De toegevoegde waarde van België. Een gevalstudie

Marc Buelens
Marc Buelens Professor-emeritus aan de Vlerick Business School.

Ik weet nog exact wanneer ik mijn geloof in de nv België verloren ben. In 1988, als heel jonge docent, was ik lid van de jury van een zeer prestigieuze Belgische academische prijs. Er waren drie Nederlandstalige en drie Franstalige inzendingen. Voor de Vlaamse juryleden was de situatie duidelijk: vanuit academisch standpunt kon slechts één, Nederlandstalig, proefschrift verdedigd worden als laureaat.

De overige werken waren te zwak en vooral één Franstalig werk was beledigend zwak. Ik herinner me nog levendig dat ik dat werk toen had laten lezen door een jonge assistent, om zeker te zijn dat er geen sprake was van generatiekloof. De assistent rapporteerde: klinkklare nonsens, woordenkramerij, hoe is die man daarmee ooit aan een doctoraat geraakt?

De deliberatie verliep zeer hoofs, alle juryleden raakten het eens dat er geen enkel superwerk was en dat van de Nederlandstalige werken het sociologische werkstuk het beste was, desnoods als het echt niet anders kon, zelfs een prijswinnaar. Maar na een klein uurtje begon een vreemd proces.

De promotor van het nonsensicale Franstalige werk begon ‘te pleiten op dossier’. Ik kon mijn oren niet geloven. Als promotor van een kandidaat had hij niet eens jurylid mogen zijn. Want een prestigieuze prijs voor een doctoraat is uiteraard ook een grote erkenning voor de promotor. En dan nog pleiten voor het eigen werk?

Langzamerhand namen de Franstalige collega’s, alsof het op voorhand afgesproken was, het discours van de promotor over. Ik werd zeer achterdochtig. Dat was geen academische discussie, maar politieke touwtrekkerij. Ik was de jongste van de groep en keek vooral naar een ouder Vlaams jurylid dat overduidelijk liever Frans dan Nederlands praatte. De man weerlegde stuk voor stuk, in uiterst vloeiend Frans, alle argumenten van de Franstalige collega’s.

De discussie ontaardde snel in een taalstrijd. Een Franstalige collega merkte op dat de Vlamingen waarschijnlijk onvoldoende het Frans meester waren om het unieke werkstuk echt naar waarde te kunnen schatten. Wat bij mij en uiteraard bij de franskiljonse collega pas echt in het verkeerde keelgat schoot.

De voorzitter formuleerde vlak voor de middag een compromisvoorstel. Het Vlaamse werk, dat verre van perfect was, zou toch de prijs kunnen krijgen en als compensatie zou ook het unieke Franstalige werk de prijs krijgen. Dat was in het verleden ook al geschied: er waren al wel eens twee prijzen toegekend, meestal toevallig een Frans- en een Nederlandstalig werk, maar nog nooit was de prijs helemaal niet uitgereikt. Dat zou al te beledigend zijn. Zo geschiedde. Bij mijn eerste lidmaatschap van een Belgische wetenschappelijke jury, heb ik mede een prijs toegekend aan een werk dat uitblonk door wetenschappelijke nonsens.

Zoals elke Vlaamse academicus u kan bevestigen, duurt het welgeteld vijf minuten voor je op internationale congressen op dezelfde golflengte zit als collega’s uit Boston, Brisbane of Bristol. Na bijna drie uur Belgisch overleg, domineerde bij mij het onbegrip, de walging voor het bizarre proces, de onzin van zulke prijzen.

Ik nam toen een beslissing: dit nooit meer – psychologen noemen dat one trial learning – en ik kwam tot één grote intellectuele conclusie: als Belgische academici het nog niet eens raken over wetenschappelijke documenten, hoe kunnen we het dan ooit nog eens geraken over zeer waardegeladen elementen zoals activeren van werkloosheid, de rol van innovatie, herverdeling van rijkdom, solidariteit.

Als conflicten uit de hand dreigen te lopen, moet je zo snel mogelijk de wederzijdse afhankelijkheid verminderen. De partijen moeten op eigen benen verder kunnen. Pas dan kunnen ze proberen zich weer afhankelijk van elkaar op te stellen. Want anders voeden de gevolgen van de conflicten de oorzaken. Gebrek aan vertrouwen wordt dan oorzaak én gevolg van de conflicten. Een vicieuze cirkel.

We moeten vooruit. We moeten in België vooruit met de entiteiten die zich dynamisch, toekomstgericht en onafhankelijk kunnen scharen achter projecten die de moeite waard zijn. De interdependentie moet radicaal verminderd worden.

Niet elke beslissing over pensioenen, belastingen, activeren van werklozen, verkeersveiligheid, onmacht van het gerechtelijk apparaat mag nog genomen worden in een toestand van volkomen interdependentie, onder het motto ‘Ik mag maar vooruit, als jij opzij wil’. Het moet stoppen.

Mijn emotionele geduld is verdwenen die dag toen ik in volkomen verwarring na een jurybijeenkomst onder professoren naar het Centraal Station in Brussel wandelde. Mijn intellectuele geduld wordt elke dag weer op de proef gesteld. Schakers weten dat eindspelen ellendig lang kunnen duren. Ik vind openingsspelen veel boeiender.

DE AUTEUR DOCEERT MANAGEMENT AAN DE VLERICK LEUVEN GENT MANAGEMENT SCHOOL.

Marc Buelens

Als conflicten uit de hand dreigen te lopen, moet je zo snel mogelijk de wederzijdse afhankelijkheid verminderen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content