Durvers doen gouden zaken, “beter dan onder Mobutu”
Tien jaar geleden kapseisde het Mobuturegime. Die val bracht niet de verhoopte opbloei van Congo. Toch maken durvers en avonturiers er fortuin. Na de eerste democratische verkiezingen zijn de verwachtingen hooggespannen.
Kinshasa, Lubumbashi (Congo)
Vodacom en Celtel pompten de voorbije jaren 500 miljoen euro in de Congolese telecommunicatie. Sinds kort overspoelen ook de Chinezen de markt met uiterst goedkope mobieltjes en tarieven. “Die telecomoperatoren scheppen maandelijks 20 miljoen dollar winst,” bromt een topman van de telecomafdeling van het staatsmijnbedrijf Gécamines. “Ze doen minimale investeringen en houden hun exploitatiekosten zo laag mogelijk. Het gaat in de telecomsector niet anders dan in de mijnsector: de l’écrèmage pur et simple, het afromen van winst.”
Na de recente verkiezingen leek Congo plots klaar om het langverwachte eldorado te worden. Geruchten over een lening van 17 miljoen dollar door de Afrikaanse Ontwikkelingsbank stuwden de beurskoers van Sucraf van minder dan 5 euro naar 35 euro in februari 2007. Sucraf, genoteerd op de beurs van Brussel, is een suikerfabriek in Oost-Congo die al jaren stilligt! In die euforische stemming kondigden mijnbedrijven voor zowat 1,5 miljard euro investeringen aan in de kopermijnen van Katanga.
Congo staat nochtans op de allerlaatste plaats in de jongste editie van Doing Business van de Wereldbank. Niettemin groeide de Congolese economie de voorbije jaren gemiddeld met ruim 6 %. Gestuwd door investeringen in telecommunicatie, in de mijnsector, spectaculaire vastgoedtransacties en … veel donorgeld. “In Lubumbashi koop je staatsterreinen voor 2 euro per hectare, die zes maanden later verkocht worden voor een dikke 76.000 euro per hectare,” weet een plaatselijke advocaat. “De financiële risico’s zijn klein voor hoge rendementen op de korte termijn. Met 1 miljoen euro verdubbelt je kapitaal in zes maanden. Nergens haal je zulke rendementen. Met de juiste connecties zet je in vier dagen een vastgoedfirma op ( nvdr – zonder die connecties duurt het, volgens de FEC, Féderation des Entreprises du Congo, gemiddeld 155 dagen). Je kunt als buitenlander kopen en verkopen, kapitaal in- en uitvoeren. C’est une économie de combines, een roulette-economie.”
Politieke machthebbers speelden mijncontracten door aan mijnexploitanten zonder mijnexpertise (het Amerikaanse Phelps Dodge uitgezonderd). Die beruchte contracten droegen in 2006 amper 13 % bij tot het al kleine Congolese bbp. In 1960 was dat 80 %. De voorbije jaren werden ook 21 miljoen hectare tropisch bos tegen minder dan één dollarcent per hectare verpatst aan buitenlandse houtkapbedrijven. Ook daar worden monsterwinsten gerealiseerd.
In die roulette-economie, waar pientere en vaak buitenlandse avonturiers of durvers in korte tijd gouden zaken doen – “nog beter dan onder Mobutu,” zeggen kenners -, houden ook een paar bonafide bedrijfsleiders stand. Ofwel omdat ze een leeftijd bereikt hebben waarop ze in Europa niet alles opnieuw kunnen overdoen, ofwel omdat ze al zolang hopen op de reprise “die er vroeg of laat zal komen” en ze al die tijd hun investeringen in stand probeerden te houden. Het gaat om een handvol Belgische zelfstandige kmo’s. Ofwel zijn het bedrijven die de lokale geplogenheden kennen, omdat ze al zolang ingeburgerd zijn en niet al te gesofisticeerde diensten en producten leveren aan de nog weinige operationele ondernemingen in de formele economie: bouwondernemingen, brouwerijen, land- en mijnbouw. Er zijn naar schatting slechts 40.000 officiële arbeidsplaatsen in Kinshasa met haar officieel zes miljoen, maar wellicht tien miljoen inwoners. Met 60 miljoen inwoners telt Congo amper 2500 geregistreerde bedrijven.
Profiteren van niches
Toch blijft Philippe Croonenberghs, CEO van het in Brussel beursgenoteerde Texaf, geloven in een heropstart van Congo op korte termijn. Texaf, opgericht in 1925, bezat katoenplantages, elektrische centrales en binnenschepen, exploiteerde olieslagerijen en oefende algemene handelsactiviteiten uit (zoals nog tientallen andere goed boerende oud-koloniale glories, uitvoerig beschreven in het nieuwe boek Congo 1885-1960 van Frans Buelens). In Kinshasa bouwde Texaf de grootste en modernste spinnerij- en weeffabrieken van Afrika.
Tegenwoordig is Texaf nog maar een schim van zichzelf. Niettemin klom de beurskoers gestaag van 3 euro in 2002 naar 149 euro vandaag. 2006 sloot af met een positief resultaat van 1,8 miljoen euro of 5,62 euro per aandeel (tegen 1,6 miljoen euro in 2005). De groep behoudt 18 % in de textielfabriek, nadat het de textielbelangen gedeeltelijk afstootte in een joint venture met de Chinese groep Cha Textiles. De Belgen willen niet langer optornen tegen goedkope Chinese textielimport. Met de steengroeve Carrigrès in Kinshasa, het staalbouwbedrijf Mecelco in Lubumbashi en vooral vastgoedprojecten – de bouw van een nieuwe villa in Kinshasa is in vier jaar terugverdiend – mikt Croonenberghs op meer beloftevolle niches. In plaats van verloederde gebouwen, biedt hij buitenlandse investeerders en hulporganisaties nieuwe of gerenoveerde woningen, bedrijfsgebouwen en kantoren. Carrigrès profiteert van de heropbouw van een land in puin en Mecelco heeft de handen vol met oplappen van treinwagons voor de heroplevende mijnindustrie in Katanga.
Croonenberghs kijkt ook uit naar opportuniteiten in de agro-industrie, een gegeerde sector. Mijnindustrieel George Forrest kocht met Aldo Vastapane (ex-Sobelair) de veehouderij Grelka, in 1930 begonnen door onder meer Boerenbond en Bank Lambert. Thierry Jungers van Cie Jules Van Lancker, een oud-koloniaal landbouwbedrijf met wortels tot begin vorige eeuw in Beneden-Congo, gaat in Katanga 400.000 hectare ontwikkelen, waarvan meer dan de helft voor veeteelt. Yves Brackenier, al vijftien jaar actief in houtkap en transport op de Congostroom, heeft grootse plannen in palmolie, maïs, cacao en koffie.
“Je kunt in Congo projecten opzetten die vrij snel rendabel zijn. En voor de hindernissen is er altijd wel een oplossing te bedenken,” meent Brackenier, “op voorwaarde dat je de zaken met voldoende souplesse benadert.” Hij voegt er nog aan toe: “Wie al jaren ter plaatse is, zit in de beste uitgangspositie. Al is er genoeg plaats voor iedereen.”
Congolees hologram
Philippe Croonenberghs werpt zich op als een mogelijke financiële partner en ziet voor Texaf een rol weggelegd als gids en wegbereider voor nieuwkomers die zich aan een financier met terreinervaring willen koppelen. “Vanouds ingeplante groepen zijn minder geneigd zich voor vreemd kapitaal open te stellen. Dat zal veranderen naarmate meer buitenlandse investeerders neerstrijken en de oude rotten zich zullen moeten aanpassen aan meer concurrentie,” klinkt het optimistisch. De behoefte om allianties te sluiten, is al zichtbaar, omdat de meeste ingeburgerde bedrijfsgroepen – door de opkomst van vooral Aziatische actoren, Pakistani, Indiërs en Chinezen, in hun traditioneel segment – alternatieve niches opzoeken.
Zoals Texaf zich uit textiel losweekt omwille van (deloyale) Chinese concurrentie, diversifieert Orgaman in veeteelt en mijnbouw. De Belgische groep die groot werd door invoer van goedkope vis en kippen, wordt in zijn traditionele business onder de voet gelopen door Libanezen en Pakistani, en gaat voor goudwinning in Kivu scheep met Moto Gold Mine uit Canada en met Tiger Resources uit Australië in een Katangese kopermijn.
Albert Yuma Mulimbi, voorzitter van Fédération des Entreprises du Congo (FEC) en bestuurder bij Texaf, gelooft dat de Congolese economie relatief snel uit de startblokken kan komen (zie kader: Waar naartoe? Het optimistische scenario). De FEC of het Congolese VBO bepleit bij de Congolese regering een buitenlandse technische supervisie van het beheer van de douanediensten (Ofida) en de belastingheffing (DGI). “Dat kan het investeringsklimaat op vrij korte termijn ten goede keren,” vindt Yuma. Hij wijst op recente maatregelen om mijninkomsten naar de staatskas te laten vloeien en meer fiscale inkomsten binnen te rijven. Zo zouden de overheidsuitgaven kunnen stijgen van een kleine 0,9 miljard euro in 2006 tot 1,3 à 1,5 miljard euro in 2007. Het efficiënt maken van de haven van Matadi met steun van Antwerpen noemt Yuma een bijkomende prioriteit.
Het kan de indruk wekken dat Congo eindelijk opveert. De economie is liberaler geworden dan onder Mobutu. Maar behalve in de mijn- en telecommunicatiesector, kon de bijzonder aantrekkelijke Congolese investeringscode tot nu nauwelijks nieuwe investeerders bekoren. Want voor nieuwkomers kunnen rechtsonzekerheid, tegenwerking van gevestigde belangen, administratieve pesterijen en willekeurige belastingen wegens de alomtegenwoordige corruptie, bittere ontnuchtering worden.
” Increased stability,” motiveerde Bloomberg de piek van het Sucrafaandeel begin 2007. Ondertussen is het aandeel gezakt tot 10,5 euro. Over een toegenomen politieke stabiliteit of een veiliger investeringsklimaat lopen de meningen uiteen sinds het wapengekletter van 22 en 23 maart 2007 in Kinshasa en de uitschakeling van oppositieleider Jean-Pierre Bemba. “De toekomst van Congo is als een hologram,” zegt een Belgische ondernemer die het voor bekeken houdt. “In Congo is niets wat het lijkt en iedereen heeft een eigen interpretatie van de feiten.”
Een hologram projecteert een subjectief beeld. Tien jaar na de val van Mobutu kom je in Congo evenveel Belgen tegen die geloven in een optimistisch scenario als in een verdere neerwaartse spiraal. In Lubumbashi betreurt Moïse Katumbi, de nieuwe gouverneur van de mijnprovincie, dat de Belgen zo weinig actief zijn, terwijl dagelijks tientallen veertigtonners vanuit Zuid-Afrika materieel aanrollen voor nieuwe Canadese, Amerikaanse, Israëlische, Zuid-Afrikaanse en Chinese mijnprojecten: “De Chinezen komen met heel wat meer projecten en geld voor infrastructuurwerken. Veel geld.”
Erik Bruyland
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier