De staat als afvalboer

Eric Pompen Eric Pompen is redacteur van Moneytalk

Tot ergernis van de privé-sektor profileert de Vlaamse milieuholding (VMH) zich als een belangrijke marktspeler. In een volgende faze zal de nadruk op risicokapitaal worden gelegd.

Eind februari verhuist de Vlaamse Milieuholding (VMH) van de bevallingskamer de Medical Care Building naar haar nieuwe bureaus aan de Uitbreidingstraat in Antwerpen.

Een toepasselijke naam. Twee jaar na haar verzelfstandiging domineert deze ex-dochter van de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Vlaanderen (Gimv) alle grote projekten in de milieusektor. Samen met de intercommunales en de bestendige deputaties wordt per provincie een masterplan uitgewerkt. Intussen kijkt de privé-sektor met lede ogen naar deze verdoken nationalizatie van het afvalgebeuren (zie kader). Als tegenzet halen de drie grote groepen ( Watco, van Gansewinkel en Biffa) ex-kabinetsleden binnen : respektievelijk Dirk De Vooght ( Theo Kelchtermans), Johny Cornillie ( Luc Van den Brande) en Carl Malbrain (ex- Studiecentrum voor Kernenergie).

“Niet ideologische, maar pragmatische redenen liggen aan de basis van de regeringsbeslissing om de overheid een toonaangevende rol in de milieusektor toe te bedelen,” vindt VMH-direkteur-generaal Geert Maes : “Ekologisch verantwoorde projekten vragen hoge investeringen en voldoende schaalgrootte op het niveau van de eindverwerking. De huidige koncentratie in de sektor wijst op deze noodzaak. Onze participatie waarborgt nu de vrije toegang voor alle deelnemers tot de eindverwerking tegen een redelijke kostprijs en binnen de prioriteiten van het afvalstoffenplan (preventie, hergebruik, recyclage, verbranding met energierekuperatie en storten). Zonder onze initiatieven zouden heel wat projekten ik denk hierbij vooral aan de recyclage gewoon niet van de grond zijn gekomen. In die zin fungeren wij als vliegwiel voor de oplossing van het Vlaams afvalprobleem.”

Ook verwerpt VMH-voorzitter Roger Maenhaut, gedelegeerd bestuurder van de Vlaamse chemiefederatie (Sirev), de ultraliberale stelling van Jerry Taylor (hoofd van het Amerikaanse Cato Institute). Volgens Taylor is alleen de vrije markt, gesteund door een ekonomische groei, in staat de milieuproblemen op te lossen. Een complexe regelgeving vindt hij niet nodig. “Met uitzondering van ons projekt inzake garage-afval een jeugdzonde tonen de realizaties van Vlar aan dat de overheid wel degelijk een voortrekkersrol te vervullen heeft als promotor van recyclage en hergebruik,” aldus Maenhaut. “Inzake papier, glas, kompost en de PMD-fraktie (plastic, metaal en drankverpakkingen) heeft de VMH de gaten in de markt opgevuld en afzetmogelijkheden voor secundaire grondstoffen gevonden. Pas na onze initiatieven is de privé-sektor in deze niche gestapt.”

VOORTREKKERSROL.

Ondanks alle kritiek, is iedereen het erover eens dat de VMH zich uitstekend van haar oorspronkelijke doelstelling een dam tegen het gevaar voor een Frans monopolie in de milieubusiness gekwijt heeft. In ’88 bestonden bij de Suez-groep konkrete plannen om via haar Belgische dochters Aquinter (water) en Fabricom (afval) deze Vlaamse nutssektor in te palmen. Ter verdediging richtte de Gimv in januari ’90 de VMH op. Zes jaar later speelt de overheidsinstelling zelf eerste viool. Door middel van haar meerderheidsparticipaties in Indaver (industrieel afval), Aquafin (waterzuivering), Oostvlaams Milieubeheer (klasse 1-deponie), Silt (slib), Soils (bodem), TWZ (tankreiniging) en Vlar (vast afval) beheerst de VMH zowat alle milieutakken. Daarnaast bezit de maatschappij nog aandelen in Homabel (gevaarlijk afval), Ecopack (spuitbussen) en Recycwest (bouwafval). Het maatschappelijk kapitaal bedraagt 3,95 miljard frank met een bijkomende optie van 1,6 miljard frank ( nvdr nog niet opgenomen) en de mogelijkheid van een beursnotering ten belope van maximaal 20 % ( nvdr de VHM-top ziet voorlopig geen opportuniteiten in deze optie). Het gekonsolideerd balanstotaal schommelt rond de 24,1 miljard frank (cijfer ’94).

Intussen fnuikt de overheid initiatieven van de privé-sektor, zowel in Antwerpen waar de publieke partners van Gipa de sanering én exploitatie van de Hooge Maey overnemen van van Gansewinkel en Machiels (zie ook Trends, 23 november ’95) als in Vlaams-Brabant, waar het provinciebestuur een verbrandingsoven in Drogenbos wenst (terwijl Watco een installatie in Beersel plant). Maes : “Onze projekten gaan verder dan de privé-initiatieven. Zij kaderen in een geïntegreerd afvalstoffenplan, inclusief de prioriteitenvolgorde (preventie, hergebruik, recyclage, verbranding met energierekuperatie en storten). Principieel streeft de VMH naar publiek/partikuliere samenwerkingsverbanden (PPS).”

Wat de verbrandingsoven in Vlaams-Brabant betreft, geeft volgens de VMH-topman de provincie enkel de geschikte lokatie aan. Ook verwerpt hij de kritiek dat overheidsinstellingen gemakkelijker vergunningen verwerven dan privé-ondernemingen : “Het feit dat Frank Parent, direkteur-generaal van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (Ovam) ook voorzitter van Indaver en bestuurder van de Vlar is, betekent geen belangenvermenging. Hij fungeert integendeel als een soort waakhond voor de maatschappelijke belangen. Dergelijke verdachtmakingen storen mij. Als je niet meer gelooft in de deontologie en het plichtsbesef van de ambtenaren, zet je heel de rechtsstaat op de helling.” Inzake de goedkeuring van de tweede oven van Indaver, nuanceert Maes het negatief advies van Ovam : “De keuze van de site primeert. Je kunt dergelijke installaties beter in de haven van Antwerpen bouwen dan in een woongebied, zoals het voorstel van Watco in Beersel.”

Volgens Maenhaut hebben overheidsbedrijven zelfs een konkurrentieel nadeel in vergelijking met de privé-sektor : “De VMH kan geen aanspraak maken op expansiesteun. Evenmin vallen onze dochters in tegenstelling tot de intercommunales onder de gesubsidieerde werken van Ovam, die gemiddeld 30 % van de totale kostprijs voor haar rekening neemt. Wij krijgen dus tweemaal nul op het rekest.”

NIEUWE STRATEGIE.

Op dit ogenblik geldt nog altijd het oude afvalstoffenplan ’91-’95, dat met een jaar verlengd is. Tegen eind ’96 stelt de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) een algemeen milieubeleidsplan op. Intussen werkt elke provincie geïntegreerde afvalstoffenprogramma’s uit.

Bij de implementatie van deze plannen speelt de VMH een koördinerende rol, aldus Maenhaut : “Naast een inventaris van de bestaande installaties (zowel privé als publiek, zowel huishoudelijk als bedrijfsafval) worden de behoeften in kaart gebracht. Naargelang van de te verwachte stromen, zoeken we samen met Ovam en de bestendige deputaties naar geschikte privé-partners voor de nodige investeringen. De huidige aanpak van de intercommunales is immers te kleinschalig.”

Naast haar specifieke holdingaktiviteiten wil de VMH in de toekomst vooral werk maken van haar minderheidsparticipaties. Maes : “Zo verschaffen wij ook risicokapitaal in milieuprojekten. Op dit ogenblik is deze aktiviteit nog beperkt tot een aandeelhouderschap in Ecopack (produktie van milieuvriendelijke spuitbussen) en Recycwest (verwerking van bouw- en sloopafval). Volgende maand zullen daar nog twee initiatieven in de recyclage van landbouwfolie en de assemblage van beluchters voor waterzuiveringsinstallaties bijkomen. Voorts dringt Milieuminister Theo Kelchtermans aan op de valorizatie van de Vlaamse milieutechnologie in het buitenland.”

Tenslotte verdedigt Maes de beslissing van de Vlaamse overheid om uitvoerheffingen op afvalstoffen in te voeren : “Nu verdwijnen de solventen systematisch in Waalse cementmolens. Als we nu door een belasting deze stroom kunnen tegenhouden en omzetten in recyclage op Vlaams grondgebied ( nvdr bij Indaver), ondersteunen we een verantwoord milieubeleid. Bovendien strookt deze maatregel met het zelfvoorzieningsprincipe en proximiteitsbeginsel van de Europese Unie, die de geïntegreerde afvalverwerking in eigen streek oplegt. Tenslotte staat in het jongste programmadekreet van 31 december ’95 dat deze uitvoerheffing niet wordt toegepast als men kan aantonen dat het afval een nuttige toepassing krijgt, conform de principes van het Vlaams milieubeleid.”

ERIC POMPEN

ROGER MAENHAUT EN GEERT MAES (VLAAMSE MILIEUHOLDING) VMH vult de gaten in de markt en vindt afzetmogelijkheden voor secundaire grondstoffen. Pas daarna volgt de privé-sektor.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content