Een belastingverlaging zal u geld kosten
Premier Guy Verhofstadt (VLD) heeft onlangs voorgesteld om de belasting van de vennootschappen te verlagen en dat zonder het budgettair evenwicht in gevaar te brengen. De Hoge Raad voor Financiën formuleerde enkele voorstellen. Holdings en KMO’s blijken echter de grote dupe van het liberale plan te worden.
Minister van Financiën Didier Reynders (PRL) had aan de Hoge Raad voor Financiën (HRF) gevraagd om zich over het voorstel van Verhofstadt ( VLD) te buigen. De oplossingen die de Raad naar voren schuift, vallen echter niet bij iedereen in de smaak. In elk geval niet bij de holdings, de banken, de verzekeringsmaatschappijen en de KMO’s, die wel eens het gelag zouden moeten betalen voor die “valse” belastingverlaging.
Om de daling van de vennootschapsbelasting te compenseren (van 40,17% naar 35% op korte termijn en van 35 naar 30% tegen 2003, met een prijskaartje van respectievelijk 40 en 78 miljard frank), stelt de HRF verschillende oplossingen en denkpistes voor, die echter allemaal op een verbreding van de belastinggrondslag gericht zijn. Omdat het over vrij technische voorstellen gaat, concentreren we ons op vijf grote scenario’s.
1. Afschaffing van de degressieve afschrijving en van het basispercentage voor de investeringsaftrek
De HRF stelt voor om de degressieve afschrijvingen te vervangen door lineaire afschrijvingen. Met andere woorden: de ondernemingen zullen niet langer versneld kunnen afschrijven aan het begin van de periode, maar zullen de afschrijvingen volgens een jaarlijks vast percentage moeten verrichten, gespreid over de hele levensduur van het uitrustingsgoed dat door de onderneming werd aangekocht. Volgens Paul Tulcinsky, advocaat-fiscalist bij De Bandt, Van Hecke, Lagae & Loesch – Linklaters & Alliance, betekent dat enkel dat de belasting gespreid wordt in de tijd. “Wat de staat in een eerste periode wint, zal hij later weer verliezen. Het is bovendien duidelijk dat dit een maatregel is die vooral de industriële bedrijven zal treffen, waar de investeringen het zwaarst zijn.” Volgens Tulcinsky zal de afschaffing van de investeringsaftrek alleen de KMO’s treffen, want zij zijn de laatste die er nog gebruik van kunnen maken. Dat is een zware slag voor de KMO’s, terwijl in de regeringsverklaring toch duidelijk verwezen werd naar de steun aan KMO’s. De twee maatregelen zouden 27 miljard opbrengen en op zichzelf al voldoende zijn om de vennootschapsbelasting met vier punten naar beneden te halen.
2. Afschaffing van de bijzondere belastingstelsels
Ons systeem van vennootschapsbelasting bevat verschillende voorkeurregimes. De vier belangrijkste zijn de regimes voor coördinatiecentra, voor distributiecentra, voor dienstencentra en voor “informeel kapitaal”. De Europese Unie verplicht ons om die “fiscaal schadelijke” regimes af te schaffen tegen 1 januari 2003, met uitstel tot 31 december 2005 voor de ondernemingen die er op 31 december 2000 van genoten. Rekening houdend met die elementen beveelt de HRF een ontmanteling van die regimes aan, maar niet op eenzijdige wijze, enkel in het licht van een algemene Europese ‘ontwapening’. “Op die manier wil de HRF ervoor zorgen dat Belgische groepen niet naar het buitenland trekken,” bevestigt Paul Tulcinsky. De eerste drie voorkeurregimes kunnen worden vervangen door voorafgaande (en gunstige) fiscale overeenkomsten met de Belgische belastingadministratie, met de bedoeling die centra in België te houden. Het vierde zal uiteindelijk moeten verdwijnen. “België heeft het regime van informeel kapitaal in een schemerzone van de legaliteit ingevoerd. Met succes overigens, aangezien het op die manier dertien ondernemingen heeft aangetrokken met een gezamenlijke belastbare grondslag van 30 miljard. Maar omdat het regime juridisch onduidelijk is en tegen 2003 toch moet verdwijnen, wil de HRF het niet vervangen.”
3. Aanpassing van het huidig DBI-regime
DBI is het regime van de “definitief belaste inkomens”. Het moet een dubbele belasting van dividenden vermijden (eerst binnen de dochtermaatschappij en vervolgens bij de moedermaatschappij op het ogenblik dat de dividenden worden doorgestort). Daarom worden de dividenden die een Belgische vennootschap ontvangt, afgetrokken van de belastbare grondslag van de moedermaatschappij ten belope van 95% van het bedrag. Maar, zoals een van de leden van de HRF opmerkt: “De HRF wil de toekenning van het DBI-regime herzien omdat het misbruikt wordt. Sommige maatschappijen trokken dividenden tegen 95% af, ook al waren die vooraf niet belast.
Het Rekenhof heeft al opgemerkt dat de fiscale controles op de DBI summier en zelfs zeldzaam zijn. Dat komt door een obscure en ingewikkelde wettekst, die de controles moeilijk uitvoerbaar maakt voor de administratie. Vandaar het idee om ofwel het systeem te veranderen, ofwel de voorwaarden die recht geven op de voordelen van de DBI in België te verscherpen.
4. Belasting van de meerwaarden op aandelen
Dit punt zorgt voor het meeste ophef onder specialisten. Maar de aanlokkelijke cijfers (zie tabel) van de van belasting vrijgestelde meerwaarden zijn er nu eenmaal, en er moeten compensaties gevonden worden voor de daling van de aanslag in de vennootschapsbelasting. Een van de denkpistes van de HRF is om 5% van het bedrag van de gerealiseerde meerwaarden te belasten. Bruno Colmant, lid van de Hoge Raad voor Financiën, professor aan het ICHEC en auditeur-generaal van de BBL, is bang van een dergelijke innovatie: “Wie de meerwaarden op aandelen wil belasten, gaat voorbij aan de Belgische biotoop. Vergeet niet dat we een land van holdings zijn en dat een belasting op de meerwaarden het leven voor die holdings onmogelijk zou maken. Terzelfder tijd geldt dat – wanneer die belasting vooral gericht zou zijn op meerwaarden op korte termijn – dat vooral zou neerkomen op een belasting van de financiële sector, die om technische redenen soms meerwaarden op korte termijn móét realiseren.” De sicavs van de banken zouden volgens Colmant de eerste zijn die door een dergelijke wijziging van onze fiscale wetgeving zouden worden getroffen. “Alleen al het besef dat er bij de HRF projecten in de pijplijn zitten voor een belasting van de meerwaarden, is genoeg om buitenlandse investeerders nog meer af te schrikken,” zegt advocaat en fiscalist Thierry Afschrift. Bovendien zegt het rapport weinig over minderwaarden, terwijl die logischerwijs aftrekbaar moeten worden gemaakt.
5. Afschaffing van het verminderd tarief voor KMO’s
De kleine ondernemingen worden niet echt goed bedeeld in het rapport van de HRF. De meeste leden van de Raad zien niet in waarom de kleine bedrijven nog van een verlaagd tarief zouden moeten genieten, eens de daling van de vennootschapsbelasting er is. Het kan dan net zo goed afgeschaft worden, suggereren ze – eventueel met een uitzondering voor innovatiebedrijven en internetondernemingen. Jean-Marc Delporte, de nummer twee van de fiscale administratie, is die optie genegen omdat hij de ontsporingen uit het verleden wil vermijden. “Als de vennootschapsbelasting verder verlaagd wordt voor de KMO’s, zullen we een stormloop meemaken van zelfstandigen die, in plaats van onder de personenbelasting te presteren, zullen overstappen naar een vennootschapsvorm. Hun enige bedoeling is te profiteren van de aantrekkelijke tarieven in de vennootschapsbelasting. Het rendement van de personenbelasting zal daar onmiddellijk onder lijden, en vergeet ook niet dat de sociale zekerheid dan helemaal niet meer aan haar trekken zou komen.”
Kortom, nu de regering het sociaal statuut van de zelfstandigen wil verbeteren, is het niet het moment om hen een “tweede cadeau” te schenken. Uitgaand van die vaststelling heeft een van de leden van de HRF geprobeerd om een strakkere definitie van een vennootschap te formuleren, met de enige bedoeling er de zelfstandigen uit te halen die willen overschakelen op het vennootschapsstatuut. Op basis van die definitie zouden dus alle zaakvoerders van een eenmansbedrijf uitgesloten worden uit het toepassingsgebied van de vennootschapsbelasting, en dus ook verstoken blijven van een eventuele daling.
Wat doet Reynders?
Wanneer we aan die voorstellen enkele andere toevoegen, die dan betrekking hebben op de afschaffing van het hypervoordelig regime voor de intercommunales tegen 2007 of de 80%-regel in het raam van de aanvullende pensioenen, dan beseffen specialisten dat we hier met buskruit te maken hebben. Het valt a priori moeilijk aan te nemen dat een liberale regering dergelijke scenario’s blindelings zal goedkeuren. Officieel heeft de minister van Financiën nog geen kopie gekregen van het definitief rapport van de Hoge Raad. Hij kan er zich dus niet over uitspreken. Volgens goed ingelichte bronnen is het echter zo goed als zeker dat, zonder dat de minister het werk van de HRF in diskrediet wil brengen, de meest vernietigende gevolgen van het rapport het daglicht niet zullen zien.
Maar dat belet niet dat de vragen van de HRF wel degelijk geformuleerd zijn. Tenzij men die wil ontwijken, zal men een vergelijk moeten vinden. Maar ten voordele van wie? Van de financiële sector en zijn machtige lobby’s? Of van de KMO’s, die talrijker maar ook minder gestructureerd zijn? Het antwoord zal niet lang op zich laten wachten.
Amid Faljaoui
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier