Doe iets aan de pretaxatiegeschillen

Karel Anthonissen Gewestelijk directeur bij de BBI

In het recente verleden wilden sommigen de belastinginspecteur stoppen nog voordat hij een standpunt had ingenomen, en nog voordat er van enige belasting of taxatie sprake was. De fiscale rechtbank van Gent kreeg zulke verzoeken van een Oost-Vlaamse politicus en een Gentse financiële planner. Een Belgische sportbond stapte in Brussel naar de rechtbank. Een zaak voor de rechtbank is een ‘geschil’, en zo is het vreselijke woord ‘pretaxatiegeschillen’ ontstaan. Sinds een drietal jaren krijgen die zaken aandacht in de media.

De vragen die aan de rechter worden gesteld, zijn elementair. Mag de controleur die of die vraag stellen? Mag de controleur binnenkomen? Mag de controleur die of die informatie in de computer zien? Vooraleer Justitie, met de aanslepende conclusietermijnen en beroepsprocedures, zulke vragen beantwoord heeft, hoeft het allang niet meer. Dat schijnt ook een van de bedoelingen te zijn, naast de bescherming van de mensenrechten uiteraard. Dat willen we allemaal en ik verzeker u dat de fiscus uw telefoon niet aftapt, geen fiscale enkelbanden heeft klaarliggen en geen praktijktesters in het veld stuurt.

Informatie verzamelen is de opdracht van de controleur. Aanvankelijk voerden wij aan dat dat werk niet tot de voorafgaande bevoegdheid van de rechter behoort. Het is niet de bedoeling dat de rechter meegaat op controle en deelneemt aan de uitvoerende macht. Om de gevorderde belasting nadien te betwisten, zijn er nog kansen genoeg. De wet voorziet in een administratieve beroepsmogelijkheid bij de gewestelijke directeur, en na een bedenktijd of een afkoelingsperiode van zes maanden kan men de zaak met een eenvoudig verzoek aan de rechter voorleggen. De pretaxatiegeschillen passen niet in die logica.

Maar sommige rechters wilden kwesties over de informatiegaring zelf ook ‘ontvankelijk verklaren’. Dat hebben we aanvaard. Het is ook niet gemakkelijk tegenover een rechter te argumenteren dat hij met de voorliggende kwestie geen zaken heeft. Maar ik kan wel drie of vier belangrijke onderzoeken noemen die zo een stille dood gestorven zijn.

Nou goed: als er belangrijke waarden in het geding zijn, moet de rechter een toetsing kunnen doen. Maar kan men er dan tenminste voor zorgen dat het snel gaat? Die toetsing hoeft niet over de hele fiscale kwestie te gaan, maar enkel over die belangrijke waarde waarvan wordt gedacht dat die in het gedrang kan komen. Nu dreigt een lange rechtsgang die de controle op de lange baan schuift. Telkens is het voor de belastingdienst zoeken naar een manier om de zaak te bespoedigen. De politicus wilde een grondwettelijk recht voorleggen aan het Grondwettelijk Hof. Dat heeft de zaak jaren vooruitgeholpen en voor een klaar arrest van het hof gezorgd. De fiscale planner won zijn zaak in eerste aanleg. Door daar niet in beroep tegen te gaan werd minstens de voortzetting van de ‘gewone controle’ mogelijk, anders was de zaak nog hangend geweest. In de zaak van de sportbond aanvaardde de rechter uitzonderlijk dat de zaak op de inleidende zitting werd gepleit, maar hij liet ook verstaan dat hij daar geen gewoonte van wilde maken.

Ook in een aantal minder bekende gevallen hebben rechters geworsteld met de noodzaak om het vooruit te laten gaan. Na een bezoek van de BBI op 27 februari 2014 oordeelde de fiscale rechtbank in Antwerpen dat de gevraagde voorlopige maatregelen niet nodig waren. De vrees die de belastingplichtigen hadden geuit, kon volgens de rechter “niet ernstig worden genomen”. Wel waren we toen toch alweer zestien maanden verder. Na een bezoek van de BBI dat tot nu niet in de openbaarheid geraakt is, moest de rechter nog een week of twee nadenken. Als deze column verschijnt, is het vonnis wellicht bekend. Ook in de zaak van de sportbond mag deze maand een vonnis worden verwacht. De rechters willen dus wel voortmaken, maar dan nog wachten er jarenlange beroeps- en cassatieprocedures. Zo kunnen we niet werken.

Deze situaties zijn ontstaan uit de hervorming van de procedure in 1999. De wetgever heeft toen een administratieve beroepsfase van zes maanden ingevoerd, met daaraan gekoppeld een mogelijke bemiddeling. Maar uit de tekst van het Gerechtelijk Wetboek blijkt dat die manier van werken slaat op de belastingen zelf, niet op allerlei andere acties van de fiscus. Van die vergetelheid in de wet maken sommigen gebruik om bij de eerste vraag of bezoek van de controleur al meteen naar de rechter te hollen. Onze vraag aan de wetgever is: doe daar wat aan.

De auteur is gewestelijk directeur van BBI-Gent.

KAREL ANTHONISSEN

Het is niet de bedoeling dat de rechter meegaat op controle en deelneemt aan de uitvoerende macht.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content