DE ZEGENINGEN VAN DURE OLIE
Koester geen heimwee naar het einde van de jaren negentig, toen een vat ruwe olie amper 10 dollar kostte, goud nauwelijks blonk en grondstoffen als koper niet eens de ontginningskosten dekten. Een tankbeurt was goedkoop, maar de wereldeconomie bleek veel kwetsbaarder. Het IMF moest het ene dollarpakket na het andere droppen om een wereldwijde fall-out van crisissen in Mexico, Zuidoost-Azië en Rusland te voorkomen. Al was het in 1998 kantje boord toen Rusland door zijn deviezen heen zat en zijn schulden niet meer kon aflossen.
Maar deze zorgenkinderen zijn intussen gerijpt tot groeilanden die veel sterker in hun schoenen staan. Ze boeken overschotten en betalen schulden af. Het IMF is in crisis omdat er nauwelijks nog landen in crisis zijn. En in het Midden-Oosten laat de dollarstroom in principe toe om de groeiende bevolking een betere sociale bescherming en een groeiend inkomen te bieden, en dus de wieg van het terrorisme aan te pakken.
Niet alleen de wereldeconomie is beter af met 60 dollar per vat dan met 10 dollar. Het milieu is dat ook. Dure olie helpt om de uitstoot van broeikasgassen af te remmen en de investeringen in alternatieve energie een zetje te geven. Dat is een welgekomen meevaller in de race tegen de tijd die de wereld moet voeren tegen de opwarming van de aarde. (Te) dure fossiele brandstoffen kunnen gezien worden als een vorm van CO2-belasting. De markt corrigeert als het ware zichzelf: de huidige stijging in de uitstoot van broeikasgassen remt de toekomstige wat af. Dat voltstaat echter niet: zelfs als de CO2-uitstoot meteen en volledig wordt gestopt, is een beperkte (maar dan al economisch en humanitair peperdure) opwarming onvermijdelijk. En bij gebrek aan andere bewoonbare planeten, hebben we helaas niet de luxe om te experimenteren en een wait and seehouding aan te nemen.
De westerse economieën verteren de duurdere olie intussen zonder al te veel krampen. Volgens oude economische modellen had de olieschok het Westen in een diepe, donkere recessie moeten storten. Maar kijk: we surfen in ons gezapige tempo mee op de golven van de globale economische groei. Dat komt onder meer omdat de petro- en grondstoffendollars voor een groot stuk gerecycleerd worden. Geven Opec & co. de dollars weer uit, dan krijgt onze export een zetje. Worden de dollars gespaard, dan komen ze grotendeels op de westerse kapitaalmarkten terecht en drukken ze hier de rentevoeten. De lage rente jaagt de waarde van uw activa omhoog, en dat zorgt voor een westerse koophonger die op zijn beurt de wereldeconomie aan de praat houdt. Het molentje kan alleen blijven draaien in een open globale economie, waar kapitaal en goederen relatief vrij kunnen stromen. Alleen dan kan het Westen een gunstige ruil met de grondstofrijke landen opzetten: hogere grondstoffenprijzen in ruil voor lagere interestvoeten, en een op termijn minder koolstofafhankelijke economie.
De keerzijde van de medaille is dat een Poetin of een Ahmadinejad zich koning van de wereld waant. Of dat een aantal regimes de behoefte niet meer voelen om de economie te diversifiëren of de democratisering op gang te trekken. Ze hebben zelfs de middelen om aan financieel terrorisme te doen, al beseffen ze goed genoeg dat ze er totaal geen belang bij hebben om het dollarmolentje stil te leggen.
Daan Killemaes
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier