De paradox van de stroomfactuur
Vijf prijsstijgingen achter de rug, nog minstens drie te gaan. De ingrepen maken pijnlijk duidelijk dat het elektriciteitsbeleid sinds de liberalisering van de energiemarkt heeft gefaald. De elektriciteitsfactuur is een verkapte belastingaanslag geworden.
Amper 28 procent bedraagt het aandeel van de energieleveranciers nog op uw elektriciteitsrekening. Dat heeft voor een deel te maken met de erg lage marktprijzen voor gas en elektriciteit. De hoofdoorzaak zijn echter de stijgende kosten voor de andere twee hoofdcomponenten van uw factuur: belastingen en taksen, en transport en distributie. Al schuilen ook onder die laatste hoofding veel sociale en ecologische beleidsmaatregelen die een impact hebben op het tarief.
Het lijstje prijsverhogingen begint indrukwekkend te worden. Voor een gemiddeld gezin (vier personen, verbruik 3500 kWh) doen ze de factuur stijgen met bijna 400 euro (zie kader Alle prijsverhogingen op een rij). Ook gezinnen die zonnepanelen hebben geplaatst, waardoor hun verbruik — en dus ook de kosten van de tariefverhogingen — lager ligt, ontsnappen niet. Via een prosumententarief komt er, voor een installatie van 3,5 MWp, 250 tot 300 euro bij.
Groenestroomcertificaten
Een van de hoofdredenen voor die stijging is het beleid om de productie van groene stroom te subsidiëren. In Nederland bijvoorbeeld werd een maximale subsidiepot beschikbaar gesteld. Daarmee werden in het begin vooral projecten rond warmtenetten gefinancierd, omdat die het meest rendabel bleken. Pas de jongste jaren worden ook zonnepanelen geplaatst.
De Vlaamse regering koos echter voor een systeem met groenestroomcertificaten. Producenten van groene energie krijgen een vergoeding voor de elektriciteit die ze produceren. Per eenheid stroomproductie krijgen ze certificaten, die door de distributienetbeheerders (zoals Eandis en Infrax) moeten worden opgekocht. De energieleveranciers (Electrabel, Eneco, Lampiris, Eni, Essent enzovoort) krijgen op hun beurt een quotum aan groenestroomcertificaten opgelegd, dat ze ofwel op de markt of bij de netbeheerders moeten aankopen.
De achilleshiel bleek de opvolging. Naarmate de technologie matuurder werd en meer werd toegepast, had de subsidie moeten verminderen. De boom van de zonnepanelenmarkt in 2009 was onverwacht, maar de toenmalige minister van Energie, Freya Van den Bossche (sp.a), aarzelde erg lang, tot in 2012, om het systeem te herzien. Sinds vorig jaar krijgen PV-panelen geen steun meer, en wordt de steun voor andere technologieën geregeld bijgesteld.
Alleen was de financiering toen al volledig ontspoord. Het aanbod aan groenestroomcertificaten werd vanaf 2009 zo groot dat die niet aan de leveranciers konden worden verkocht. De distributienetbeheerders bleven dus met een overschot aan certificaten zitten, omdat de quota van de leveranciers niet snel genoeg mee stegen.
Daarbovenop kwam de zesde staatshervorming, die de bevoegdheid over de tarieven van de distributienetbeheerders regionaliseerde. Om dat in goede banen te leiden, werden de tarieven voor 2013 en 2014 op het peil van 2012 bevroren.
De situatie kwam velen goed uit, analyseert André Jurres, energiespecialist van het groenestroombedrijf NPG Energy. “De leveranciers klaagden niet, want ze moesten geen certificaten meer opkopen om aan hun verplichting te voldoen. De regering was blij dat de factuur, tijdelijk, niet meer steeg. Sommige politici konden ‘scoren’, omdat dankzij hen de factuur laag bleef.”
Twee schuldenbergen
Het getalm creëerde echter twee Vlaamse schuldenbergen. Ten eerste hebben de distributienetbeheerders in de jaren 2008-2014 minder aangerekend dan ze hadden moeten doen. Ze moesten wel certificaten aankopen, maar konden die niet in hun tarieven verrekenen. Dat zou de kosten doen oplopen tot 1,6 miljard euro per jaar. Die meerkosten worden weggewerkt door in twee stappen de tarieven te verhogen.
“De saldi van 2008 en 2009 kenden we”, legt Thierry Van Evercooren, directeur marktwerking van de Vlaamse regulator VREG, uit. “Maar die van de periode 2010-2014 niet, omdat het niet duidelijk was of wij of de federale regulator CREG die moesten berekenen. Het Brusselse hof van beroep heeft ons uiteindelijk bevoegd verklaard. We hebben nu een nieuwe tariferingsmethode, waardoor er in principe geen nieuwe saldi meer kunnen ontstaan.”
Zo wordt onder andere het quotum aan groenestroomcertificaten dat de leveranciers moeten voorleggen, opgetrokken. Van 16,7 procent in 2015 gaat het naar 23 procent volgend jaar. Daardoor zouden volgend jaar ongeveer 7 miljoen certificaten moeten worden ingeleverd, terwijl er maar 6,5 miljoen worden uitgereikt.
Daarnaast is er een schuldenberg van 1,976 miljard euro ontstaan, bij enerzijds (grootschalige) producenten van groene energie die geen afnemer vonden voor hun certificaten, en anderzijds de distributienetbeheerders. “Wij moeten certificaten die op de markt worden aangeboden verplicht aankopen tegen een minimumprijs”, legt Simon Van Wijmeersch, de woordvoerder van Eandis, uit.
Om dat overschot in de markt weg te werken, lanceert de Vlaamse minister van Energie, Annemie Turtelboom (open Vld), de energieheffing, door de oppositie al tot Turteltaks herdoopt. “Met de inkomsten van de heffing wordt een energiefonds gespekt, waarmee certificaten op overschot via een openbare aanbesteding worden opgekocht”, laat woordvoerder Dries Holvoet weten. “We kopen van degenen die het goedkoopste aanbod hebben, en we hanteren bovendien een maximumtarief.” Op die manier wordt de rentelast voor die schulden herleid van 54,8 miljoen euro dit jaar naar 9,5 miljoen in 2020. Zonder in te grijpen zou die stijgen tot 105,4 miljoen euro per jaar.
Heimwee
De prijzenhausse doet sommigen heimwee krijgen naar de situatie van voor de liberalisering. De energiesector had een grijs imago, hij was het terrein van technici en ingenieurs. ‘Ignorance is bliss’ was het adagium. De gemiddelde particuliere klant kreeg een factuur voorgeschoteld in functie van zijn verbruik. Het tarief was vastgelegd door het Controlecomité voor de Elektriciteit en het Gas (CCEG). In dat orgaan maakten de sociale partners samen met de energiebedrijven (toen Electrabel en SPE, het huidige EDF Luminus) een prijsberekening op basis van het kostprijs-plus-principe: de stroom- en gasproducenten kregen hun kosten vergoed, met daarbovenop een rendement.
De toenmalige stroomfactuur was overigens niet vrij van beleidsoverwegingen. Om de concurrentiepositie van de industrie te ondersteunen, kregen grootverbruikers een lager tarief dan particuliere klanten. Daar is dus niet veel veranderd, alleen wordt er nu veel openlijker over gecommuniceerd.
Met de liberalisering werden de geïntegreerde energiebedrijven in stukken gehakt. De hoogspanningsnetbeheerder Elia was de eerste die onder moeder Electrabels vleugels vandaan kwam. Vorig jaar verkocht Electrabel zijn aandelen in de distributienetbeheerder Eandis. Ook de productie en de verkoop werden opgesplitst.
Dat vertaalt zich in de factuur die een aantal energieleveranciers anno 2015 zeer transparant opstellen. Naast de energie staan netjes de kosten voor groene stroom, die voor WKK (warmte-krachtkoppeling), de netwerkkosten (distributie, transport) en de toeslagen (bijdrage op de energie en federale bijdrage) vermeld. Met extra informatie: zo blijkt de bijdrage op de energie een indirecte belasting voor het gebruik van aardgas en elektriciteit te zijn.
Daarmee is de opsomming nog niet afgerond. Want ook via distributie en transport, zeg maar de facturen van Eandis/Infrax en Elia, worden tal van andere zaken vergoed. Er zijn weliswaar regionale verschillen, maar bij Eandis gaat nog amper 59 procent naar de eigenlijke technische dienstverlening: exploitatiekosten, afschrijving van installaties, kosten van leningen, vergoeding voor het geïnvesteerde kapitaal enzovoort. Liefst 32 procent gaat naar ecologische dienstverlening (premies voor energiezuinige toepassingen, bijdrage voor warmte-krachtkoppeling en de uitkeringen van groenestroomcertificaten).
Voorts zijn er nog kosten voor sociale dienstverlening (straatverlichting, en tot voor kort de gratis 100 kilowattuur per gezinslid) en de taken als sociale leverancier (wanbetalers die niet meer worden bediend door de private energiebedrijven).
Bij Elia gaat 61,21 procent van het tarief naar de eigenlijke transmissiekosten. Toeslagen (kosten voor offshorewindparken, financiering van groenestroomcertificaten en van de strategische reserve) zijn goed voor 23,8 procent van de factuur.
Ten slotte gaat net geen 15 procent naar de federale bijdrage: kosten voor de werking van de federale energie-regulator CREG en van de ombudsdienst, en bijdrages voor het sociaal fonds (OCMW), beschermde klanten, verwarmingspremies, en, voor klanten die niet voor een groene-energiecontract hebben gekozen, sommen voor het Kyotofonds en nucleair passief.
Sociaal beleid
De energieleveranciers worden niet vrolijk van de facturen. Aan de verkoop van energie verdienen ze amper nog geld. De verkoopdochters van de grootste energiebedrijven haalden in 2013 nog een winstmarge van 0,3 procent, maar in 2014 leden ze gemiddeld 0,2 procent verlies, weet Marc van den Bosch, general manager van de Federatie van Belgische Elektriciteits- en Gasbedrijven (FEBEG). “Elke wijziging brengt IT-kosten mee voor onze leden. Bovendien moeten onze informatici zo veel regelgevend werk doen, dat ze niet kunnen werken aan nieuwe, innovatieve oplossingen of diensten die de energietransitie in goede banen leiden”, zegt Van den Bosch.
“Maar erger nog: met elke stijging van de factuur nemen de risico’s op wanbetaling toe, terwijl de energiecomponent heel klein is geworden. Als een klant zijn energierekening niet betaalt, worden wij toch verondersteld de transport- en distributiekosten door te storten. We hebben gelukkig wel verkregen dat we dat voor de nieuwe Vlaamse energieheffing niet moeten doen.”
Sociaal beleid moet worden betaald via de algemene middelen, niet via de stroomfactuur, zegt Van den Bosch. “Een factuur is volgens ons nog altijd de beste oplossing voor de klant. Maar gezien de beleidskeuzes, pleiten we voor een andere bijsturing van het systeem, zodat de risico’s beter worden verdeeld.”
Luc Huysmans
“De risico’s op wanbetaling nemen toe. Als een klant zijn energierekening niet betaalt, worden de energieleveranciers toch verondersteld de transport- en distributiekosten door te storten”
Het lijstje prijsverhogingen begint indrukwekkend te worden. Voor een gemiddeld gezin (vier personen, verbruik 3500 kWh) doen ze de factuur stijgen met bijna 400 euro.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier