Een koele zomer

Geert Noels Geert Noels is chief economist van Econopolis.

De auteur is hoofdeconoom bij vermogensbeheerder Petercam.

Reacties: visienoels@trends.be

(1) ‘The Belgian industrial confidence indicator: leading indicator of economic activity in the euro area?’ û Jean-Jacques Vanhaelen, Luc Dresse, Jan De Mulder û NBB Working Paper No. 12, November 2000.

Hoewel het einde van de maand juli op een warme noot eindigde, werd er door de horeca en de toeristen in onze contreien steen en been geklaagd over het zomerweer. Na twee warme zomers begonnen sommigen al te geloven dat er een snelle klimaatwijziging op komst was die van de Ardennen een dichtbijgelegen versie van de Franse Provence zou maken.

De weerstatistieken zullen echter aantonen dat er niets bijzonders was met de maand juli van 2004. Juli, zo bewijzen de cijfers, is trouwens de maand met de meeste neerslag van het jaar, en dat met de minste regendagen van het jaar: ‘slechts’ één dag op twee!

Gevoelstemperatuur. De manier waarop mensen het weer bekijken en trachten te voorspellen is ongemeen interessant voor economen. Beide processen – het klimaat en de economie – zijn vrij chaotisch en zoeken continu naar een nieuw labiel evenwicht dat kan worden verstoord door kleine factoren. Meteorologen hebben het soms over de vlinder in het Amazonewoud die met het geklap van zijn vleugels een kettingreactie in gang kan zetten die aan de andere kant van de planeet een tornado veroorzaakt.

De weermannen en -vrouwen hebben het ook dikwijls over de gevoelstemperatuur: het is buiten -5 °C, maar door de zogenaamde windchill (de afkoeling door de wind) of door de vochtigheid kan die temperatuur kouder aanvoelen. Wie ‘s winters op een onbeschut perron op zijn trein wacht, zal de temperatuur gegarandeerd te laag inschatten. Omgekeerd geloven we snel dat het in de zomer extreem heet is, omdat de vochtigheid in onze contreien het weer zwoel doet aanvoelen.

Weermannen hebben gelukkig nauwkeurige temperatuur- en barometers en hoeven niet elke dag bij duizend mensen een enquête te houden om een beeld van het weer te geven. Economen kennen dat geluk niet. Zij weten nooit exact hoe warm of koud het is in de reële economie. Om daarover iets te weten te komen, werken ze in toenemende mate met enquêtes (ook wel sentimentsindicatoren genoemd). De jongste tijd wijzen die enquêtes in België op een hete zomer, terwijl in andere landen een afkoeling wordt waargenomen.

Vooruitlopende indicatoren. Velen beschouwen de Belgische indicator als een vooruitlopende indicator. Als het hier verbetert (of verslechtert), zal dat over enkele maanden in de rest van Europa merkbaar zijn.

Deze nu algemene stelregel vindt zijn oorsprong in een van de eerste rapporten die ik voor vermogensbeheerder Petercam schreef, in 1994. Het doel was buitenlandse investeerders warm te maken voor België en de Belgische economie, of er ten minste een oogje op te werpen – iets wat ze tot dan weinig deden, onder meer uit angst voor de chronische problemen met de frank en de openbare financiën. Journalist Wouter Vervenne belichtte op 16 september 1994 dit rapport in een groot artikel in De Tijd (toen nog de FET). “Deze voorsprong van de Belgische economie is volgens Noels het gevolg van de samenstelling van de uitvoer. België exporteert relatief veel intermediaire goederen…”. Een analyse die pas in 2000 officieel door de Nationale Bank werd bevestigd (1).

De ‘gimmick’ werkte ook in het buitenland, en grote huizen zoals Morgan Stanley of JP Morgan gebruikten hem vrij snel alsof ze zelf de truc hadden ontdekt. “Het belang van de NBB-enquête is disproportioneel tegenover de grootte van het land, want het is een tamelijk betrouwbare leading indicator voor de eurozone,” schrijft zakenbank JP Morgan in zijn ‘werelddata-handboek’ van juli 2004.

Vooruitlopend aspect is overdreven. Bijna exact tien jaar na het lanceren van het idee, zou ik het vandaag willen relativeren. België is een kleine open economie, maar geen economisch Madurodam van Europa, en nog minder een verzameling van vooruitlopende industriële activiteiten. De NBB-indicator is betrouwbaar, sneller beschikbaar dan de andere in Europa, maar ook volatiel. In de afgelopen tien jaar waren er acht omslagpunten in de conjunctuur. In vijf gevallen toonde de Duitse IFO-(verwachtings)indicator sneller het omslagpunt. Drie keer was het onbeslist. De Belgische NBB-indicator was dus geen enkele keer de snelste…

Daarbij komt dat alle indicatoren de ‘gevoelstemperatuur’ meten van de economie, maar de economische realisaties niet kunnen vervangen. Als deze surveys bijna uitsluitend worden gebruikt om de groei te schatten, zijn economen verkeerd bezig. De weermannen gaan hun gegevens ook niet halen op de terrasjes in Blankenberge. Het gemor over het weer deze zomer zou anders automatisch worden bevestigd in de ‘cijfers’.

Zoals iedereen kan aflezen in de grafiek zijn de afgelopen maanden trouwens een interessante test voor de vooruitlopende Belgische economie. De Duitse indicator verzwakt, de Belgische versnelt. Wordt het 6-0 of 5-1 voor Duitsland?

Geert Noels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content