pakken door de instroom van het aantal studenten geneeskunde te beperken. Eén probleem: onderwijs is een gemeenschapsbevoegdheid. Bijgevolg organiseert Vlaanderen sinds 1997 een toelatingsproef, terwijl de Franse Gemeenschap dat vooralsnog niet doet.

Toch zegt Marc Moens, voorzitter van het artsensyndicaat BVAS: “We zijn nog steeds een grote voorstander van een toelatingsproef.” De artsen vinden het vooral positief dat door de toelatingsproef minder maatschappelijke middelen worden verspild. Om te begrijpen hoe groot die verspilling is, volstaat het om over de taalgrens te kijken. “In Wallonië zijn vorig academiejaar ruim 4000 studenten gestart, maar daarvan was in de eerste zittijd slechts 10 procent geslaagd”, aldus Moens.

Maar er zijn ook nadelen aan de toelatingsproef. Zo is het waarschijnlijk dat sommige kandidaten met het potentieel om een goede arts te worden niet slagen voor de toelatingsproef. In de toelatingsproef ligt de nadruk nogal op wiskunde en wetenschappen, terwijl ook sociale vaardigheden van belang zijn voor een arts. “Het is maar de vraag of het nodig is de proef zo moeilijk te maken, terwijl er voor de komende jaren een tekort aan huisartsen dreigt”, zegt Moens. “De babyboomers moeten worden vervangen. Het gros van hen zijn huisartsen, terwijl er toch steeds minder studenten voor huisartsengeneeskunde kiezen, vooral in Franstalig België.”

Aanpassing nodig

De toelatingsproef heeft de stijgende factuur van de gezondheidszorg niet tegengehouden. Al dient gezegd dat een en ander heeft te maken met de technologische evolutie van de geneeskunde en het daarbij horende hogere prijskaartje. Tegenwoordig maakt het discours van het overmatige voorschrijfgedrag van huisartsen die kampen met een laag inkomen plaats voor een discussie over een toenemende vraag naar huisartsen. Was de proef dan onzinnig? “Je kunt het nut van een toelatingsexamen niet ontkennen”, zegt N-VA’er Louis Ide, die het dossier al een decennium opvolgt. “Maar als de planningscommissie niet ordentelijk kan vastleggen hoeveel artsen er in elke specialiteit nodig zijn, als er schakels ontbreken om een cijfermatig beleid te voeren, dan blijft elke toelatingsproef een maatregel in het ijle.”

De overheid legt sinds 2004 in de zogenaamde planningscommissie – met daarin universiteiten, ziekenfondsen, artsensyndicaten en ambtenaren – elk jaar een quotum vast van hoeveel artsen het Riziv erkent. Sinds september 2012 zijn dat er elk jaar 1230 voor heel België. Zestig procent van dat quotum komt Vlaanderen toe, en er is bijvoorbeeld bepaald dat 400 Riziv-erkenningen zijn gereserveerd voor huisartsen. “Het probleem is dat er geen duidelijkheid is over het exacte aantal actieve huisartsen”, stelt Ide. “De planningscommissie zou toch moeten be-schikken over de noodzakelijke data? Er moet daarvoor echter een match komen tussen de gegevens van het Riziv en de federale overheidsdienst Volksgezondheid. We moeten in kaart brengen wie arts is en wat zijn activiteit is, maar dat gebeurt nauwelijks.”

Ook Ide vindt overigens dat het examen nu te veel op harde wetenschappen is gericht. “Misschien moeten we denken aan een verpleegstage om dat te compenseren”, oppert hij. “Trouwens: er zijn te weinig tandartsen. Misschien moet voor hen het examen sowieso worden aangepast. Ze worden nu niet getest op hun behendigheid, terwijl dat geen onbelangrijk deel is van de tandartsenpraktijk. In elk geval lijkt het mij logisch dat de toelatingsproef na ruim vijftien jaar wordt geëvalueerd en aangepast.”

Communautaire spreidstand

Bovendien blijft er aan de toelatingsproef een kwalijk communautair parfum kleven. Marc Moens bevestigt dat er een onevenwicht dreigt tussen het aantal artsen dat afstudeert aan Franstalige universiteiten en het aantal dat de Vlaamse universiteiten afleveren. Ide: “Als je discussieert over het ingangsexamen, dan gaat de discussie over planning, over kerntaken en over wie-doet-wat-waar. Het probleem is: de Franse Gemeenschap weigert het nut te zien van een toelatingsproef. De kwestie is nu: wat gaat er gebeuren met het quotum van 1230 Riziv-erkenningen als er te veel Franstalige artsen afstuderen? Voorlopig wordt er een systeem van lissage toegepast, waarbij het is toegestaan Riziv-nummers van de komende jaren voorlopig toe te kennen aan overtallige afgestudeerden. Maar dat holt eigenlijk het systeem uit. Hoe groot de scheeftrekking intussen is, blijft onduidelijk. Ik heb daarover begin dit jaar een parlementaire vraag gesteld, maar wacht nog steeds op antwoord.”

ROELAND BYL

“Is het nodig de proef zo moeilijk te maken als er voor de komende jaren een tekort aan huisartsen dreigt?” Marc Moens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content