Een eigenzinnige kijk op de ‘fantastische groei’ van de wereldeconomie
De auteur is hoofdeconoom bij vermogensbeheerder Petercam.
Reacties: visienoels@trends.be
Volgens het Internationaal Monetair Fonds (IMF) halen we dit jaar de hoogste groei in dertig jaar. Als dit al iets zegt, dan is het wel hoe weinig het begrip ‘groei’ vertelt over de sterkte van de economie. De ‘fantastische’ economische groei heeft immers alles te maken met de ‘versnelling’ en veel minder met de duurzame ‘snelheid’. Het begrip ‘economische groei’ vermengt beide begrippen. De versnelling is het spectaculairst bij het vertrek, daarom dat we dit jaar ook een recordgroei neerzetten. Maar dat wil geenszins zeggen dat de onderliggende snelheid van de wereldeconomie historisch hoog is.
Je zou de wereldeconomie kunnen vergelijken met een vliegtuig dat aan het opstijgen is (liefst overdag). De versnelling bij de start duwt de passagiers in hun zetel, maar de piloot moet de gashendel vol openhouden om de snelheid op te voeren. Die is vandaag immers nog steeds gevaarlijk laag. In het Engels spreken ze van ‘stall speed’, de minimale snelheid om een vliegtuig hoogte te laten houden.
Welnu, de wereldeconomie zit nog steeds gevaarlijk bij die ‘stall speed’. Met de stijgende olieprijzen worden er ‘headwinds’ gecreëerd. Dat is één van de gevaren voor 2005. Het vliegtuig heeft immers nog niet veel hoogte gewonnen, en bij elke luchtzak is de grond erg dichtbij. De paradox van de hoge groei in 2004 is dus dat we nog ver af zijn van een comfortabele kruissnelheid…
De VS en China: twee extremen qua financiering. Cruciaal is ook het brandstofverbruik. Om de huidige hoogte te bereiken, werd al heel wat ‘fuel’ verbruikt. Die brandstof voor de economie is geld in de vorm van kredieten en leningen. De financiële brandstof wordt aangeleverd door de banken en de financiële markten. De brandstofaanvoer en een efficiënt verbruik zijn naast de snelheid natuurlijk ook erg belangrijk om geen problemen in volle vlucht te krijgen. De grafiek ‘hoe financiert de economie zich?’ toont de verhouding tussen de belangrijke externe financieringsbronnen in de VS, het Verenigd Koninkrijk, euroland en China.
Banken, staatsbanken en risicoverhandelaars? De daling van de rol van de Amerikaanse banken staat paradoxaal genoeg in schril contrast met het groeiende belang van de financiële sector in de VS. In 1960 werd 50 % van de winsten in de VS door de industrie gemaakt, 15 % door de financiële instellingen.
Nu ligt die verhouding net andersom: anno 2004 wordt de helft van de winsten uit financiën geput, amper 12 % uit productie… De Amerikaanse banken mogen dan wel slechts 4 % zelf financieren, ze hebben een hand in (en een commissie op) het zoeken naar een financiering van de rest van de economie. Het zijn dus risicoverhandelaars geworden. Het feit dat ze niet langer bereid zijn bijvoorbeeld de financiering van de Amerikaanse consument op hun eigen boeken te nemen, zegt echter ook veel over het vertrouwen dat de best geplaatste financier heeft in deze risico’s.
In China is er een andere extreme situatie. Daar zijn de banken veruit de grootste financier van de economie. Hoewel er verschillende banken zijn, is dit slechts een façade. In realiteit is er ook na de bankhervormingen van 1979 nog steeds maar één Chinese bank: een centrale staatsbank. China heeft het Japanse systeem overgenomen, maar dan met één keiretsu: alle bedrijven vormen één groep, en er is één financier. Heel de economie wordt geconsolideerd bekeken. Krediet heeft geen prijs en de kredietwaardigheid van de ontlener is van geen belang. Het gevolg is dat volgens het ratingbureau Standard & Poor’s 45 % van de leningen ‘non-performing’ zijn. Met andere woorden, ze worden niet terugbetaald.
Snelheid en brandstofverbruik. Economie en financiering kunnen niet los van elkaar worden bekeken. Een gezonde economie kan er maar zijn als er een stabiele financiering voorhanden is, en vice versa. De hoge economische groei in 2004 ging ten koste van heel wat financiële onevenwichten. Het financieringstekort van de Amerikaanse economie is maar één manier om dit te bekijken.
Er is ook een toenemende afhankelijkheid in de VS van niet-bancaire financiering. De rol van de banken werd overgenomen door quasi-banken zoals de semi-staatsinstellingen Fannie Mae en Freddie Mac, of nog door financieringsarmen van GM, Ford of General Electric. Hun balansen zijn echter verzadigd met kredietrisico’s, zodat verdere groei uitgesloten is. Het banksysteem is gezond, maar dat wil niet zeggen dat ook het financiële systeem in de VS gezond is.
Ook in China wordt de financiering van de groei een probleem. Het land zal zijn geldreserves nodig hebben om de bank(en) te herkapitaliseren.
Euroland vliegt dan misschien trager, maar vliegt op een veiliger hoogte en verbruikt minder. Net zoals bij een bedrijf of de uitgaven van een gezin stopt de economische groei meestal niet door gebrek aan nieuwe plannen, maar door een uitputting van de financiering.
Geert Noels
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier