De schok

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

De Congolese president Kabila heeft Billy Rautenbach, een blanke Zimbabwaan, benoemd tot PDG van het staatsmijnconcern Gécamines. Trends sprak met de nieuwe Gécamines-baas over de toekomst van de mijngroep. Is dit het begin van het einde, of de eerste fase van een schoktherapie die Congo er weer bovenop brengt? En bijten de Belgen van Union Minière, Forrest International, Chanic en Bia in het zand?

Johannesburg, Germiston,

(Zuid-Afrika).

Een Zuid-Afrikaans bankier reageert laconiek op de heisa in de Belgische media omtrent ” Kabila‘s hold-up van de eeuw”. “De Belgen denken nog steeds dat ze (voor)rechten zouden kunnen laten gelden op wat er in Congo gebeurt. Ze reageren verontwaardigd als anderen in Congo initiatieven nemen. Mensen van Union Minière dwingen alom respect af – bij de Congolezen, bij Congo’s staatsmijnconcern Gécamines, bij de Zuid-Afrikaanse mijngroepen – maar laten het politieke en economische risico liever over aan anderen.”

In Germiston, een voorstad van Johannesburg, kijkt de man die ervan wordt verdacht Congolese mijnen in de schoot geworpen te krijgen in ruil voor militaire steun aan het Kabila-regime, vanuit de bovenverdieping van zijn imposante hoofdkwartier neer op de fabrieksterreinen met zware trucks, personenwagens en mijnuitrusting van Volvo en Hyundai (zie kader: Tegendraadse Rautenbach).

De 38-jarige

Billy Rautenbach is chief executive officer (CEO) van een conglomeraat met – volgens een plaatselijke bankier – een kapitalisatiewaarde van meer dan 1 miljard VS-dollar. De groep, die een honderdtal zelfstandig opererende bedrijven omvat in Zuid-Afrika, Zimbabwe, Botswana en nu ook Congo, haalt met 4500 werknemers een totale omzet van 1 miljard VS-dollar. “We hebben over heel Afrika 200 kantoren en met de mijnprojecten erbij gaan we naar 10.000 mensen,” zegt Rautenbach.

Waar naartoe?

Als een donderslag bij heldere hemel kwam vóór het weekend het bericht dat Billy Rautenbach président-directeur-général ( PDG) wordt van Gécamines. De vorige PDG, Mbaka Kawaya, wordt zijn conseiller. Rautenbach zal worden bijgestaan door twee blanke directeurs, voor Technologie en Financiën. Dat de regering in Kinshasa steeds meer beslissingsmacht naar zich toetrok, wekte al wrevel. Maar een blanke buitenlander aan het hoofd plaatsen van het staatsmijnconcern is wel een zeer zware kaakslag voor Gécamines ( GCM).

Het lekken van een ontwerpovereenkomst tussen GCM en Ridgepointe Overseas Development Ltd. op de Britse Maagdeneilanden, veroorzaakte eerder al woeste deiningen. Zes dagen vóór de coup de théâtre had Mbaka Kawaya met de bevoegde ministers zijn handtekening gezet onder de definitieve versie van de officiële Mining Convention met de nieuwe Central Mining Group (CMG). Rautenbachs Ridgepointe houdt in CMG 80% aan en Gécamines slechts 20% – de kleinste minderheidsparticipatie ooit. Vandaar de kreet dat Rautenbach het Congolese mijnconcern uitkleedt en naar het failliet drijft, omdat de geamputeerde staatsonderneming zelf geen inkomsten meer zou kunnen genereren. Bovenop zijn eigen mijngebied voor CMG, neemt hij er nu het beheer van alle Gécamines-concessies bij.

Is Rautenbach

één van de aasgieren die voor snel gewin boven de koper- en kobaltmijnen van Katanga cirkelen? Meer nog, een stroman die de politieke en financiële belangen dient van Mugabe, president van Zimbabwe en bondgenoot van Kabila? Rautenbach ontkent. Zegt te beseffen dat hij in een delicaat parket zit. Er zijn er die hem levend willen villen omdat hij gevestigde belangen bedreigt. Anderen beweren dat hij het slachtoffer is van zijn succes in de mijn van Kabambankola. De grote Zuid-Afrikaanse majors kijken toe met gemengde gevoelens. Anglo American en Billiton ambiëren de koninginnenstukken uit het zieltogende Gécamines: Groupe Ouest en Tenke-Fungurume (zie kaart: Mijnontginning in Katanga). Wat hen stoort aan de Ridgepointe- deal zijn niet de 39 mijntjes die Rautenbach in de wacht sleept, wel de manier waarop het akkoord totstandkwam. Allen erkennen: “De man heeft ondernemerstalent en er zijn geen aanwijzingen dat hij zijn bedrijvenimperium met dubieuze praktijken heeft opgebouwd.” Cruciaal is de achterliggende strategische bedoeling van dit schokeffect voor Gécamines: vanwege de Kabila-regering en van Billy Rautenbach, want kán en wil de nieuwe PDG wel het failliete staatsbedrijf uit zijn klinisch-dode comatoestand halen?

Op zoek naar miljarden dollars

Toplui van Anglo en Billiton, die liever een low profile aanhouden, wijzen op het positieve aspect: ” Billy makes things happen and with high efficiency. Gécamines en heel Congo bevinden zich in een dusdanige situatie dat niemand nog in staat is om iets te laten functioneren.” Om Gécamines op dreef te krijgen, zijn geen 500 miljoen dollar nodig, maar miljarden dollars.

Een mijnanalist in Johannesburg: “Gécamines zelf heeft tot nu alleen nepcontracten genegotieerd. Rautenbach moet niet a priori worden afgeschoten; misschien kan nu het serieuze werk beginnen. Uiteraard wegen er hypotheken op deze benoeming: ze komt hard aan in Katanga en de Ridgepointe-deal werd ook niet in de grootste transparantie beklonken. Dit soort minicontracten kan de regering wel de broodnodige cash verschaffen – waartoe Gécamines zelf niet meer in staat was. Maar op langere termijn kan alleen een grootschalige ontginning genoeg koper en het afgeleide kobalt produceren. Zullen Rautenbach en de regering het algemeen belang vooropstellen, nadat zij Zimbabwe, Angola en Namibië voor hun oorlogssteun hebben vergoed?”

Billy Rautenbach geeft toe geen mijnervaring te hebben – maar de Belg George Forrest die met Union Minière de Kasombo-mijn uitbaat (zie Trends, 14 augustus 1997) heeft die evenmim. “Expertise is wereldwijd te koop. Wij zijn de eerste sinds de onafhankelijkheid van Congo, die – op het dure zogenaamde KOV-project in Kolwezi na, een roestende ‘witte olifant’ van de Wereldbank – fonkelnieuw mijnmaterieel inzetten. Ridgepointe investeerde al 30 miljoen VS-dollar in Kabambankola en Shituru. En we plannen over de komende drie jaar nog 150 miljoen dollar extra uit eigen middelen om de capaciteit van de raffinaderij van Shituru te verdubbelen, de ertsconcentrators van Kakanda en Kambove te vernieuwen en snel de exploitatie aan te vatten van Kamoya en Shinkolobwe. We hebben de traditionele mijnexploitatie in Katanga ondersteboven gekeerd. Voor eenzelfde hoeveelheid erts verwijderen we slechts vier kubieke meter steriele grond, andere exploitanten veertien. Tegen zwaardere ecologische kosten, terwijl ze Gécamines daarbij nog eens schandalig dure facturen aanrekenden voor materieel dat in magazijnen roest. Dat duurt nu al jaren. Uiteraard trappen we op zere tenen van mee-eters, ook Europese, die Gécamines leegzogen.”

Rautenbach gaat er prat op dat Ridgepointe in tien maanden in Shituru al bijna de totale kobaltproductie evenaart van GCM: ongeveer 70 ton per maand. Maar de regering in Kinshasa ontving géén frank uit de exploitaties door GCM. En dat in een situatie waarin haar enige vier potentiële financieringsbronnen droog staan: de directe belastingen leveren peanuts op, omdat Congo omzeggens niet één winstgevend bedrijf meer telt; invoerrechten worden beter geïnd dan onder Mobutu, maar ver loop je er niet mee. Blijven over: de staatsbedrijven Miba en GCM. Zelfs als de regering per maand 1 à 2 miljoen dollar opeist van de 6 tot 8 miljoen dollar Miba-opbrengst uit diamant, is ook dat een peulenschil. “Gécamines is een bodemloos vat. De Kabila-regering, die radeloos op zoek is naar centen, is onder de indruk van Rautenbachs prestaties,” zegt de mijnanalist.

Als Mugabe van Zimbabwe

Groupe Ouest cadeau zou krijgen, kan hij daar niets mee aanvangen. Londense merchant bankers peilden onlangs naar de appetijt van de markt voor de mijnen van Congo. Ze kwamen uit op maximaal 500 miljoen dollar. “Een niemendalletje, want de kostprijs om Tenke-Fungurume en Groupe Ouest operationeel te maken, schommelt tussen 1,5 à 1,8 miljard dollar per project. Terwijl kandidaat-investeerders doorgaans zelf tot 35% inbrengen, lijkt het onwaarschijnlijk dat een bankenconsortium er vandaag in slaagt de resterende 65% bij elkaar te krijgen,” rekent de bankier voor.

De Zweeds-Canadese financier Lundin, die in Tenke-Fungurume 100.000 ton koper zou gaan produceren (zie Trends, 21 augustus 1997), raakt evenmin aan 500 miljoen dollar. Ook voor Lundin was Tenke een vergiftigd geschenk. Jean Boulle van American Mineral Fields International (AMFI) (zie Trends, 29 mei 1997) speelde het sluwer: hij chanteerde Anglo American. Samen hebben ze nu het zogenaamde Tailings-project van Kolwezi voor de recuperatie van mineralen uit afvalbergen. Maar Anglo wacht op Groupe Ouest, waar een aantal spelers in de komende weken uit het consortium zullen worden gelicht: de Chinezen verdwenen; Union Minière participeert voor 3%.

Hoe dan ook blijft Kabila zitten op droog zaad. Van de verhoopte vooruitbetalingen, een soort drempelgeld voor mijnprojecten, is niet veel in huis gekomen. En zelfs in de veronderstelling dat de trekkers, Anglo en Billiton, zich meteen engageren (wat onwaarschijnlijk is) om de grote cashcows bij de horens te vatten, duurt het minstens drie jaar eer er een substantiële geldstroom op gang komt richting staatskas. Kabila’s kopzorg – of van zijn opvolger – blijft immediate cash: voor de werking van de staat en voor de reanimatie van Gécamines.

Gezond Boerenverstand

“Al zou je Gécamines 10 miljard dollar toestoppen, het helpt niets,” grimlacht een Kabila-minister (anoniem om de gespannen sfeer tussen de regering en het staatsbedrijf niet verder te verzuren). Er werd dus uitgekeken naar miniprojecten die heel snel, zonder de omweg via GCM, de staatskas kunnen spijzen. De Rautenbachs waren al dertig jaar in Katanga actief, via een exclusief contract voor GCM-kobaltransporten naar de haven van Durban. Hiervoor staat GCM bij Wheels of Africa nog voor 3,5 miljoen dollar in het krijt. Ter compensatie kreeg Rautenbach in september 1997 de Kabambankola-mijn.

“We zijn begonnen in januari, de oorlog brak uit in augustus,” werpt hij op om het vermoeden te smoren dat de “Central Mining-deal” de oorlogsinspanningen van Mugabe moet compenseren. Politieke contacten? “Vanzelfsprekend voor dit soort zaken. Maar ik heb president Mugabe nooit persoonlijk ontmoet. Een vriend, Justitieminister Emmerson Mnangagwa, is wel bevriend met de toenmalige Congolese minister voor Economie Victor M’Poyo. Wij werden in oktober 1997 op dat niveau geïntroduceerd tijdens een handelsmissie met een dertigtal Zimbabwaanse bedrijfsleiders. Vandaag heeft Kinshasa voor zijn openbaar vervoer dertig splinternieuwe Volvo-bussen uit onze fabrieken rijden. We konden onszelf terugbetalen via kobaltwinning uit de Kakanda-mijn die sinds 1991 stil lag. Sinds april halen we 40 ton kobalt per maand op.”

Gezond Boerenverstand noemt de in Harare geboren Afrikaner, inmiddels Zimbabwaans staatsburger, het geheim van zijn succes. “Een mijn ontginnen, zoals de Boeren eraan begonnen in Zuid-Afrika. De Shituru-raffinaderij kende voordurend problemen, zodat de ertsverwerking vertraging opliep. We hebben op eigen kosten zwavelzuur uit Kaapstad aangevoerd en wisselstukken. De regering heeft onze efficiëntie gewaardeerd en gevraagd dat we de hele CentralMining Group in handen zouden nemen. Die was zo goed als afgeschreven, maar paradoxaal het enige wat vandaag in Gécamines nog draait en middelen kan genereren. Degenen die ons met de vingers wijzen, hadden dit evengoed gekund, maar stonden erbij en keken ernaar.” Rautenbach erkent dat de grote projecten of echte cashcows zijn eigen mogelijkheden te boven gaan.

Ten bate van Congo

Ridgepointe heeft twee aandeelhouders: de familie Rautenbach en de Israëlische jurist Nissim Franco. Uitzonderlijk op basis van een 70/30-verdeling, want in alle overige bedrijfsgroepen (onder meer Volvo, Hyundai, Wheels of Africa) geldt een rigoureuze 50/50-verdeling.

Wessel Rautenbach, vader van Billy, legde met transport in vijftien landen van zuidelijk Afrika de basis van het familiefortuin. Hij loopt vandaag, op 61-jarige leeftijd door het stof van de Katangese mijnen. Nissim Franco begon in vastgoed en stamt uit een geslacht van Sefardische rabbijnen. Billy begon als mecanicien, onder de vrachtwagens – een complementair duo: Nissim 76 jaar, intellectueel briljant en met strategische inzichten; Billy, 38, met beide voeten op de grond en de handen uit de mouwen.

Billy Rautenbach: “In de Central Mining-deal wordt Ridgepointe geen eigenaar van 80% van een bestaande onderneming, maar van een joint venture. De Mining Convention stipuleert dat de Congolese regering uit onze 80% ruim 62,5% van de winsten opstrijkt. Omgerekend komt dus 70% van de totale pot ten bate van Congo: het grootste deel naar de regering en gemiddeld 10% naar Gécamines in de vorm van huurgeld voor het gebruik van installaties. Concreet: wij nemen geen productie weg van Gécamines, maar investeren miljoenen dollars, nemen het risico en houden slechts 30% over. Is dit een hold-up? De regering zal nu inkomsten hebben uit de Central Mining Group. De joint venture betaalt niet aan individuen, maar aan de Congolese regering. Wie het ook weze. De Congolese staat beslist over de allocatie van dat geld. Niet ik.”

Rautenbach zegt dat een internationaal erkend auditbureau, in onderling akkoord met de regering, hierop zal toezien. “Er werken in Congo al 800 mensen voor Ridgepointe. We nemen er 4500 bij van Gécamines – mensen die maandenlang niet werden betaald – en leven alle sociale verplichtingen na uit de huidige collectieve arbeidsovereenkomsten, voor transport, onderwijs, huisvesting, medische zorgen en voedselvoorziening.”

Heropbouw is eenvoudig

Ridgepointe beoogt zelf een jaarproductie van 3000 ton kobalt; tegen 10 dollar per pond is dat goed voor 30 miljoen dollar. Zoiets kan hooguit een voorlopige oplossing zijn voor Congo. Daartegenover staan 400 miljoen dollar netto-inkomsten per jaar van ernstige investeerders: afkomstig uit 280 miljoen aan dividenden en 120 miljoen belastingen op basis van een bedrijfswinst bij een kobaltprijs van 10 dollar per pond, berekende een mijnanalist. “Althans indien drie grote projecten zouden opstarten: Groupe Ouest, Tenke en Ruashi-Etoile, samen goed voor 650.000 ton koper en 15.000 ton kobalt. Dit maakt ook een herstructurering van de schuld van 1 miljard dollar van Gécamines aanvaardbaar. Al met al een vrij simpele oplossing, met een impact van 1,5 miljard dollar per jaar op het bruto nationaal product (BNP), aangezien het op gang trekken van allerlei lokale toeleveringsactiviteiten een multiplicatoreffect met factor acht kan teweegbrengen.” Slechts een half dozijn majors in de wereld kunnen dat. Maar ook in een dergelijk reddingsplan zal Gécamines slechts minieme participaties overhouden.

Vandaag is de staatsmoloch met 24.000 werknemers een lege doos. Als PDG Rautenbach relatief snel de grote projecten aan het rollen kan brengen, terwijl de kleine projecten voor zuurstof zorgen, zal hij Congo een grote dienst hebben bewezen. Dit veronderstelt dat hij en de huidige regering internationale credibiliteit opbouwen. Want die staat wel heel laag.

ERIK BRUYLAND

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content