De zoektocht naar het ‘referentiejaar’
Wat is het laatste vorige jaar waarin iemand een ‘normale’ beroepswerkzaamheid heeft gehad? Het antwoord is in sommige gevallen op fiscaal gebied van bijzonder belang. Zo onder meer, om het tarief te bepalen dat voor opzeggingsvergoedingen geldt.
Opzeggingsvergoedingen zijn in principe belastbaar als gewone beroepsinkomsten. Maar doordat zij hoog kunnen oplopen, zorgen zij voor een piek in het belastbaar inkomen. Wie een opzegvergoeding krijgt, dreigt daardoor uitzonderlijk veel belasting te moeten betalen. In de personenbelasting geldt een progressief tarief: hoe hoger het inkomen, hoe hoger de belasting.
Voor die hoge belasting bestaat bij opzeggingsvergoedingen geen goede reden. Zo’n vergoeding komt in de plaats van de gewone bezoldiging die in principe tijdens de opzeggingsperiode verschuldigd zou zijn. Bijgevolg valt het niet in te zien, waarom een opzeggingsvergoeding hoger belast zou moeten worden dan het loon waarvoor ze in de plaats komt.
Vandaar dat de wetgever voor opzeggingsvergoedingen al sinds mensenheugenis in een bijzonder aanslagstelsel heeft voorzien. Zulke vergoedingen worden niet aan de progressieve tarieven van de personenbelasting onderworpen. In plaats daarvan worden ze afzonderlijk belast tegen een bijzondere aanslagvoet. Die is gelijk aan het gemiddelde tarief van de personenbelasting tijdens het laatste vorige jaar waarin de betrokkene een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad. Dat ‘laatste vorige jaar’ heet in het fiscale vakjargon het ‘referentiejaar’.
Het bepalen van het juiste referentiejaar zorgt in de praktijk voor veel moeilijkheden en discussies. De belastingplichtige is geneigd op zoek te gaan naar een vorig jaar waarin hij weinig inkomsten heeft genoten, waardoor de gemiddelde aanslagvoet ook eerder laag zal zijn. Terwijl de belastingadministratie er omgekeerd belang bij heeft een vorig jaar uit te pikken met een relatief hoge belastingdruk.
De lezer zal opmerken dat het vinden van het juiste referentiejaar toch niet zo moeilijk kan zijn. Volgens de wet gaat het om het laatste vorige jaar met een normale beroepswerkzaamheid. Op het eerste gezicht biedt dat niet veel ruimte voor discussie.
Maar de werkelijkheid is soms complexer dan men zich op het eerste gezicht kan inbeelden. Neem iemand die vandaag een gigantische opzeggingsvergoeding uitbetaald krijgt, die verband houdt met een tewerkstelling van enkele jaren geleden. Vorig jaar heeft hij gedurende heel het jaar een beroepswerkzaamheid gehad. Maar die bestond in het uitoefenen van een onbezoldigd mandaat als zaakvoerder van een vennootschap. Hij heeft dus vorig jaar wel heel het jaar gewerkt, maar hij heeft geen beroepsinkomsten genoten. Zijn gemiddelde aanslagvoet voor het vorige jaar is dan gelijk aan 0. Vraag is of dit vorige jaar een geldig referentiejaar kan zijn om de gemiddelde aanslagvoet te bepalen voor de opzeggingsvergoeding die hij vandaag uitbetaald krijgt. Het Hof van Cassatie heeft daarop geantwoord dat zo’n jaar geen geldig referentiejaar is.
En wat als de verkrijger van de opzeggingsvergoeding in hetzelfde voorbeeld vorig jaar niet gewerkt heeft, maar wel gedurende heel het jaar of een groot gedeelte ervan een vervangingsinkomen heeft gekregen (een werkloosheidsvergoeding bijvoorbeeld). Het probleem is, dat de belastingadministratie altijd volgehouden heeft dat een periode waarin men een vervangingsinkomen geniet, bij het bepalen van het referentiejaar ook als een periode van een normale beroepswerkzaamheid kan worden aangemerkt. Maar het Hof van Cassatie steekt daar nu ook een stokje voor. Volgens het Hof kan een jaar waarin hoofdzakelijk werkloosheidsuitkeringen of andere vervangingsinkomsten zijn genoten, geen geldig referentiejaar zijn.
Met andere woorden, men moet op zoek naar een vorig jaar waarin de betrokkene in hoofdzaak effectief beroepsactief is geweest, en uit die activiteit een normaal inkomen heeft genoten.
De auteur is advocaat. De tekst werd geschreven vóór zijn aanstelling tot adjunct-kabinetschef cel fiscaliteit bij minister van Financiën Koen Geens.
JAN VAN DYCK
Een jaar met in hoofdzaak ‘vervangingsinkomsten’ kan geen geldig ‘referentiejaar’ zijn.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier