Duurzamer dan duurzaam
De circulaire economie maakt overal opgang. Maar als er één stad is die zich het circulaire proeflaboratorium van Europa mag noemen, dan is het wel Venlo. Delegaties uit de hele wereld komen er zich vergapen aan een resoluut vernieuwend economisch model.
De nagelnieuwe stadshal van Venlo oogt zoals je dat mag verwachten van een circulair gebouw: veel glas en zonnepanelen, veel onbewerkt hout en ruw beton, en een gigantische groengevel. Het stadsbestuur van Venlo sprong in 2008 op de cradle-to-cradletrein. Vandaag profileert de stad in Nederlands-Limburg zich als het Europese kenniscentrum van de circulaire economie. Dat vertaalt zich in de prestigieuze stadshal – waar 800 ambtenaren in aangename en gezonde omstandigheden werken – maar ook in een cradle-to-cradle-expertisecentrum, een aantal andere circulaire bouwprojecten en bedrijven, en almaar meer congressen en seminars die de stad op de internationale kaart zetten.
“Dit is géén duurzaam kantoor”, onderstreept Michel Weijers, de projectleider van het nieuwe stadskantoor. Hij heeft er een bijna voltijdse baan bij gekregen: sinds het gebouw in het najaar de deuren opende, leidde hij er al 15.000 geïnteresseerden rond, van wie een derde afkomstig was uit het buitenland. “Dit stadskantoor biedt veel meer dan zonnepanelen en recycleerbare materialen”, zegt hij. “De groengevel vangt bijvoorbeeld regenwater op en gaat hittestress tegen, waardoor er in de zomermaanden veel minder koeling nodig is. Hij zorgt ook voor een veel betere luchtkwaliteit in en rondom het gebouw, doordat we de hoeveelheid fijn stof met 30 procent naar beneden hebben gehaald. Daarnaast kun je nagenoeg alle bouwmaterialen – van beton, hout en staal tot glas – volledig upcyclen. Als dit gebouw binnen pakweg veertig jaar wordt gesloopt, kunnen die worden hergebruikt. Ze krijgen dan ook een hogere waarde.”
Het beton in een klassiek duurzaam gebouw is ook recycleerbaar, maar doordat bijvoorbeeld bij het schilderen giftige stoffen zijn gebruikt, eindigt het vaak als granulaat op de snelweg. “Dat is hier niet het geval”, zegt Weijers. “We houden de restwaarde zo hoog mogelijk en zetten in op gezonde materialen. Die geven geen giftige gassen af die de luchtkwaliteit binnenin zouden aantasten. Een zonneschoorsteen zuigt de geproduceerde CO2 aan en zuivert driemaal per uur alle lucht in het gebouw. Op termijn winnen we hier dus ook productiviteit en hebben we minder ziekteverzuim, al moet ik toegeven dat het exacte effect moeilijk te becijferen valt. Als je weet dat we hier jaarlijks 60 miljoen euro spenderen aan lonen, hoef ik je niet te vertellen wat de economische impact van 1 procent minder ziekteverzuim over een periode van veertig jaar is. Die factor hebben we daarom niet meegenomen in onze financiële berekeningen.”
Daarmee belanden we meteen bij een van de vaakst gehoorde argumenten tegen cradle-to-cradleprojecten: het prijskaartje. “Op korte termijn houdt dat argument vaak steek, op lange termijn bijna nooit”, repliceert Weijers. “De investering voor de stadshal liep op tot 55 miljoen euro. We gaan uit van een levensduur van veertig jaar. In die periode besparen we 17 miljoen euro aan exploitatiekosten tegenover een gewoon duurzaam kantoor, bijvoorbeeld doordat we onze eigen energie opwekken en flink wat besparen op watergebruik en waterzuivering. Ondanks de zwaardere begininvestering besparen we aan het eind nog altijd enkele miljoenen euro’s.”
Circulair toiletpapier
Circulaire modellen en productieprocessen kunnen op almaar meer belangstelling rekenen van het bedrijfsleven. Dat mag niet verbazen, vindt Bas van de Westerlo. “Je kunt goed doen voor mens en milieu, en daar ook nog eens geld mee verdienen. Waarom zouden we dan nog twijfelen om ons economische model zo veel en zo snel mogelijk circulair te maken?” Van de Westerlo volgde een bouwkundige opleiding en draait al enkele jaren mee als consultant in het C2C-Expolab, op een boogscheut van het stadscentrum van Venlo. Het werd in 2009 opgericht als een gemeentelijke stichting, en het adviseert en begeleidt overheidsinstanties en bouwbedrijven uit heel Nederland die de overstap willen maken van een lineair naar een circulair productiesysteem.
Zo’n systeem is nog iets heel anders dan zomaar je productieproces wat groener en duurzamer maken, onderstreept Bas van de Westerlo. “Cradle-to-cradle is niet zomaar een ecologische nieuwigheid, het is een resoluut vernieuwend economisch model. Bedrijven die duurzaam werken, verminderen hun ecologische voetafdruk, maar in essentie verandert er niets aan hun bedrijfsprocessen. De focus op duurzaamheid en energiezuinigheid heeft vaak zelfs een negatief effect op de leef- of de werkomstandigheden: de luchtkwaliteit in sterk geïsoleerde gebouwen is bijna altijd veel slechter dan die in weinig of niet geïsoleerde gebouwen.”
“Cradle-to-cradle vertrekt vanuit een ander principe: je herbekijkt je productieproces of je bedrijfsmodel van kop tot teen, vanuit het idee dat zo veel mogelijk grondstoffen en materialen herbruikbaar of biologisch volledig afbreekbaar moeten zijn. Het gaat zelfs nog een stuk verder: ook materialen die in theorie wel volledig recycleerbaar zijn, zoals pvc, zijn not done. Pvc is in essentie giftig, het heeft dus weinig zin de kringloop te sluiten als je toch een giftige basisgrondstof blijft overhouden.”
Klinkt allemaal goed, maar wie zal dat betalen? “Als we hier de voorbije jaren één les geleerd hebben, dan is het wel dat bedrijven die de stap durven te zetten op lange termijn bijna altijd geld besparen”, weet Bas van de Westerlo. “Geloof me, in alle sectoren zijn al bedrijven overgestapt op het circulaire model – van producenten van glas en deuren over vloerbedekking tot verzorgingsproducten en kledij, ja zelfs toiletpapier. Een basisvoorwaarde is dat je heel precies weet wat er in je producten zit. Pas dan kun je op zoek gaan naar alternatieven voor alle giftige stoffen, en een productieproces uittekenen dat volledig gericht is op hergebruik en recyclage. Het verbaast me altijd hoe weinig bedrijven tot in de puntjes weten hoe en waarvan hun producten worden gemaakt.”
Mentale switch
Het grootste struikelblok om over te stappen op een circulair model is vaak niet de investering die nodig is om het hele bedrijfsmodel te hertekenen. Minstens even essentieel is de mentale switch: een bedrijf moet bereid zijn heel anders naar zichzelf, zijn producten en zijn afzetmarkt te kijken. Vaak moet het ook een heel ander businessmodel omarmen.
Een interessant voorbeeld is Philips Lighting, dat enkele maanden geleden bekendmaakte dat het in ons land in zee gaat met het stadsbestuur van Kortrijk om in de stadsbibliotheek kostenbesparende ledverlichting te installeren. Het contract dat de Nederlandse verlichtingsreus met Kortrijk afsloot, is volledig gebaseerd op het circulaire model. Philips levert niet langer een product: de stad Kortrijk koopt licht als een dienst voor haar bibliotheek, en Philips Lighting blijft eigenaar van de lichtinstallatie. Daarvoor sloten beide partijen een prestatiecontract van tien jaar af, waarmee Philips zich ertoe verbindt de beste verlichting aan te leveren en de bibliotheek te voorzien van de nieuwste updates, zodra die beschikbaar zijn. Na afloop van het contract zal Philips de armaturen elders hergebruiken, of de gebruikte materialen een nieuwe bestemming geven.
“Bedrijven blijven in dat model eigenaar van hun producten of hun materialen”, legt Van de Westerlo uit. “Ze hebben er alle belang bij die zo te ontwerpen dat ze de gebruikte grondstoffen na afloop van een contract volledig kunnen recyclen tot nieuwe producten. Vroeger lag de verantwoordelijkheid voor een product dat aan het einde van zijn levenscyclus was gekomen integraal bij de klant, in het circulaire model is dat de producent. Zo wordt de kringloop volledig gesloten. Natuurlijk werkt dat model nog niet voor alle producten, maar vaak is het gewoon zaak meer marktvraag te creëren. Daarin kunnen overheden een belangrijke rol spelen: ze kunnen producenten en sectoren tot innovatie dwingen.”
Onderzoek en kennis
De impact van een circulair economisch model reikt veel verder dan het pure productieproces. Dat is ook vast te stellen in Venlo en omgeving. Projectleider Michel Weijers: “Cradle-to-cradle is een belangrijke aanjager om het economische profiel van deze regio te verbreden. Grondstoffen worden schaars en op termijn dus ook duurder. Thema’s zoals gezondheid en ecologie worden zeker bij jonge mensen steeds belangrijker. Op termijn ontkomen we niet aan de noodzaak ons hele economische model diepgaand om te schakelen. In de regio gebruiken we dat circulaire denken als een rode draad voor de manier waarop we logistiek, afvalverwerking, de bouwsector, het onderwijs en het gemeentelijk beleid aanpakken.”
Toen tien jaar geleden in de stad een nieuwe basisschool moest worden gebouwd, koos de directeur voor een circulair gebouw, vanuit het idee dat een gezonde en ecologische schoolomgeving op termijn een meerwaarde biedt. Die keuze heeft een veel bredere dynamiek op gang gebracht. Congressen en conferenties die vijf jaar terug nog in Rotterdam of Amsterdam plaatsvonden, worden nu in Venlo georganiseerd. Hoogopgeleide mensen trekken er niet langer weg.
“Dat is een proces van jaren”, zegt Michel Weijers. “Maar het is wel een verbindend project waarbij we stilaan ook de burgers proberen te betrekken. Dat doen we in de meest uiteenlopende domeinen. Als we bijvoorbeeld een concert organiseren, pakken we de afvalverwerking anders aan. Bedrijven die aanvankelijk weinig of niet geïnteresseerd waren, zagen plots dat ondernemingen en organisaties die mee op de kar sprongen veel belangstelling kregen en plots deel uitmaakten van een nieuwe dynamiek. Vandaag hebben we in de regio Venlo de hoogste concentratie bedrijven die cradle-to-cradleproducten op de markt brengen – van producenten van deurbeslag tot het bedrijf dat voor heel Nederland de informatieborden langs de snelwegen op de markt brengt. Sommige ondernemingen zijn nieuwkomers, andere hebben zich heruitgevonden. Dat is vaak niet vanzelfsprekend: materialen moeten niet enkel volledig recycleerbaar zijn, ze mogen ook niet giftig zijn of schadelijk voor het milieu. Er moet dus fors worden geïnvesteerd in onderzoek en kennis.”
Nieuwe meubels
Daarnaast is er de markt. Wat ben je met een cradle-to-cradleproduct als je het niet aan de straatstenen verkocht krijgt? Daar kan de overheid volgens Michel Weijers een belangrijke rol in spelen. “In dit stadskantoor staan nu enkel nog cradle-to-cradle gecertifieerde kantoormeubelen. De leverancier onderhoudt ze tien jaar lang. Daarna neemt hij alles terug, om er nieuwe meubels van te maken. Wij ontvangen op dat moment nog 18 procent van het oorspronkelijke aankoopbedrag. Op termijn komt die regeling ons dus goedkoper uit dan wanneer we gewoon klassieke kantoormeubelen hadden gekocht.”
“Het is maar een klein voorbeeld, maar dat geldt net zo goed voor onze kledij en voor veel andere spullen die we nu na een aantal jaren gebruik gewoon naar het containerpark brengen. In de circulaire economie is er niets mis met consumptie, alleen zorgen we er wel voor dat we aan het einde van de rit meerwaarde scheppen, en de afvalstroom en de grondstoffenverspilling stoppen. Paradoxaal genoeg gaat het voor velen in Europa economisch nog iets te goed om dat nieuwe model al massaal te omarmen. Maar er komt een dag dat we zullen moeten omschakelen naar dat nieuwe businessmodel. Deze regio zal daar op dat moment klaar voor zijn.”
FILIP MICHIELS
“Cradle-to-cradle is niet zomaar een ecologische nieuwigheid, het is een resoluut vernieuwend economisch model”
“Bedrijven die de stap naar cradle-to-cradle durven te zetten, besparen op lange termijn bijna altijd geld”
“Het verbaast me altijd hoe weinig bedrijven tot in de puntjes weten hoe en waarvan hun producten worden gemaakt”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier