De opmars van de kolossen
Een select clubje reuzenbedrijven domineert de wereldwijde economie. Ze verdienen bergen cash, waarmee ze nieuwkomers opkopen en een legertje lobbyisten betalen. Gezonde concurrentie moet het afleggen tegen het recht van de sterkste.
In de bedrijfswereld heeft iedereen de mond vol van disruptie, de omverwerping van de gevestigde orde. Maar er is ook een andere, nog frappantere trend: een handjevol machtige bedrijven maakt de dienst uit. Net zoals de staal- en rubberbaronnen van begin vorige eeuw, vestigen ze hun greep op de wereldmarkten, halen ze vette winsten, en doen ze overnames, om nog machtiger te worden.
Soms zijn het gevestigde waarden die zichzelf heruitvonden, zoals General Electric. Soms zijn het nieuwkomers uit de opkomende markten, zoals Samsung. Vaak zijn het technologiebedrijven die in geen tijd een imperium opbouwden, zoals Apple, Google en Facebook.
Small is beautiful, het adagium van de jaren tachtig en negentig, is ver weg. Het onderzoeksbureau McKinsey Global Institute berekende dat 10 procent van de beursgenoteerde bedrijven in de wereld zowat 80 procent van de winsten genereert. Bijna 60 procent van de wereldwijde omzet komt van bedrijven met een jaarlijkse omzet van meer dan een miljard dollar. De overnamemarkt floreert.
De consolidatietrend is het sterkst in de VS. Het aandeel in het bbp van de grootste 100 Amerikaanse bedrijven steeg van 33 procent in 1994 tot 46 procent in 2013. Het aantal beursgenoteerde bedrijven is gehalveerd tussen 1997 en 2013, van 6797 tot 3485. De omzet van het gemiddelde beursgenoteerde bedrijf is bijna driemaal groter dan twintig jaar geleden. Tegelijk zit het aantal starters in de VS op het laagste niveau sinds de jaren zeventig.
Samen met de concentratie in de bedrijfswereld zijn ook de winstmarges gestegen. Vooral de supersterren van Silicon Valley halen ongeziene winsten en marktaandelen. “Competition is for losers”, zegt Peter Thiel, medeoprichter van het betalingssysteem PayPal. En machtig betekent niet noodzakelijk zwaar. In 1990 haalden de grootste drie autoproducenten in Detroit een gezamenlijke omzet van 250 miljard dollar, met 1,2 miljoen werknemers. In 2014 haalde de top drie in Silicon Valley ongeveer evenveel omzet, met slechts 137.000 werknemers.
Wat doet de kolossen gedijen?
Google verwerkt 4 miljard zoekopdrachten per dag. Het maandelijkse aantal gebruikers van Facebook overtreft de bevolking van China. Amazon controleert bijna een derde van de markt voor opslag van data in de cloud. De nieuwe technologiebedrijven halen schijnbaar moeiteloos een immense omvang, en vertalen dat in marktdominantie en oplopende inkomsten.
De motor achter dat succes zijn netwerken die zichzelf versterken. Het zijn digitale platformen waarop verschillende groepen in contact treden, en goederen, diensten en ideeën uitwisselen, tot wederzijds profijt. Iedereen wil er deel van uitmaken, want een netwerk van onderling verbonden gebruikers en toestellen biedt constant kansen voor groei. Zoals de oude indus-triële giganten technologische innovatie gebruikten om hun kosten te verlagen en zo kleinere concurrenten opzij te zetten, gebruiken de nieuwe techbedrijven technologische innovatie vooral om hun netwerk uit te breiden.
Niet alleen technologie heeft nieuwe giganten gebaard. De globalisering en de liberalisering van de economie deden hetzelfde. Volgens de Unctad (United Nations Conference on Trade and Development) bestaan de grootste 100 multinationals elk uit gemiddeld 20 holdings, vaak gevestigd in belastingparadijzen, en uit 500 filialen, verdeeld over meer dan 50 landen.
Door de spreiding van hun productieketen over de wereld halen de multinationals enorme efficiëntiewinsten. Ze doen daarbij een beroep op honderden partners, zowel dochterbedrijven als externe onderaannemers. De grootste 1000 Amerikaanse beursgenoteerde bedrijven putten 40 procent van hun inkomsten uit zo’n allianties, tegen 1 procent in 1980. Multinationals bouwen ook wereldwijde kennisnetwerken op, vaak door onderzoekscentra in goedkope landen te vestigen. General Electric ontwikkelt meer dan een kwart van zijn producten voor de sector van de gezondheidszorg in India.
Een derde factor die in de kaart speelt van de giganten is de groeiende regulering. Grote bedrijven kunnen zich medewerkers veroorloven die zich toeleggen op de bergen regels en wetten. Alleen al voor de opvolging van belastingwetten heeft General Electric 900 mensen in dienst. Kleine bedrijven moeten daarvoor dure specialisten inhuren. Volgens een studie kost de naleving van de federale wetten een klein Amerikaans bedrijf 10,6 dollar per werknemer, tegen 7,8 dollar voor een groot bedrijf. Ook in andere wereldmarkten dikt de regulering aan.
De dreigende disruptie
Ooit was het Finse Nokia de grootste mobieltjesmaker ter wereld. Het smeedde plannen om uit te breiden naar muziek, entertainment en digitale transacties. “We worden het grootste entertainmentnetwerk van de wereld”, zei een Nokia-topman in 2009. Intussen weten we beter. De smartphones van Apple vraten aan de marktaandelen van Nokia, dat zijn gsm-divisie aan Microsoft moest verkopen. Van de digitale dromen kwam niets in huis. Vandaag produceert Nokia netwerkapparatuur voor telecomoperatoren.
Gevestigde namen hebben altijd de neiging vadsig en zelfgenoegzaam te worden. In deze tijden van disruptie kan dat dodelijk zijn. Vanuit het nergens zetten techbedrijfjes vandaag complete markten op hun kop, in een mum van tijd. Dankzij software, digitalisering en het internet kost de werving van nieuwe klanten bijna niets. Dat verandert ook de regels van het spel. Airbnb legt het vuur aan de schenen van de grote hotelketens zonder zelf één hotel te kopen.
Bij de banken is de disruptie volop bezig, en volgens sommigen staat de auto-industrie voor haar ‘Uber-moment’. Worden de technologiegiganten zelf ook het slachtoffer? Dat is lang niet zeker. Dankzij hun succes oogsten ze bergen van cash, waarmee ze dikke verdedigingsmuren bouwen. Met het geld investeren ze in de verbetering van hun technologie, of kopen ze nieuwe ideeën op de markt, via de aanwerving van de beste talenten en de overname van beloftevolle start-ups.
Succesvolle starters gaan zelden nog naar de beurs. Zowat 90 procent wordt ingelijfd door de gevestigde waarden. Daar wordt ook de starter beter van. De overnemer biedt stabiliteit, een geoliede marketingmachine, en een leger advocaten om de intellectuele rechten op de technologie te beschermen. De overnemer van zijn kant kan meerdere gokjes wagen zonder zijn voortbestaan in gevaar te brengen.
Voorbeelden genoeg. Facebook kocht de foto- en videoapp Instagram en de berichtenapp WhatsApp, Microsoft reeg het sociaal medium LinkedIn aan zijn degen. Google was een tijdlang eigenaar van de smartphoneproducent Motorola Mobility, enkel om de patenten van het bedrijf te bemachtigen. De techreuzen breiden hun terrein voortdurend uit. Amazon begon met de verkoop van boeken, en verhuurt intussen ook capaciteit in de cloud. Google startte als zoekmachine, maar houdt zich tegenwoordig bezig met alles wat enigszins met informatie te maken heeft.
Ook het ‘internet der dingen’ zal de groten niet aan het wankelen brengen. Integendeel, het zal hen nog sterker maken. Coca-Cola gebruikt microchips om zijn flessen te traceren. De tractors van John Deere bevatten sensoren die data ontvangen over weersomstandigheden en bodemgesteldheid.
Het onderzoeksbureau Gartner schat dat 21 miljard producten met internet verbonden zullen zijn tegen 2020. Dat zal de consolidatie verder in de hand werken. Alleen bedrijven met genoeg geld voor investeringen in zowel de reële als virtuele wereld zullen gedijen. Als ze ook een goede band met hun klant opbouwen, zullen ze hem kunnen houden, ongeacht de prijs van hun product of dienst. Dat maakt het des te moeilijker voor nieuwkomers om een plaats op de markt te bemachtigen.
Gevaren en zegeningen
De consolidatie moet ons zorgen baren. Machtige bedrijven versterken de ongelijkheid omdat ze abnormaal hoge winsten halen, waarvan het topmanagement een onbetamelijk groot deel op zak steekt. Het winstaandeel bij de grote, beursgenoteerde bedrijven in de VS dat naar de hoogst geplaatste vijf kaderleden vloeit, steeg van 5 procent in 1993 naar meer dan 15 procent in 2013. Nochtans tonen studies een negatief verband aan tussen de vergoeding van de CEO en de bedrijfsprestaties van zijn bedrijf.
Maar big business heeft ook voordelen. De diensten van Uber zijn vaak beter dan die van gevestigde taxibedrijven. Airbnb biedt een goedkoop en gemakkelijk alternatief voor hotels. Amazon drukt de prijzen van goederen, en Google en Twitter leveren gratis diensten. Volgens de consultant McKinsey bedraagt het voordeel van deze internetdiensten voor Amerikaanse en Europese consumenten zowat 280 miljard dollar.
Grote bedrijven kunnen ook sociale en economische problemen oplossen die te groot zijn voor kmo’s en te complex voor de overheid. Ze hebben de financiële draagkracht voor langetermijninvesteringen, en de expertise om mensen en middelen te coördineren over de grenzen heen. Ze kunnen slimme ideeën en doelmatige methodes omzetten in de praktijk en wereldwijd verspreiden. Daar kunnen overheden en ngo’s van leren.
We denken dus beter tweemaal na voor we de multinationals aan banden leggen. Soms heeft regulering ook averechtse effecten. Ze kan de markttoegang eerder belemmeren dan bevorderen. Daarvan profiteren de groten, en sterven de kleintjes. Regulering kan de winsten van grote bedrijven zodanig afromen dat ze niet meer investeren in onderzoek. Bedrijven moeten het recht op de vruchten van hun werk behouden, ook al levert hen dat soms tijdelijke monopolies op. Anderzijds hebben de consumenten baat bij concurrentie en lage prijzen. De overheid moet beide belangen afwegen.
Gemakkelijk is dat niet, zeker niet in deze nieuwe wereld. Digitale informatie en netwerken zijn handige instrumenten geworden om potentiële concurrenten uit de markt houden, of om mooie winsten te maken met andermans informatie. De mededingingsautoriteiten moeten zichzelf heruitvinden. De kunst is consolidatie in te tomen zonder innovatie te ontmoedigen, of te vervallen in verstikkende regulering.
De wereld heeft gezonde concurrentie nodig. Die doet de supersterren op de toppen van hun tenen lopen, en vooral, maakt ruimte voor nieuwe supersterren.
The Economist
Small is beautiful, het adagium van de jaren 80 en 90, is ver weg. De motor achter dat succes zijn netwerken die zichzelf versterken.
Big business heeft ook voordelen. De diensten van Uber zijn vaak beter dan die van gevestigde taxibedrijven.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier