De toekomst is aan de yollies
De strijd om innovatie en economische groei moet in Europa gestreden worden door yollies, young leading innovators. Het enige wat nog moet gebeuren, is ze creëren.
België heeft genoeg maatregelen te nemen om zijn concurrentiepositie te verstevigen. Maar België heeft, net als de rest van Europa, vooral dringend nood aan meer yollies. Innovatieve bedrijven, ontstaan na 1975, die in hun sector aan de top staan in uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling (O&O). Zij werden gespot in een onderzoek van de Europese Commissie dat een scoreboard opleverde van de 1000 grootste O&O-besteders in Europa en de 1000 grootste in de rest van de wereld. Denk daarbij dadelijk aan bedrijven zoals Microsoft, Google, SAP en Vodafone. In België moet u euhm, eigenlijk niet echt iemand voor de geest halen, want uit de databanken kwam geen prominent Belgisch voorbeeld naar boven.
De ontdekking van yollies mag op het conto geschreven worden van professor Michele Cincera (ULB) en van Reinhilde Veugelers, professor KU Leuven en senior fellow van de Europese denktank Bruegel. In een wetenschappelijke zoektocht waarom Amerikaans bedrijven meer investeren in O&O dan Europese bedrijven, ook de innovatiekloof genoemd, stootten ze op de vaststelling dat in de VS veel meer yollies actief zijn dan in Europa. Bovendien investeren de Amerikaanse yollies veel meer in O&O dan hun Europese collega’s (zie tabel 1). De reden is niet ver te zoeken. “Europese yollies zijn veel minder actief in sectoren die intrinsiek veel O&O-inspanningen vergen”, verklaart Veugelers. Denk aan sectoren als biotech, ICT, internet, telecommunicatie, computerhardware, gezondheidszorg, farma en alle andere sectoren die tegenwoordig hip zijn.
“Het feit dat Europa minder jonge innovatieve succesvolle bedrijven heeft dan de VS, verklaart een derde van de innovatiekloof tussen de EU en de VS”, situeert Veugelers. “Dat ze minder in O&O investeren, verklaart voor 55 % de kloof.” De cijfers die Veugelers in haar rapport neerpent, confronteren. In de internetsector valt er geen enkele Europese yollie te bespeuren; ze zijn allemaal in de VS actief. In de biotech, een Vlaams paradepaardje, scoren de Europese yollies eveneens ondermaats, zowel in aantal als in investeringsgedrag.
Vooraleer we licht panikeren: kan Europa dan niet profiteren van zijn ollies, old leading innovators en zo het verschil maken? Zowel in de VS als in Europa hebben zij veel meer soortelijk gewicht in omzet en winst dan hun jongere concurrenten. “Europese ollies investeren ook minder in O&O dan de Amerikaanse ollies. De resterende 11 procent van de kloof tussen de EU en de VS valt zo te verklaren”, aldus Veugelers. Bovendien zijn ollies minder actief in de nieuwe sectoren. Goed dan, lichte paniek en de onvermijdelijke vraag: wat nu?
De ingrediënten
Europa moet meer yollies baren en de Europese yollies moeten hun O&O-investeringen opkrikken. Vermenigvuldig het aantal Europese yollies met een factor 2,5 en verhoog de O&O-investeringen van de bestaande yollies met een factor 2,3 en de kloof met de VS bedraagt nog maar luttele procenten. Gemakkelijk toch? Of niet?
“Heeft de EU minder yollies omdat er minder starters zijn of omdat starters minder snel doorgroeien”, vraagt Veugelers. “We denken het tweede, ook al hebben we daar nog geen wetenschappelijk onderzoek naar gedaan. In de EU blijkt het veel moeilijker te zijn om snel voldoende kritische marktmassa te halen en uit te groeien tot yollie.” Spelbrekers zijn onder meer de gefragmenteerde nationale markten in de EU en het gebrek aan financiële middelen.
“Durfkapitaalverschaffers zijn veel minder geneigd geld te steken in Europese starters en groeiers omdat het rendement doorgaans te laag is om de risicovolle investering te verantwoorden. Maar het rendement is net zo laag omdat de nationale markt doorgaans te klein is en de Europese markt een lappendeken blijft. In tegenstelling tot de VS”, stelt de onderzoekster vast. Het helpt natuurlijk ook niet dat de durfkapitaalmarkt in Europa versnipperd blijft en door de economische crisis flink is gekrompen. “Ik schrok echt toen ik de cijfers zag. In de VS zijn er ook rake klappen uitgedeeld, maar de durfkapitaalmarkt herstelt er zich sneller.” Veugelers ziet heil in een Europese oplossing. Een soort fonds dat selectief is, maar echt risico’s durft te nemen. Dat door zijn schaalgrootte het zich kan permitteren om ook een aantal van zijn investeringen te zien mislukken. Maar dat door zijn focus op yollies wel het verschil kan maken.
In de VS valt wel wat meer inspiratie te halen. “Europa scoort ondermaats in zijn patentenbeleid. Een octrooi aanvragen, is duur en vergt veel tijd. Terwijl eigendomsrechten essentieel zijn voor het uitbouwen van een bedrijf en het vinden van financiering”, stipt Veugelers aan. Wat niet wil zeggen dat bedrijven met deze rechten op een verlaten eiland moeten gaan zitten. De netwerken in de VS, die open innovatie aanmoedigen, en die de soms cruciale samenwerking tussen ollies en yollies aanmoedigen, ontbreken vaak in Europa. Denk aan Silicon Valley en u weet wat er bedoeld wordt.
Ook Europese universiteiten kunnen beter ingeschakeld worden bij de creatie en de ondersteuning van yollies. “Universiteiten in de VS leveren veel meer spin-offs af, en ze zijn succesvoller”, weet Veugelers. De professor vindt niet dat het aan de Europese wetenschappers is om de zaken anders aan te pakken. “Wetenschappers aan de universiteit moeten vooral bezig blijven met onderzoek. Zij moeten hun tijd niet investeren in het vermarkten van dat onderzoek, dat moeten andere mensen voor hen doen. Zoals in de VS verdienen ze wel een substantieel stuk van de financiële return die hun onderzoek, via de spin-off, oplevert.” Om dit te kunnen realiseren, moeten er in Europa veel meer clusters ontstaan waarin bedrijven, financiers en wetenschappers elkaar vinden. Clusters die weliswaar de internationale kaart trekken en niet blijven steken in lokale toestanden.
Even geduld aub
Klinkt allemaal mooi, maar is het niet te laat voor Europa? De ‘nieuwe’ sectoren zijn al ingenomen door Amerikaanse bedrijven, en anders wel door Aziatische. Bovendien, leveren die ‘nieuwe’ sectoren wel voldoende werkgelegenheid op? Een vraag die voor Europa toch wel heel cruciaal is. “De nieuwe sectoren groeien zo snel dat er nog voldoende ruimte is voor Europese bedrijven om zich daarin te gooien”, countert Veugelers. “De technologische evoluties staan niet stil. Bovendien mag je niet te eng kijken. Ook in bijvoorbeeld de media zien we grote opportuniteiten. Of neem de ‘groene’ sector. In tegenstelling tot de VS of Azië, is in Europa er een hele regulering die belangrijke kansen biedt voor Europese bedrijven om zich hierin te specialiseren. Die kansen zijn nog niet voldoende vertaald in bedrijfsopportuniteiten.”
En over die jobkansen kan Veugelers het kort houden. “Denkt u dat de grote jobcreatie zal komen uit de oude sectoren misschien?” Niet dus.
Het enige wat we nu nog nodig hebben is veel politieke wil en geduld. Veugelers: “Het kan twintig jaar duren vooraleer de politici, zowel in Europa als in België of Vlaanderen, de noodzakelijke voorwaarden hebben gecreëerd waardoor ondernemingen tot yollies kunnen uitgroeien. En dan is het nog wachten op de returns die deze bedrijven opleveren. Ik ben niet pessimistisch, maar we moeten wel wat geduld hebben.”
an goovaerts en lieven desmet
In de internet-sector valt er geen enkele Europese yollie te bespeuren; ze zijn allemaal in de VS actief.
“Durfkapitaal-verschaffers zijn veel minder geneigd geld te steken in Europese starters en groeiers omdat het rendement doorgaans te laag is” Reinhilde Veugelers, KU Leuven
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier