Daan Killemaes

De verloren legislatuur van Di Rupo

Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

Deze regering heeft nog één jaar om haar begrotingsblazoen op te poetsen, maar dat wordt bij toenemende verkiezingskoorts een steeds moeilijker karwei.

De regering-Di Rupo mag de voorbije jaren nog zo vaak de woorden ‘besparingen’ en ‘structurele maatregelen’ in de mond genomen hebben voor, tijdens en na begrotingsbesprekingen, de naakte cijfers die de Europe Commissie vanmorgen publiceerde, schetsen een ander en vrij ontluisterend beeld. Toen premier Elio Di Rupo (PS) op 6 december 2011 de eed aflegde, erfde hij een begroting die een tekort toonde van 3,7 procent van het bbp. Op basis van het tot nu toe geleverde werk zal deze regering aan het einde van haar legislatuur, in 2014, een begroting afleveren met een tekort van 3,1 procent. Die kleine verbetering mag als ondermaats bestempeld worden, gegeven de nog altijd hoge staatsschuld en de aandikkende vergrijzingskosten.

De regering kan verzachtende omstandigheden inroepen. De aanhoudend weerbarstige conjunctuur roomde de ontvangsten af en dreef een aantal uitgaven op. Maar dat kan en mag de slechte begrotingsprestatie niet goedpraten. Het structurele begrotingssaldo, dat conjuncturele tegenvallers en eenmalige maatregelen uit de cijfers zeeft, verbeterde van een tekort van 3,5 procent in 2011 naar 2,3 procent in 2013. Een structureel begrotingsevenwicht blijft dus op jaarbasis ongeveer 9 miljard euro weg. Bovendien stoelt de verbetering tot nu veel te veel op belastingverhogingen, te veel op het schrappen van geplande meeruitgaven (zoals in de gezondheidszorg) en veel te weinig op échte structurele besparingen. De structurele verbetering is trouwens ook te danken aan dalende rentelasten, iets waar de regering vrij weinig verdienste aan heeft.

Deze regering heeft nog één jaar om haar begrotingsblazoen op te poetsen, maar dat wordt bij toenemende verkiezingskoorts een steeds moeilijker karwei. De Europese Commissie waarschuwt dat bij ongewijzigd beleid het begrotingstekort in 2014 weer naar 3,1 procent stijgt, zelfs als de economie in de loop van volgend jaar opleeft. Als de regering dus de ambitie wil waarmaken om in 2014 te landen op een tekort van 2,1 procent, zoals aanbevolen door de Hoge Raad voor Financiën, dan moet ze na de zomer nog een saneringspakket van 4 miljard uitwerken. Een frisdranktaks zal niet volstaan.

Dat de Belgische begroting bij ongewijzigd beleid de neiging heeft te ontsporen, is te wijten aan de vanzelf stijgende sociale uitgaven en aan de reflex van de regering om continu naar eenmalige maatregelen te grijpen om het tekort in een bepaald jaar te verminderen. De Europese Commissie catalogeert het uitzonderlijk dividend van de Nationale Bank voor 2013 in dat verband resoluut als een eenmalige maatregel.

De sterk stijgende overheidsuitgaven zijn al langer dan vandaag de achilleshiel van de Belgische begroting. Sinds 2000 stijgen deze uitgaven sneller dan het bbp, en de regering-Di Rupo kon die trend niet ombuigen, integendeel. De courante overheidsuitgaven stegen in 2012 met 3,9 procent en bereikten het recordniveau van 51,2 procent van het bbp. De kreet “we besparen ons kapot” is in een Belgische context dus totaal uit de lucht gegrepen. Zolang gelijk welke regering er niet in slaagt deze uitgaven onder controle te krijgen, blijft de Belgische economie ertoe veroordeeld gebukt te gaan onder een zware belastingdruk. Er vormt zich intussen steeds meer bewijsmateriaal dat de hoge kostenstructuur onze internationale concurrentiepositie en ons groeipotentieel op lange termijn ernstig ondermijnt. Kortom de regering-Di Rupo raakte niet verder dan het minimaal vereiste knip- en plakwerk, en schoof het moeilijke begrotingswerk grotendeels voor zich uit. Ze tekent dan ook voor de zoveelste verloren legislatuur voor de Belgisch staatskas.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content