Een bedrijfswagen is niet altijd voordelig
Wie kan kiezen tussen een bedrijfswagen en een hoger loon, opteert vaak voor een bedrijfswagen. Toch is dat niet noodzakelijk de voordeligste keuze. Het is belangrijk voor elke situatie de berekening te maken.
Een bedrijfswagen is een gewild loonvoordeel voor veel werknemers. Voor werkgevers is het goedkoper zo’n bedrijfswagen ter beschikking te stellen dan een vergelijkbaar loon uit te betalen. Een werknemer die de keuze krijgt tussen een loonsverhoging of een bedrijfswagen, moet met een aantal factoren rekening houden om de voordeligste keuze te maken. Een bedrijfswagen is niet noodzakelijk de beste optie. We onderzoeken dat aan de hand van de situatie van Karel.
Karel is kaderlid in een bedrijf en heeft een brutoloon van 4000 euro per maand. Hij is getrouwd met Ilse, die parttime werkt als bankbediende; samen hebben ze twee kinderen. Karel heeft een eigen wagen waarmee hij zo’n 25.000 kilometer per jaar aflegt, en die hij ook gebruikt voor zijn woon-werkverkeer. Omdat hij een hogere functie krijgt, kan Karel kiezen voor een loonsverhoging van 500 euro bruto per maand of voor een BMW 1-reeks 116d, die hij als bedrijfswagen mag gebruiken.
Karel kiest voor de loonsverhoging
Kiest hij voor de loonsverhoging, dan verdient Karel voortaan 4500 euro bruto per maand. Op de 4000 euro die hij nu verdient, houdt hij netto 2337,15 euro over, na de inhouding van de socialezekerheidsbijdragen en de bedrijfsvoorheffing. Krijgt Karel 4500 euro bruto per maand, dan stort zijn werkgever 2540,56 euro op zijn rekening. Dat betekent dat van de bruto-opslag van 500 euro per maand netto 203,41 euro per maand overschiet, of amper 40,68 procent (zie ook kader Tools om zelf te rekenen).
Als Karel zijn eigen wagen gebruikt voor zijn beroepsverplaatsingen — hij woont bijvoorbeeld een seminar of een externe vergadering bij — kan hij daarvoor een vergoeding krijgen van zijn werkgever. Tot een forfaitair bedrag van 0,3461 euro per kilometer betaalt Karel geen belasting op de kilometervergoeding.
Karel kiest voor de bedrijfswagen
Als Karel kiest voor de BMW als bedrijfswagen, hoeft hij aan zijn werkgever geen bijdrage te betalen voor het privégebruik van de wagen. Wel wordt hij belast op een zogenoemd belastbaar voordeel, omdat hij de auto ook voor privéverplaatsingen mag gebruiken. Daaronder vallen niet alleen de verplaatsingen in de weekends en op vakantiedagen, maar ook het woon-werkverkeer.
Het belastbare voordeel van een bedrijfswagen wordt sinds begin 2012 berekend aan de hand van de cataloguswaarde en het CO2-percentage van het voertuig. De fiscus gebruikt daarvoor deze formule: cataloguswaarde x 6/7 x CO2-percentage. Het CO2-percentage verschilt voor diesel- en benzinewagens. Voor dieselwagens bedraagt het 5,5 procent bij een CO2-uitstoot van 95 gram per kilometer. Per gram CO2 boven dat niveau stijgt het percentage met 0,1 procent. Een dieselwagen met een CO2-uitstoot van bijvoorbeeld 146 gram per kilometer heeft dus een CO2-percentage van 146 – 95 = 51 x 0,1 procent = 5,2 procent. In totaal bedraagt het percentage dan 10,7 procent (5,5 + 5,2 %). Omgekeerd daalt het CO2-percentage met 0,1 procent per gram dat de CO2-uitstoot uitkomt onder de referentiewaarde van 95 gram per kilometer.
Voor benzinewagens — inclusief hybride wagens en wagens die rijden op lpg — bedraagt het CO2-percentage 5,5 procent bij een uitstoot van 116 gram CO2 per kilometer. Ook daar stijgt of daalt het percentage met 0,1 procent per gram dat de CO2-uitstoot afwijkt van de referentiewaarde.
Belangrijk om te weten is dat het CO2-percentage zowel voor diesel- als voor benzinewagens minimaal 4 procent en maximaal 18 procent bedraagt. Het belastbare voordeel kan nooit lager zijn dan 1230 euro op jaarbasis. Op het berekende voordeel moet de werknemer belasting betalen tegen de marginale aanslagvoet, plus de gemeentebelasting.
De bedrijfswagen van Karel heeft een CO2-uitstoot van 129 gram per kilometer en een cataloguswaarde van 24.000 euro. Zijn belastbare voordeel bedraagt daardoor 152,57 euro per maand of 1830,86 euro per jaar. Dat voordeel wordt doorgerekend in het maandelijkse loon. Karel verdient daardoor netto 2259,31 euro per maand in plaats van 2337,15 euro, of 77,84 euro minder dan tevoren.
De beste keuze
Kiest Karel voor de bedrijfswagen, dan verdient hij netto 2259,31 euro per maand; opteert hij voor de loonsverhoging, dan verdient hij netto 2450,56 euro per maand — een verschil van 191,25 euro. Het is maar de vraag of Karel met dat bedrag een eigen wagen kan betalen. Een auto brengt nu eenmaal veel kosten met zich mee, waaronder de eenmalige belasting op de inverkeerstelling en de jaarlijkse verkeersbelasting, die al gauw uitkomt op enkele honderden euro’s. Daarnaast zijn er de jaarlijkse premies van de autoverzekering, de kosten van het onderhoud, de brandstof en afschrijvingen, en eventueel de intresten van een autolening (zie kader Tools om zelf te rekenen).
Stel dat de eigen wagen van Karel een BMW 116d is, het model dat zijn werkgever hem als bedrijfswagen ter beschikking zou stellen. Die auto kost Karel 0,30 euro per kilometer als hij er 25.000 kilometer per jaar mee rijdt. Dat betekent dat hij voor die wagen 0,30 euro x 25.000 kilometer = 7500 euro per jaar betaalt, of 625 euro per maand. Het extra nettobedrag van 203,41 euro dat Karel zou krijgen door te kiezen voor de loonsverhoging van 500 euro, is veel te laag om die kosten te kunnen dragen.
De conclusie is duidelijk: Karel doet er beter aan te kiezen voor de bedrijfswagen in plaats van voor de loonsverhoging. Alle auto- en brandstofkosten zijn dan in principe voor zijn werkgever. Enkel wanneer Karel met zijn bedrijfswagen een ongeval veroorzaakt, moet hij de franchise van de omniumverzekering betalen. En natuurlijk moet hij ook zijn verkeersboetes zelf voldoen.
Toch is het niet altijd voordeliger te kiezen voor een bedrijfswagen. Welke keuze de beste is, hangt af van de situatie. Het is belangrijk voor elke individuele situatie de berekening te maken. Een loonsverhoging heeft ook een invloed op andere looncomponenten zoals de eindejaarspremie, het vakantiegeld en het pensioen. En wie een eigen wagen heeft, kan die na verloop van tijd verkopen en de opbrengst voor zich houden. Wil Karel van werkgever veranderen, dan kan een bedrijfswagen daarvoor een belemmering zijn, als in het loonpakket van zijn nieuwe werkgever geen bedrijfswagen zit. Er zit dan niets anders op dan zelf een wagen te kopen.
Gebruikt Karel zijn eigen wagen voor beroepsverplaatsingen, dan kan hij het beroepsdeel van zijn auto-uitgaven fiscaal inbrengen als werkelijke beroepskosten. De meeste kosten zijn aftrekbaar tegen 75 procent van het beroepsdeel; enkel de kosten van een autolening en de kosten van een gsm-kit in de wagen zijn aftrekbaar tegen 100 procent van het beroepsdeel. Karel recupereert daardoor tot 50 procent van de ingebrachte uitgaven — het hoogste tarief in de personenbelasting, plus de uitgespaarde gemeentebelasting.
Voor de kosten die betrekking hebben op het woon- werkverkeer geldt een bijzondere regeling. Die uitgaven zijn aftrekbaar voor een forfaitair bedrag van 0,15 euro per kilometer. In dat forfait zijn alle autokosten voor het woon- werkverkeer begrepen, met uitzondering van de intresten van een autolening en de gsm-kosten.
JOHAN STEENACKERS
Het is niet altijd voordeliger te kiezen voor een bedrijfswagen. Het is belangrijk voor elke situatie de berekening te maken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier