De val van Flanders Vegetable Valley
Een rist familie- bedrijven uit het Roeselaarse controleert een kwart van de Europese markt voor diepvriesgroenten. Maar de honger naar kapitaal, de drang naar schaalvergroting en de woede van de groentetelers slaan de eerste barsten in het West-Vlaamse pantser.
De website van het beursgenoteerde Pinguin gonst van de bedrijvigheid. Niets doet vermoeden dat het bedrijf in december vorig jaar 125 miljoen frank courant nettoverlies boekte, in plaats van de verwachte 24 miljoen. Sectorgenoten fronsen de wenkbrauwen bij de verkeerde inschatting. Ook de vroege bekendmaking vinden ze vreemd.
“Ik wil een open en transparant beleid voeren en ben niet bang om onze cijfers bekend te maken,” zegt Jan Dejonghe, financieel directeur van Pinguin. “Op onze website gaan we binnenkort zelfs maandelijks financieel en operationeel nieuws brengen.”
De 400 Pinguin-werknemers produceerden vorig jaar 124.000 ton diepgevroren groenten. Goed voor een omzet van 3,3 miljard frank. Maar de hoge investeringen in nieuwe machines van het afgelopen jaar (570 miljoen), de stijgende energiekosten en de bevoorradingsproblemen door het natte voorjaar duwden volgens Pinguin de cijfers in het rood.
Als het weer zo’n belangrijke rol speelde, waarom kregen de andere producenten van diepvriesgroenten dan veel minder met die problemen af te rekenen? “Onze grondstoffenproductie is verspreid over zes landen,” zegt Jan Haspeslagh van Ardo, de nieuwe, internationaler gerichte benaming voor Ardovries. “Daardoor hadden we minder last van het bevoorradingsprobleem.” Ook Paul Haspeslagh van Dujardin Foods, het vroegere Unifrost, zegt weinig hinder te ondervinden. Wat beiden wél voelen, zijn de stijgende kosten, die niet weerspiegeld worden in de prijs van de eindproducten. En dat houdt de producenten van diepvriesgroenten stevig in de tang.
Groeien of opgegeten worden
De West-Vlaamse producenten van diepvriesgroenten hebben samen 26% van de Europese markt (2,3 miljoen ton) in handen. Absoluut marktleider is Ardo, met een geschatte omzet van 10,5 miljard en een productie van 350.000 ton, vóór Dujardin Foods met 4,2 miljard frank omzet en 125.000 ton en Pinguin met 3,3 miljard en 124.000 ton. De sector creëert ruim 2000 directe arbeidsplaatsen en nog eens 3000 indirecte. In onverdachte tijden werd Roeselare dan ook wel eens het centrum genoemd van Flanders Vegetable Valley. Er zijn niet minder dan elf producenten actief.
Maar nu stagneert de sector voor het eerst in jaren, en de hoge investeringslast die tegenover de kleine marges staat, eist zijn tol. Dus lonken de bedrijfjes naar elkaar. Jan Dejonghe van Pinguin: “Ik pols binnen onze sector of er een synergie mogelijk is, maar echt ontvankelijk lijken de anderen niet te zijn.” Dujardins Paul Haspeslagh reageert: “Consolideren is niet zo eenvoudig. De eerste generatie kón waarschijnlijk niet samenwerken. De huidige generatie zal het daar moeilijk mee hebben. Maar iedereen weet dat er spelers zullen verdwijnen en dat je beter afspraken maakt als het goed gaat.”
De schaalvergroting is al aan de gang: Pinguin nam in november 2000 nog VDI en Technofood over, Ardo kocht onlangs vier fabrieken van het Deense voedingsconcern Danisco. Consolideren móét, want de klanten in de distributiesector doen het ook. “Ze verwachten dan wel dat wij ook de schaalgrootte hebben om hen in hun Europese expansie te volgen en ter plekke te produceren,” aldus Paul Haspeslagh. “Bovendien kan de sector alleen door schaalvergroting efficiënter en rendabeler worden,” zegt Kris Vanloock van de Vlaamse investeringsmaatschappij GIMV, die vorig jaar voor 352 miljoen frank 16% van het toenmalige Unifrost kocht.
Alleen Jan Haspeslagh van Ardo heft een waarschuwende vinger: “Producenten van diepvriesgroenten mogen ook zichzelf niet voorbijlopen. Je moet niet investeren in groei alleen, maar ook zorgen voor rentabiliteit.”
De consolideringsdrang eist in elk geval zware investeringen met grote risico’s voor de bedrijven. Dujardin Foods, bijvoorbeeld, investeerde sinds 1998 twee miljard frank en wil ook in 2001 een miljard in nieuwe opstarts en acquisities pompen. Ook Ardo zette voor dit jaar een budget van 1 miljard opzij voor alle vestigingen. Alleen Pinguin is voorzichtig geworden: het bedrijf wil eerst zijn acquisities consolideren en schroefde zijn investeringsbudget tot 170 miljoen frank terug.
Het familiale karakter dat eigen was aan deze bedrijven, ruimt langzaam baan voor een transparanter en professioneler bestuur. Pionier Pinguin, actief sinds 1965, is voorlopig nog het enige beursgenoteerde bedrijf uit de sector. Maar met de instap van de GIMV in maart van vorig jaar zette ook Dujardin Foods een belangrijke stap richting defamiliarisering.
Paul Haspeslagh: “Wij wilden een financiële partner die als Vlaamse verankering fungeerde. We zijn een Vlaams bedrijf in een Vlaamse branche, en zijn voor sommige teelten nog echt aan onze regio gebonden.” Kris Vanloock huivert een beetje van de term Vlaamse verankering.
“Onze participatie moet gezien worden als een langetermijninvestering. Dujardin is een gezond bedrijf met een duidelijke groeistrategie.”
Ruzie met de boeren
Pinguin zegt dat het zijn verkooppolitiek zal moeten aanpassen. Dejonghe: “We hebben in België ongeveer 6000 ton minder geproduceerd dan voorzien, maar onze verkoopcontracten met de distributie lagen vast. Voor de komende jaren zullen we iets terughoudender moeten zijn wat die verkoopcontracten betreft en meer reserveren voor de vrije markt met betere prijzen.”
Het slechte weer drukte ook de inkomsten van de landbouwers en telers die aan Ardo, Pinguin en de andere groenteverwerkers leveren. In een scherpe brief aan de Vereniging voor Groenteverwerkende Bedrijven ( VeGeBe) vroegen de telers vorig jaar een eerlijker en menswaardiger optreden van de verwerkende industrie bij de contractbesprekingen. Lucien Perneel, voorzitter van de Provinciale Vakgroep Grove Groenten, schreef de bewuste brief. “Wij kregen signalen dat het prijsoverleg in de praktijk betekende dat de telers de prijzen van de verwerkers moesten aanvaarden. Op andere dagen zijn het concurrenten, maar tijdens de onderhandelingen worden de groenteverwerkers een homogene groep.”
Volgens de brief zou ook het tarreren (het nettogewicht bepalen) behoorlijk subjectief gebeuren, waardoor de minieme marges voor de landbouwers nogmaals afgeroomd worden.
Dat probleem is Jan Dejonghe niet onbekend. Hij geeft toe dat sommige bedrijven het niet zo nauw nemen met correcte prijsafspraken. “Maar er is wel altijd een subjectieve beoordeling mee gemoeid. We moeten het niet ontkennen, de landbouwers hébben het moeilijk, maar wij hanteren een correcte politiek,” aldus Dejonghe. Ook Paul Haspeslagh relativeert de aantijgingen. Zijn rechterhand Dirk Decoster, general manager van Dujardin Foods, is trouwens voorzitter van de VeGeBe. Haspeslagh: “De landbouwsector heeft het inderdaad moeilijk, maar ze schieten op de verkeerde personen. Het is niet onze schuld dat hun productiekosten oplopen. De sector moet beseffen dat hij geen landbouw meer kan bedrijven zoals vijf of tien jaar geleden.”
Veroordeeld tot elkaar
De spanningen tussen telers en groenteverwerkers zijn niet onlogisch. Uiteindelijk zagen beide partijen hun marges krimpen door een hogere energierekening en het slechte weer. De Ardo’s van deze wereld willen hun aankoopprijzen stabiel houden, precies om die variabele factoren te neutraliseren. De telers daarentegen willen hogere grondstofprijzen doorrekenen aan de verwerkers.
Een speciale arbitragecommissie komt bij dergelijke klachten tussenbeide. Die commissie bestaat uit vertegenwoordigers van de Boerenbond, het Algemeen Boerensyndicaat, de vereniging van groothandelaars, en de VeGeBe. Sinds 1995 zijn er ook onafhankelijke experts bijgekomen van het ministerie van Landbouw.
“Maar voor die commissie operationeel wordt, moet er eerst een remgeld van 20.000 frank betaald worden,” schampert Lucien Perneel. “En als het al tot een rechtszaak komt, wordt de landbouwer het jaar daarop gewoon genegeerd door de producenten. Bijgevolg zwijgt iedereen, uit vrees zijn boterham te verliezen. Niemand in de sector durft tegen de producenten in te gaan.”
De brief moet die tendens ombuigen, want momenteel worden de landbouwers tegen elkaar uitgespeeld, vindt Perneel. “Er heerst een latent ongenoegen. Als de producenten zo blijven doorgaan, voorspel ik ernstige problemen.”
Marnix Pattou, afgevaardigde van het ministerie van Landbouw en voorzitter van de bewuste arbitragecommissie, bevestigt dat er jaarlijks een tweetal klachten worden behandeld. Het remgeld van 20.000 frank beschouwt hij als een normale procedure om te voorkomen dat de commissie voor elke peulenschil – in dit geval letterlijk te nemen – bijeengeroepen zou worden. Pattou: “Het gaat om een tijdelijk probleem. De landbouwsector heeft rentabiliteitszorgen. Verschillende landbouwers stellen hun teelten daardoor massaal af op de verwerkende producenten. Op die manier zitten die een beetje in een luxepositie.” Hij wil niet gezegd hebben dat de machtsverhoudingen zijn scheefgegroeid, maar erkent de moeilijkheden van de landbouwers. “Je mag echter ook niet uit het oog verliezen dat de landbouwers net door de aanwezigheid van die producenten een mooie afzetmarkt hebben.” Hij merkt ook een ongenoegen om de doorgedreven certificering, opgelegd door het Centrum voor Kwaliteitszorg. “Een groep telers is wrevelig wegens de bijkomende kosten, die niet vergoed worden. Dat speelt onderhuids ook mee.”
Volgens Lucien Perneel ligt de oorzaak van de malaise bij de defamilialisering. “Die externe directeuren zijn vaak erg knappe mensen, maar ze hebben geen voeling met de landbouw op zich. Ik heb het hen al verschillende keren gezegd: we zijn veroordeeld tot verder samenwerken.”
Bio moet beterschap brengen
De basismarkt groeit nog ongeveer vier procent per jaar. De producenten zoeken dan ook naar nieuwe niches om in te investeren. Een doorgedreven productdiversificatie is één mogelijk antwoord op de evolutie van de markt. Voor de zogenaamde convenience-markt – catering, fastfood, diepgevroren kruiden, kant-en-klare maaltijden – wordt immers nog een groei verwacht van 15%. De overname van VDI en Technofood (met hun divisie koelverse groenten) door Pinguin moet in die optiek worden bekeken.
Een andere aanpak is een merkenstrategie, al is die heel moeilijk vol te houden. Circa zestig procent van het totale volume diepvriesgroenten is private label. Vooral Pinguin deed in het verleden een schuchtere poging. “In deze sector liggen merken moeilijk,” stelt Jan Haspeslagh vast. “Niemand ligt wakker van de merknaam van het eindproduct, zolang je kwaliteit maar goed is.”
Dujardin Foods en in mindere mate Pinguin zijn ook geïnteresseerd in het segment van biologische groenten. Wegens de aanhoudende voedselschandalen zien ze voor de biomarkt zelfs een groeipotentieel van 25%. Bovendien zijn de marges daar groter. Toch staat bio nog in de kinderschoenen, en is het wel de vraag of en wanneer het ooit volwassen wordt.
Jan Haspeslagh: “Ik geloof niet dat bio ooit een serieuze markt zal vertegenwoordigen.” Hij schat dat bio maximaal een Europees marktaandeel van vijf tot tien procent haalt. “Dat is een productie van 100.000 tot 200.000 ton,” countert Paul Haspeslagh. “Dat is toch niet niks.”
Ook Jan Dejonghe ziet potentieel in de bioteelt. “Alleen is de invoer zeer duur, dus moet je ter plaatse gaan produceren.”
Ook de productiecapaciteit is nog te beperkt om dergelijke runs toe te laten, wil het niet ten koste gaan van de rentabiliteit, stelt hij vast. “Maar we staan dicht bij een oplossing en verwachten nog in het eerste kwartaal meer nieuws te kunnen bekendmaken.” Dat nieuws moet onder andere uit de hoek komen van het Duitse Frosta, waarmee Pinguin al een alliantie heeft. “Alleen zijn we nog wat voorzichtig, want bio is vandaag nog niet rendabel. Ook de bevoorrading is nog steeds problematisch.” En daaruit heeft Pinguin duidelijk lessen getrokken.
Lieven Desmet
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier