De tendensen van 2007

Hoe zullen we ons het voorbije jaar op fiscaal gebied herinneren? Waarschijnlijk als het jaar dat op wetgevend vlak hyperactief begon en met een sisser afliep. Door het uitblijven van een nieuwe regering is het wetgevend werk, ook op fiscaal gebied, zo goed als stilgevallen. Dit jaar geen lijvige programmawet. Geen uitvoerige eindejaarswetten. Alleen maar een paar kleine wetjes waarin snel enkele dringende zaken geregeld worden. Onder meer het uitstel van de nieuwe fiscale regeling inzake de verplichte inhoudingen en hoofdelijke aansprakelijkheid voor wie werk in onroerende staat uitbesteedt aan een niet ‘geregistreerd’ aannemer.

Dit uitstel is typisch voor het ‘voluntarisme’ waarmee de paarse regering graag tewerk ging. De nieuwe fiscale ‘bemiddelingsdienst’ is daar ook een goed voorbeeld van. Met veel bombarie aangekondigd, om vanaf 1 november van wal te steken. Maar vandaag valt er nog niets te bemiddelen. De belastingadministratie is er niet klaar voor.

Een overzicht, zelfs in telegramstijl, van wat dit jaar op fiscaal gebied de revue is gepasseerd, is onbegonnen werk. Proberen we daarom enkele tendensen te distilleren.

Zo is er de niet aflatende neiging om speciale regelingen uit te werken ten behoeve van bepaalde doelgroepen. De betaalde sportbeoefenaars zijn er het perfecte voorbeeld van. Zij krijgen vanaf begin volgend jaar een gloednieuw fiscaal stelsel. Dat zorgt voor een stevige verlaging van de belastingdruk. De sportbeoefenaars varen er wel bij. Maar ook hun clubs. Want onder bepaalde voorwaarden mogen zij de ingehouden bedrijfsvoorheffing in grote mate bij zich houden.

Een andere tendens? De aanhoudende stroom van ‘fiscale snoepjes’ die de fiscale wetgeving vreselijk ingewikkeld maken en dikwijls slechts een uiterst beperkte draagwijdte hebben. Het schoolvoorbeeld: de gloednieuwe fiscale regeling voor ‘passiefhuizen’. Dat zijn huizen die aan zeer strenge ecologische normen beantwoorden. Wie zo’n woning bouwt, in nieuwe staat verwerft of een bestaande woning tot ‘passiefwoning’ verbouwt, heeft voortaan recht op een bescheiden belastingvermindering. Het aantal belastingplichtigen dat in aanmerking komt, is waarschijnlijk omgekeerd evenredig met de ingewikkeldheid van de nieuwe regeling. Allicht slechts een handvol.

De paarse regering is veel ‘voluntarisme’ verweten. Maar tegelijk moet men erkennen dat zij ook zaken heeft verwezenlijkt, waarvan men voorheen slechts kon dromen. Het grote voorbeeld is hier de invoering van de ‘btw-eenheid’. Het betreft een vorm van fiscale ‘consolidatie’, maar dan wel beperkt tot de btw. Het nut voor de ondernemingswereld is onmiskenbaar. De invoering vergde politieke moed. Zij is sinds begin april een feit.

De drang om het de ondernemingswereld fiscaal naar haar zin te maken, heeft ook merkwaardige consequenties. Zo aarzelde de paarse regering niet om overheidsinstellingen op het gebied van de btw gelijk te schakelen met privéondernemingen daar waar een btw-vrijstelling van de overheid tot concurrentieverstoring aanleiding zou kunnen geven. Dat de overheid zichzelf daarbij tot bloedens toe in het eigen vlees sneed, werd er omwille van de principes bij genomen. De nieuwe regeling moet begin volgend jaar op kruissnelheid komen.

Nog tendensen? Het ‘vergroenen’ van de fiscaliteit. Dat een regering op zoek is naar nieuwe inkomsten, is van alle tijden. De vindplaats durft verschillen. Raken aan de spaarinkomsten is tot nader order volledig taboe. Nieuwe inkomsten die (al dan niet ‘pro forma’) geïnspireerd zijn door het ‘milieu’, gaan er daarentegen in als zoete koek. Het is dan ook voorspelbaar dat nog vele jaren uit dit vaatje zal worden getapt. De invoering van de milieuheffing op plastic draagzakjes is daar het meest recente voorbeeld van.

Sinds de verkiezingen ligt het wetgevend werk zo goed als stil. Maar dit wil niet zeggen dat er op fiscaal gebied niets meer is gebeurd. Interessant bijvoorbeeld is de manier waarop de verschillende vormen van ‘rechtspraak’ in de voorbije periode het fiscale debat hebben beïnvloed. Neem bijvoorbeeld het probleem van de meerwaarden op aandelen van familievennootschappen die verkocht worden aan, of ingebracht worden in een speciaal daartoe opgerichte vennootschap.

De rulingcommissie probeert bij wijze van ‘voorafgaande beslissingen’ criteria uit te werken waarbij belastingvrijstelling voorbehouden blijft aan situaties waarin de nodige financieel-economische substantie aanwezig is, en waarbij de verkoop of inbreng niet uitsluitend door fiscale motieven geïnspireerd lijkt.

Maar de ‘klassieke’ rechtspraak gooit roet in het eten. Zij ziet veel meer door de vingers, en aarzelt niet om juridisch ‘orthodox’ te zijn. Dat zorgt voor spanning. Voor de belastingplichtige wordt het er niet eenvoudiger op. Kiest hij voor de terughoudende aanpak van de rulingcommissie, dan is ‘zekerheid’ zijn deel. Trekt hij de kaart van de ‘a posteriori’ rechtspraak, dan is de winst bij een juiste gok mogelijkerwijs zoveel groter. Het is een beetje als op de beurs: hoe hoger het risico, hoe hoger de kans op winst, maar ook op verlies.

DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content