De Vlaamse koploper in malariabestrijding
Op de G8-top van volgende week staat Afrika prominent op de agenda. En dus ook malariabestrijding, veruit de belangrijkste doodsoorzaak in dat continent. Dafra Pharma is er de goedkoopste en grootste leverancier van geneesmiddelen.
In Afrika sterven elke dag 3000 kinderen aan malaria. Dafra Pharma, een KMO uit Turnhout, verkoopt vandaag in 32 Afrikaanse landen via een eigen netwerk medicijnen tegen malaria op basis van artesunaat en artemether. Die moleculen uit Chinese plantenextracten werden in 1996 door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) erkend als de enige efficiënte bestrijdingsmiddelen tegen malaria. Alle vroegere medicijnen, zoals quinine, sulfamides en vooral chloroquine, zijn dat niet langer. Dokter Herwig Jansen, oprichter van Dafra, ontdekte de geneeskracht van de artemisiaplant begin jaren negentig in China en Vietnam, waar malaria zo goed als uitgeroeid is.
Terwijl multinationale geneesmiddelenproducenten zoals het Zwitserse Novartis en het Franse Sanofi-Synthelabo pas later op die nieuwe mogelijkheden uit de Chinese traditionele geneeskunde inhaakten, deed Herwig Jansen al in 1994, na bijkomend wetenschappelijk onderzoek van professor Georges Van Binst aan de Vrije Universiteit Brussel, een eerste poging tot commercialisering van het nieuwe medicijn via Profarma, dat later opging in Arenco Pharmaceutica. Durfkapitalist Leo Billion stapte mee in de nieuwe nichemarkt, die toen nog door multinationale farmabedrijven genegeerd werd. Na juridische disputen gingen Arenco en Herwig Jansen echter hun eigen weg (zie kader: Wat doet Arenco?). Zoon Bruno startte in 1997 Dafra Pharma met 100 % familiekapitaal.
“We kennen Dafra, zij zijn inderdaad de goedkoopste op de markt,” zegt dokter Fatoumata Nafo-Traore, directeur van het Roll Back Malaria Department van de WHO. Roll Back Malaria (RBM) werd in 1998 door de WHO opgericht om tegen 2010 het aantal getroffen Afrikanen (350 tot 500 miljoen) te halveren. Maar RBM kwam traag op gang. “We werden in die kringen verdacht gemaakt. Maar terwijl malaria al die tijd een verwaarloosde aandoening bleef, vanwege te lage rendementen op investeringen voor grote farmagroepen, gingen wij vooruit.”
Als kleine onderneming kon Dafra een kostefficiënte structuur opzetten. “We kozen voor maximale uitbesteding van de productie. Er wordt samengewerkt met gerenommeerde onderzoeksinstellingen in binnen- en buitenland, die onze ideeën en formules verder uitwerken. Zo bijvoorbeeld onderzoekt Plant Research International van de Wageningen Universiteit voor ons de mogelijkheid om het gen dat in de artemisiaplant artemisinin aanmaakt, kunstmatig te vervangen door microbiële fermentatie. De geneesmiddelen laten we maken door contract manufacturers als Cambrex in Landen, Erfa in Brussel of Rotexmedica in Duitsland, en Banner en MPF in Nederland,” verduidelijkt exportmanager Edwin Mincke.
Maar precies die uitbesteding aan onderaannemers en een bijgevolg onduidelijke traceerbaarheid in de productieketen, was volgens Traore de reden waarom een officiële erkenning van Dafra’s malariabestrijders door de WHO uitbleef. Tot nu werden alleen producten van twee multinationals, Novartis’ Coartem (in Europa geregistreerd als antimalarial, een combinatietherapie met artemether en lumefantrine als actief bestanddeel) en Sanofi’s Arsumax door de WHO en Unicef als malariageneesmiddelen erkend. De twee zijn echter duurder dan Dafra’s artemether-zetpillen en -tabletten. Arsumax is bovendien een monotherapie met artesunaat als actief bestanddeel, hoewel de WHO de voorkeur geeft aan combinatietherapieën, de zogenaamde ACT ( artemisinin-based combination therapies), die minder snel resistentie opwekken.
Marktleider in Afrika
Na jaren van stroeve relaties lijken de plooien tussen Dafra en de WHO gladgestreken. Herwig Jansen voelde zich al die tijd door de WHO miskend: “Als je geen eigen productielijnen hebt, word je al gauw vanuit de hoogte bekeken als een trader. Wij vinden dat een oubollige manier van doen. Met Dafra hebben we een slagvaardige, lichte structuur. Omdat we zo klein zijn, staan verkoop en research heel dicht bij elkaar. Ondanks uitbesteding van onderzoek en productie blijven wij verantwoordelijk voor het geneesmiddel dat op de markt komt. Patenteren, doen we niet, maar we kunnen op ieder moment, waar ook ter wereld, onze producten natrekken,” zegt Herwig Jansen.
Het duurde een hele tijd om het wantrouwen bij de WHO te doorbreken. Nochtans was Dafra al sinds 1997 op de markt aanwezig, naar eigen zeggen als marktleider en met de goedkoopste producten. Volgens Bruno Jansen zou Dafra in Afrika 30 tot 40 % van de privé-markt voor antimalariamiddelen, die overspoeld wordt door Chinese, Indiase en lokale fabrikanten, voor zijn rekening nemen. De behoeften worden door Unicef op 56 miljoen behandelingen geschat in 2005 en 112 miljoen in 2006. De distributie gebeurt rechtstreeks vanuit België voor Congo, Rwanda en Burundi, vanuit Ivoorkust via Dafra Pharma Afrique voor de rest van Franssprekend Afrika en door Dafra Pharmaceuticals South Africa voor de Engelstalige landen.
“In meer dan dertig landen hebben we honderd medewerkers die artsen en verplegend personeel opleiden voor het toedienen van onze ACT’s. We onderhandelen met elke regering die malaria wil bestrijden. Velen willen met ons samenwerken vanwege de vlotheid van de leveringen en de goedkope prijzen,” zegt Edwin Mincke. Bij grote hoeveelheden (aankopen door regeringen) kost een behandeling van een volwassene met Dafra-producten 1 euro en een halve euro per kind. Het tot nu goedkoopste door de WHO en Unicef erkende geneesmiddel, Coartem van Novartis, kost 1,94 euro. Daardoor haken veel patiënten tijdens de behandeling af.
De officiële erkenningprocedure (prekwalificatie), waardoor men als een gegarandeerd veilige leverancier van malariageneesmiddelen op de WHO-lijst terechtkomt (zoals Coartem en Arsumax), loopt sinds vorig jaar ook voor Dafra’s producten. Op het niveau van grondstoffen en farmaceutische productie werden twee onderaannemers, Rotexmedica (artemether-zetpillen) en Erfa (tabletteren en verpakken) door de WHO goed bevonden. De prekwalificatieprocedure van WHO en Unicef gaat echter nog een stap verder, tot een erkenning door het International Committee on Harmonization. Dat gebeurt nadat nieuwe geneesmiddelen, na klinische proeven, algemeen aanvaard zijn door de bevoegde autoriteiten in de Verenigde Staten, de Europese Unie en Japan. En dat geldt tot nu alleen voor Coartem en Arsumax.
Dokter Chris Hentschel (Medicines for Malaria Venture) schetst het aanbod van malariabestrijdingsmiddelen in de Afrikaanse markt: “Na die hoogste kwaliteitsgarantie voor Coartem zijn er malariabestrijders die alleen een lokale erkenning kregen in bepaalde landen. Vervolgens zijn er firma’s die producten aanbieden met GMP-certificaten (Good Manufacturing Practice) van hun eigen nationale farmaceutische inspecties. In het onderste speelveld vind je ten slotte allerlei, meestal lokaal geproduceerde medicijnen zonder medisch dossier.”
Vietnamese partner
Dafra hoopt snel op te klimmen van het tweede en/of derde niveau (naargelang van het land) naar een WHO/Unicef-prekwalificatie. Die certificering is nodig wanneer Afrikaanse regeringen voor malariabestrijding een beroep willen doen op financiële tegemoetkomingen uit het Global Fund van de Verenigde Naties, een fonds voor het terugdringen van aids, tuberculose en malaria in Afrika. In afwachting bleef Dafra niet bij de pakken neerzitten, want regeringen kunnen ook met eigen middelen geneesmiddelen aankopen. Zo bestelde Soedan vorig jaar, na een audit van Dafra Pharma en Erfa, 2,5 miljoen therapieën. Het gaat om de combinatieblister Artesunate + SP, waarvan Dafra de enige fabrikant is. Ook Burundi erkende Dafra’s geneesmiddelen als essential drugs. Het bedrijf uit Turnhout biedt een gamma therapieën aan, gaande van tabletten in diverse dosissen tot ampullen voor volwassenen en kinderen, siropen voor kinderen en zetpilcapsules. Daarnaast biedt Dafra een reeks combinatietherapieën aan en generische versies van Coartem. “Alle activiteiten worden grondig onderbouwd door klinische studies in alle landen waar we actief zijn,” stelt Bruno Jansen.
Niettemin hoopt Herwig Jansen op een spoedige prekwalificatie van Dafra-medicijnen, omdat er momenteel een nijpend tekort is aan artemisinin op de wereldmarkt, waardoor Novartis onvoldoende grondstoffen heeft om Coartem te leveren. Volgens Traore zou het bevoorradingsprobleem opgelost zijn in 2006 dankzij nieuwe artemisiaplantages in Oost-Azië en Oost-Afrika.
“Terwijl de totale productie in China en Vietnam van het plantenextract en bijgevolg voor het aanmaken van ACT’s ontoereikend is, kan Dafra die leemte vullen,” zegt Jansen. Dafra zou meteen voor minstens zes miljoen ACT-behandelingen kunnen zorgen.
Om de eigen bevoorrading in artemisinin veilig te stellen, heeft Dafra met Saokim, een artemisiaplantage in Vietnam, sinds 2000 een exclusiviteitcontract. “We hebben in juni vorig jaar aan het Global Fund en RBM aangeboden om in de loop van 2005 vijftig miljoen – en zo nodig dubbel zoveel – malariatherapieën te leveren voor minder dan één euro per behandeling. Maar dat was niet mogelijk, omdat we nog niet erkend zijn door WHO en Unicef. Sindsdien is er niets gebeurd en sterven er jaarlijks meer dan één miljoen Afrikanen. Men zal op de top in Schotland weer herhalen hoe dringend het probleem is. Hopelijk volgt er ook actie,” werpt Herwig Jansen op.
Erik Bruyland
Dafra moet voldoen aan de strenge criteria van WHO en Unicef.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier