Het Japanse begrotingstekort bedraagt dit jaar wellicht 9,1 procent van het bbp, wat de overheidsschuld doet oplopen tot liefst 245 procent van het bbp. De nettoschuld ligt gevoelig lager (145%), omdat heel wat overheidsobligaties aangehouden worden door overheidsinstanties (de centrale bank, overheidsbanken en het nationale pensioenfonds).
Ondanks de hoge schuldgraad gaat slechts 6 procent van het overheidsbudget naar intrestbetalingen. De Japanse overheid kan zich extreem goedkoop financieren, de gemiddelde rente op de uitstaande schuld bedraagt ongeveer 1,3 procent. Daar zijn drie redenen voor.
Ten eerste investeren de Japanse banken de spaardeposito’s van hun klanten massaal in Japanse overheidsobligaties. 95 procent van de overheidsschuld is in Japanse handen, en de banken bezitten samen met de verzekeringsmaatschappijen 60 procent van alle overheidsobligaties. Jonge gezinnen sparen heel veel (tot 30 procent van hun beschikbaar inkomen), en het geld blijft op binnenlandse spaarrekeningen staan door de grote aversie voor wisselkoers- en kredietrisico. Ook Japanse bedrijven stapelen grote cashreserves op bij de banken. De langdurige stagnatie van de economie zorgt voor weinig rendabele investeringskansen, en er is ook geen druk om de uitkeringen aan de aandeelhouders of de lonen te verhogen. Een tweede reden is dat er door de economische stagnatie weinig renderende alternatieven zijn voor Japanse overheidsobligaties. Banken kunnen hun geld dus niet kwijt in hoogrenderende bedrijfsobligaties, en de vraag naar leningen van gezinnen en grote bedrijven is klein. Ten slotte blijven Japanners geloven dat de regering haar fiscale wanbeleid zal omkeren.
Zodra aan een van deze drie redenen iets verandert, kan het land in een schuldencrisis verzeilen. De professoren Takeo Hoshi en Takatoshi Ito (Universiteiten van San Diego en Tokyo) berekenden dat tegen 2024 de overheidsschuld niet meer binnenlands gefinancierd kan worden. Dat is een gevolg van de dalende spaarquote in de privésector (door de vergrijzing) en de stijgende financieringsbehoeften van de overheid. Vanaf dan moet de overheid een beroep doen op buitenlandse investeerders — die een hoger rendement eisen — of op haar eigen centrale bank die de schulden kan kopen met vers gedrukt geld. De eerste weg betekent volgens Hoshi en Ito letterlijk ‘game over’. De Japanse overheid kan zich geen hogere rente veroorloven. Ze berekenden dat de rentebetalingen tegen 2026 boven de kritische grens van 35 procent van het totale budget stijgen als de rente met 2 procentpunt stijgt. Het overschrijden van de grens van 35 procent wordt algemeen beschouwd als een aanleiding tot een schuldencrisis. Maar ook als de Japanse beleggers het geloof in de overheid verliezen en een hogere rente eisen, kan een schuldencrisis ontstaan. De tweede weg, de centrale bank die overheidsobligaties koopt met vers geld, brengt dan weer een reëel gevaar van een ontsporende inflatie met zich.
Ironisch genoeg kan een herleving van de economische groei de overheid ook in de problemen brengen. De aantrekkende economie zal lucratieve alternatieven creëren voor bedrijven en banken. Daardoor blijft er minder geld over om overheidsobligaties te kopen, wat de rente doet stijgen. Indien in dit scenario de nominale rente op overheidsobligaties boven de nominale groei ligt, dan stijgt de schuldgraad van de overheid.
Positief voor Japan is dat de belastingdruk ‘maar’ 33 procent bedraagt. Er is dus ruimte om de belastingen te verhogen. Als bijvoorbeeld de btw verhoogd wordt van 5 naar 23 procent, dan zou het begrotingstekort verdwijnen. Dat is echter politiek zeer moeilijk haalbaar: na veel vijven en zessen wordt de btw tegen 2015 verhoogd naar 10 procent. Uit simulaties van Hoshi en Ito blijkt echter dat de belastinggraad tegen 2018 naar 50 procent moet en 24 jaar lang op dat niveau moet blijven. Tegen 2100 mag de belastingdruk dan zakken naar 47 procent. Zo’n fiscaal beleid zou de schuldgraad terugbrengen tot… 153 procent van het bbp.