De premier kan niet blijven champagne drinken
VRT-journalist Ivan Ollevier schreef een weergaloos gedocumenteerd portret van de Britse premier Tony Blair.
De machtige gladjanus drinkt champagne met popidolen
en topmanagers, maar ondertussen stevent hij af
op een tragedie.
Ivan Ollevier, De man die nergens vandaan kwam. Atlas, 512 blz., 24,90 euro.
Pas in 1999 verbood de Britse regering- Blair fysiek geweld in de particuliere scholen (beter gekend als public schools, al klinkt die benaming erg misleidend). Zo nam premier Tony Blair eindelijk wraak op Fettes College, waar hij in 1966 zijn intrede deed. Het studiepakket is er loodzwaar, de hiërarchie even steil als onaantastbaar. Eton, Winchester en Rugby vormen de elitaire trojka die de public schools aanvoeren, maar Fettes ligt niet ver achter in aanzien, getuige de koosnaam ‘Eton in een kilt’, een verwijzing naar de Schotse regio.
In Fettes was zelfs nog de barbaarse praktijk van de school beating gangbaar: het slachtoffer werd in de centrale bibliotheekzaal gebracht, waar alle prefecten hem om de beurt keihard met een rottinkje slaan. Het overkwam Blair zelfs nog op zijn zeventiende. De details en het merkwaardige gedrag van de afwisselend rebelse en dan weer innemende Blair vinden we in De man die nergens vandaan kwam, een Blair-biografie annex doorlichting van Groot-Brittannië door VRT-televisiejournalist Ivan Ollevier.
Gladde pragmatisme. Misschien vindt u onze inleiding te lang, misschien meent u dat de schoolperikelen van de jonge Blair niets leren over zijn politieke carrière, misschien eist u dat we meteen de essentie geven over de ooit door vriend en vijand gekoesterde politicus, die vandaag samen met de Amerikaanse president George Bush dreigt weg te zinken in het Irak-moeras. Als u zweert bij hapklare info, kijkt u beter naar het tv-nieuws dan dat u het boek van Ollevier in de hand neemt. Hij koos er immers resoluut voor om zijn dubbele thema (Blair én de Britten) grondig te belichten. Al betrap je Ollevier zelden op gratuite details. Haast als in een hecht gestructureerde roman, komen al die vezels (ook de losse eindjes) samen tot een veelbetekenende streng.
Ook over zijn tijd in Fettes vinden we dergelijke revelerende terzijdes, zeker wanneer hij erin slaagt om als groentje te ontsnappen aan het harde en vernederende klussen ( fagging) voor de ouderejaars. Merkt Ollevier op: “Het gladde pragmatisme dat zijn latere politieke loopbaan zal tekenen, is al op Fettes zichtbaar, wanneer hij er uiteindelijk in slaagt te ontkomen aan het fagging-systeem.” Een vroegere schoolvriend vertelt: “Ik heb er geen idee van hoe hij het voor elkaar kreeg.”
Ollevier gebruikt het medium correct. De journalist maakt er zich niet vanaf met een zoveelste amechtige bundel van haastig bijeen gegraaide artikels. Neen, hij verkneukelt zich in details, vertelt honderduit en kleurt ook de achtergrond scherp in. We weten dat hij het ook anders kan, op tv schrijdt hij door het nieuws met zevenmijlslaarzen. Ook daar gebruikt hij het medium correct: tv-nieuws moet meteen naar de essentie. Maar een boek is jongleren op de vierkante centimeter. Ollevier toont zich een begenadigd observator en alerte analist die via al die kronkels, anekdoten en registraties dan toch weer mooi bij zijn doel uitkomt: een portret, getekend met de klare lijn van de journalist-schrijver.
Tragedie. Ollevier vergeet ook de hamvraag van vele (Britse en andere) socialisten niet: is Blair wel een socialist? Uiteraard hebben ze het dan over een sociaal-democraat. Met de hardnekkige restanten van het radicalere socialisme en syndicalisme in Groot-Brittannië heeft Blair afgerekend. In de jaren negentig heeft hij het oubollige Labour grondig hervormd. De invloed van de vakbonden beknotte hij en de clausule over de nationalisering van de grote industrieën schrapte hij uit het handvest van de partij. Zodra hij zijn intrek nam in Downing Street (hij werd premier op 1 mei 1997), dronk hij champagne met popsterren, mediatycoons en captains of industry. Zelfs de conservatieve premiers hielden zich altijd verder van de bankiers en de ondernemers dan Blair.
Ook de achtergrond van Blair past niet in het traditionele beeld van de socialist: vader was geen mijnwerker of havenarbeider, maar een jurist en professor (al moest hij zich fel opwerken, als onwettige zoon van landadel, geadopteerd door scheepswerfarbeiders in Glasgow). Fascinerend is hoe Blair de macht grijpt, hoe hij zich als premier almaar meer rechten toe-eigent en hoe de spin doctors ondertussen zijn imago constant bijschaven. Het levert hem macht én populariteit op. Tot hij zich plots achter de oorlogsretoriek van de Amerikaanse president Bush schaart. Ook de gruwelmoord op een Britse gijzelaar in Irak kan de diepgelovige Blair beslist niet ongeroerd gelaten hebben, wat zijn tegenstanders wel anders zien. Het verhoogt de tragiek nog: de toppoliticus die de hoop en het geluk leek uit te stralen, liep op diverse fronten zware averij op, die hem niet alleen professioneel, maar ook persoonlijk kan breken.
Luc De Decker
Zelfs de conservatieve premiers hielden zich altijd verder van de bankiers en de ondernemers dan Tony Blair.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier