3 belangrijke verwezenlijkingen op biodiversiteitstop COP16
COP16 was de eerste biodiversiteitstop na de historische top in Montreal eind 2022. Wat het klimaatakkoord van Parijs is voor de strijd tegen de klimaatopwarming, is het akkoord van Kunming-Montreal voor de strijd tegen het verlies aan biodiversiteit. In het Colombiaanse Cali moest de financiering voor dat akkoord verder vorm krijgen en waren er belangrijke doorbraken over het gebruik van digitaal genetisch materiaal door bedrijven en de rol van inheemse volken.
1. Het mechanisme om opbrengsten uit de genetische rijkdommen van landen te delen is operationeel
‘COP’ is de afkorting voor Conference of the Parties – de Conferentie der partijen – binnen de Verenigde Naties. De conferenties kaderen in het biodiversiteitsakkoord van Rio de Janeiro, dat in 1993 in werking trad om de bijzonder dramatische achteruitgang van de biodiversiteit op aarde een halt toe te roepen. De biodiversiteitsconventie gaat over natuurbehoud en biodiversiteit, maar evengoed over een eerlijk gebruik van natuurlijke rijkdommen, de bescherming van soortenrijkdom en patenten op geneesmiddelen.
Twee jaar geleden riep COP15 in Montreal het financiële mechanisme Digital Sequence Information (DSI) in het leven om de voordelen te delen van nieuwe geneesmiddelen, vaccins en voedingswaren die ontstaan uit digitale vormen van biodiversiteit. Ontwikkelingslanden vinden dat de opbrengsten van geneesmiddelen op basis van cruciale bestanddelen uit hun landen met hen gedeeld moeten worden.
“Er was een grote achterpoort, die we nu hebben gesloten”, zegt Ines Verleye, technisch hoofd van de Belgische delegatie op de biodiversiteitstop in Cali. “Er wordt meer en meer digitaal genetisch materiaal gebruikt, het gaat om miljoenen digitalesequentiecodes opgeslagen in databases. In Cali hebben we afspraken gemaakt over de operationalisering van dat DSI-mechanisme. De farma- en de agrovoedingssector werden geconsulteerd bij de uitwerking van de details. Dat is belangrijk, omdat het om een vrijwillige bijdrage gaat. Bedrijven kunnen 0,1 procent van hun omzet gebaseerd op DSI of 1 procent van hun opbrengst storten in een nieuw fonds. Al het geld dat in dat fonds wordt gestort, zal worden gebruikt ter bescherming van de biodiversiteit. Dat kan een enorm verschil maken, omdat er weinig geld is om ontwikkelingslanden te helpen om hun biodiversiteit te beschermen, veel minder dan er is om landen te helpen met de strijd tegen de klimaatopwarming. Dit nieuwe fonds is uniek en een potentiële gamechanger omdat het een nieuwe inkomensstroom kan genereren. Dat is nodig, want we zitten met een enorm gat in de financiering” (zie punt 3).
2. De rol van inheemse volken en lokale gemeenschappen in biodiversiteitsbehoud wordt vertaald in inspraak
Het Colombiaanse voorzitterschap zette de rol van inheemse volken en lokale gemeenschappen heel hoog op de agenda en dat leverde een belangrijke doorbraak op. COP16 richtte in Cali een nieuw hulporgaan op voor alles dat te maken heeft met inheemse volkeren en lokale gemeenschappen. Daardoor krijgen ze een veel belangrijker stem en rol bij de Conventie voor Biologische Diversiteit (CBD), een juridische instrument dat werd gecreëerd om de biologische diversiteit te beschermen. “De rol van inheemse volken en lokale gemeenschappen is nu serieus erkend, het is een groot succes voor het Colombiaanse gastland. Tussen twee COP’s zal dat nieuwe hulporgaan samenkomen. De COP erkent zo het belang van de traditionele kennis van inheemse volken en lokale gemeenschappen en de cruciale rol die ze daardoor te spelen hebben in het behoud en de bescherming van de biodiversiteit. Die cruciale rol is nu geformaliseerd”, zegt Ines Verleye. Inheemse volken zijn als dusdanig erkend, denk aan de Sami in Noord-Europa of de Masai in Oost-Afrika. “Maar ook lokale gemeenschappen die niet als inheems volk zijn erkend, kunnen speciale praktijken of een cultuur hebben die belangrijk zijn voor de biodiversiteit. In Europa vind je zulke lokale gemeenschappen bijvoorbeeld in Spanje of Oost-Europa.
3. (Bijna) een nieuw financieringsinstrument om ontwikkelingslanden te helpen
De onderhandelingen over de financiering waren episch. De onderhandelaars legden hun hoofd te slapen op de tafels van de conferentiezaal. Ines Verleye, die samen met haar Braziliaanse collega die cruciale onderhandeling leidde, overleefde tussen donderdagochtend 6 uur ’s ochtends en zaterdagochtend 10 uur ’s ochtends op nauwelijks vier uur slaap en veel adrenaline. Die zaterdagochtend waren al zoveel onderhandelaars naar huis vertrokken dat het quorum om te stemmen niet meer gehaald werd. Daarom werd deze COP niet officieel afgsloten, maar opgeschort. Heel wat andere beslissingen waren gelukkig al goedgekeurd, maar over het nieuwe financieringsinstrument komen er binnenkort verlengingen.
“Dat is niet nieuw, ook de vorige COP werd opgeschort omdat het quorum niet meer herhaald. Een jaar later werd verder vergaderd. Nu zal het zolang niet duren, omdat het werkingsbudget niet aangenomen is. Er zit meer tijdsdruk op.”
Waar gaat de discussie over? In tegenstelling tot de klimaattop heeft de biodiversiteitstop geen apart fonds waar rijke landen geld in storten om ontwikkelingslanden te helpen hun biodiversiteitsdoelen te halen. De huidige financiering komt van de Global Environment Facility (GEF), een financieel mechanisme dat zowel gebruikt wordt voor klimaat-, biodiversiteits- als desertificatiefinanciering. De ontwikkelingslanden ijveren daarom voor een nieuw fonds uitsluitend voor biodiversiteit, maar de rijke landen staan op de rem. Het is een sterk symbolische discussie, want uiteindelijk gaat het niet over hoe de financiering er precies komt – een nieuw fonds of niet – maar dat ze er komt.
Het budget om de soortendiversiteit te beschermen steeg op de vorige COP gevoelig, tot 20 miljard per jaar tegen 2025 en 30 miljard tegen 2030. Binnen de GEF is er dan nog een ander interimmechanisme dat in 2030 uitdooft. “De ontwikkelde landen willen niet gewoon geld in een nieuw fonds stoppen, omdat veel financiering bilateraal en via de Wereldbank gebeurt. Het is niet omdat er een nieuw fonds is, dat er ook nieuw geld voorhanden is”, zegt Ines Verleye. Ze wijst erop dat de geldstroom vanuit de ontwikkelde landen voor biodiversiteit wel degelijk toeneemt door de mobilisering van ontwikkelingsgeld. “We willen landen ook op een andere manier helpen, in plaats van geld te geven aan een land om een nationaal park te onderhouden, zou een land een project kunnen opzetten om via dat nationaal park eigen inkomsten te genereren.”
Na de vergadermarathon lag een compromis op tafel, waarbij de inkomsten van het nieuwe DSI-fonds (zie punt 1) ook zouden worden gebruikt in een hybride financieringsinstrument. Door het ontoereikende quorum kon dat niet meer goedgekeurd worden, maar dat gebeurt wellicht binnenkort. “De financiële sector volgt deze onderhandeling van nabij, omdat biodiversiteit voor de sector een steeds groter risico wordt.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier