DEBAT TEN GRONDE ?
Naar aanleiding van de recente schandaalsfeer rond het Algemeen Bestuur voor Ontwikkelingssamenwerking ( Abos), werd gedelegeerd bestuurder Tony Vandeputte van het Verbond van Belgische Ondernemingen ( VBO) twee keer door de bevoegde parlementaire commissie ondervraagd. “Wat me telkens opviel, was niet alleen onbegrip maar een bedrijfsvijandige sfeer,” zegt Vandeputte. Het VBO wil het ingebakken wantrouwen van de andere partijen de niet gouvernementele organisaties ( ngo’s), parlementsleden en universiteiten tegenover de bedrijfswereld doorbreken. Maar het kant zich tegelijk tegen de muur die staatssecretaris Reginald Moreels tussen het bedrijfsleven en zijn departement optrekt. “Dergelijke houding staat haaks op de internationale trend, ook in de ontwikkelingslanden zelf waar privé-ondernemerschap beschouwd wordt als de echte motor voor ontwikkeling. Kijk naar de ontwikkelingen in Azië en Latijns-Amerika. Ook Nederland trekt jaarlijks 2,2 miljard Belgische frank uit voor zijn Oret-programma ( Ontwikkelingsrelevante Exporttransacties) en Frankrijk heeft onder meer via het Fasep-budget 1,8 miljard ter beschikking voor bedrijven en ontwikkelingssamenwerking.”
TRENDS. De Nederlandse minister Pronk nodigt het bedrijfsleven mee uit naar het jaarlijks overleg met de Wereldbank in Washington. Bij ons spitst de kritiek zich toe op “de gebonden hulp”. In ’95 ging het om 4 miljard frank op een totale export van 400 miljard naar Derde Wereldlanden. Verwaarloosbaar ? Waarom klampt u zich daar dan aan vast ?
TONY VANDEPUTTE. Omdat gebonden hulp ( nvdr verplichte aankoop van materieel in het donorland) een belangrijk hefboomeffect heeft op bedrijfssectoren bij ons en in de landen zelf. Afschaffing van gebonden hulp verzwakt ook de internationale positie van België. Sommige landen beschouwen dit instrument als een bewijs van betrokkenheid vanwege de Belgische overheden en dat kan bepalend zijn voor het toekennen van contracten.
Heeft het VBO dat hefboomeffect becijferd ? Het zijn telkens dezelfde bedrijven die aan bod komen, terwijl performante ondernemingen zoals Barco ook zónder internationaal kunnen doorbreken. Zelfs Tractebel haalt meer en meer contracten binnen zonder steun.
In de Kamercommissie hebben Besix, Haecon, Siemens en anderen sprekende cijfers op tafel gelegd. Maar een klein land heeft natuurlijk een beperkt aantal bedrijven dat voor zulke projecten in aanmerking komt. Al bieden steeds meer van onze groter wordende kmo’s zich aan. Tractebel bewijst precies hoe gebonden hulp voor deze nieuwkomers een katalysator kan zijn. Tractebel kon zo zijn internationale reputatie opbouwen. Zeggen dat Tractebel voortaan zonder inschakeling van overheidsinstrumenten kan, is echter onrealistisch als je ziet hoe onze buurlanden hun bedrijven steunen. Een paar procentjes op het donorgedeelte kan de balans doen doorslaan. Maar als de Europese Unie of de Oeso morgen alle gebonden hulp verbieden, dan zal het VBO dat toejuichen. Ik ben de eerste om te zeggen dat onze bedrijven geen doodsteek wordt toegebracht als hulpmechanismen wegvallen. 90 % trekt ook zijn plan zonder gebruik te maken van onze exportpromotie. Toch mag je het goodwill-effect niet onderschatten van bijvoorbeeld door Ontwikkelingssamenwerking gefinancierde opleidingsformules in het kader van industriële projecten.
Moreels heeft zopas 17 infrastructuurprojecten geschrapt omdat het “witte olifanten” zouden zijn. Kan het VBO dit weerleggen ?
Wij hebben de betrokken bedrijven aangespoord om zelf hun verdediging op zich te nemen. Hun antwoord is dan dat de sfeer zodanig verziekt is dat hun argumenten niet ernstig genomen worden. De meeste willen ook geen polemiek aangaan met de staatssecretaris. Het VBO vindt dat we de bladzijde beter omdraaien en beginnen met een propere lei.
Het VBO vraagt eenvoudige, doorzichtige structuren voor Ontwikkelingssamenwerking en wil daar ook een zitje. In Nederland is een bankier voorzitter van een commissie-Ontwikkelingssamenwerking binnen de werkgeversfederatie VNO-NCW. Zoiets kan de dialoog vergemakkelijken.
Wij hadden zo’n werkgroep, oud-kolonialen met terreinkennis maar dus met een minder goede uitstraling naar de publieke opinie toe. Ik wil nu een stap verder gaan : met Filip Dierckx, voorzitter van Belgolaise, willen we een aantal ondernemers, financiers en bankiers rond de tafel brengen om initiatieven te ontwikkelen van toenadering tot de eerder genoemde gesprekspartners voor ontwikkelingssamenwerking. We hebben ons in het verleden te zeer beperkt tot de politici. Zo’n dialoog zal niet gemakkelijk zijn. Daarnaast zouden initiatieven van ondernemers zoals via het Company Partnership Plan, waarbij kmo’s van bij ons een sociaal engagement aangaan ten aanzien van kleine bedrijfjes in de Derde Wereld, beter bekend moeten raken. Want nu is het eenzijdige imago van ondernemers in ontwikkelingslanden er een van uitbuiting en dat beantwoordt in 80 % van de gevallen niet aan de realiteit.
Sommigen denken al aan een Herstelplan voor Congo/Zaïre. Vreest u in de kortste keren geen nieuwe kortsluitingen en politieke heisa ? Hoe gaat het VBO verdenkingen van affairisme concreet onmogelijk maken ?
Mijn antwoord is hetzelfde als bij de vorige vraag. Indien het bedrijfsleven in samenspraak met alle betrokken instanties, zoals geschetst, tot heldere afspraken kan komen over projecten met een ontwikkelingsrelevantie, kunnen potentiële uitschuivers of misverstanden vooraf geweerd worden. Daar zal wel veel geduld en een bereidheid tot wederzijds begrip voor nodig zijn. De Wereldbank legt ook meer het accent op een partenariaat met de plaatselijke organisaties in de ontwikkelingslanden, zowel met de bevolking als met lokale overheden. Als wij, ook de bedrijven, met deze mentaliteit naar Zaïre terugkeren, kunnen we de publieke opinie ginder en hier duidelijk maken dat het ons niet uitsluitend te doen is om business. Wat mij opvalt, is het feit dat men in Zaïre ten aanzien van ons land op àlle niveaus nog grote verwachtingen koestert. De manier waarop wij met ons Zaïrebeleid gesukkeld hebben, heeft echter enorme schade aangericht ook aan onze internationale reputatie. Eerst hadden we een beleid, al was dat niet de meest fraaie bladzijde uit onze geschiedenis ; daarop volgde echter een fase van ideologisch dogmatisme en nu doet men niets en zwijgt België in alle talen. Zaïre is nochtans één van de weinige landen waar een buitenlands beleid van België een impact kan hebben.
ERIK BRUYLAND
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier