De miljardenfantasie van Elio Di Rupo
Premier Elio Di Rupo heeft zich gespecialiseerd in het lanceren van miljardencijfers die kant noch wal raken. Volgens de eerste minister heeft zijn regering de voorbije twee jaar voor 22 miljard euro bespaard, de loonlasten met 4,7 miljard euro verlaagd en voor een daling van de rentelasten met 1,5 miljard euro gezorgd. Daar zit een grond van waarheid in, maar om tot de cijfers te komen die Di Rupo debiteert, is een stevige portie goede wil, verbeelding en manipulatie nodig.
Beginnen we met de 1,5 miljard euro besparingen op de rentefactuur die de federale overheid jaarlijks betaalt op de staatsschuld. In de begroting voor 2014 staat zo’n 11,5 miljard euro aan rentelasten op de federale schuld ingeschreven, ongeveer evenveel als de voorbije jaren. Maar, redeneert de premier, zonder de installatie en het werk van zijn regeringsploeg was die rentelast al opgelopen tot 13 miljard euro op jaarbasis. Bij de vorming van de regering bedroeg de langetermijnrente 6 procent, terwijl ze sindsdien gedaald is tot 2,3 procent. Aangezien de federale overheid elk jaar 40 miljard euro moet vinden op de kapitaalmarkt, om het overheidstekort te financieren en de schulden te herfinancieren, levert een rentedaling snel vrij veel besparingen op. Een daling van 6 naar 2,5 procent kan inderdaad in enkele jaren tijd 1,5 miljard euro op jaarbasis opleveren.
De wiskundige berekening is correct, maar de achterliggende redenering gaat een paar keer stevig uit de bocht. Het genie van het cijfer van Di Rupo is natuurlijk de 6 procent als uitgangspunt te nemen, en te veronderstellen dat de dalende rentevoet volledig de verdienste is van de federale regering. Quod non. De rente piekte in november 2011 maar heel kort op 6 procent, en bovendien was die piek veel meer de vrucht van een escalerende eurocrisis dan van de Belgische politieke crisis.
De financiële markten begonnen toen rekening te houden met het uiteenvallen van de eurozone, en joegen daarom de rentevoeten op staatspapier van de eurolanden in moeilijkheden omhoog. De paniekgolf bereikte in november ook België, omdat de hoge staatsschuld onze overheidsfinanciën kwetsbaar maakt, en omdat fondsbeheerders om technische redenen hun Belgische papier dumpten.
De aanslepende politieke crisis speelde uiteraard een rol, maar geen hoofdrol. In het anderhalf jaar zonder regering bewoog de Belgische rente maar weinig. En na de vorming van de regering daalden de rente en het renteverschil met Duitsland niet alleen in België, maar in heel de eurozone, tot in Italië of Spanje toe.
Wel dient gezegd dat België in 2012 ontsnapte aan de tweede aanvalsgolf die de euro aan het wankelen bracht, tot ECB-voorzitter Mario Draghi in de zomer van 2012 de gemoederen bedaarde met zijn intussen bijna legendarische uitspraak: “We zullen alles doen om de euro te redden. En geloof me, het zal genoeg zijn.” De rentevoeten dalen sindsdien in heel Europa. Om maar te zeggen dat de Belgische rentevoeten veel meer de speelbal zijn van de gang van zaken op de internationale kapitaalmarkten, het geldbeleid van de centrale banken en het gevaarlijke deflatiegevaar in Europa (lees ook blz. 38) dan van het werk van de ploeg-Di Rupo. De regering is niet zonder verdienste, maar de pluim van de rentedaling volledig op de eigen hoed steken, is intellectueel oneerlijk. De lage rente is geen beloning van de financiële markten voor het gevoerde beleid en ze is geen bewijs van een stabiele en performante Belgsiche economie.
Een soortgelijk gespin met cijfers zagen we eerder al in de claim dat deze regering 22 miljard euro heeft bespaard, terwijl het grootste deel van de verbetering van het begrotingssaldo te danken is aan belastingverhogingen, eenmalige maatregelen en hypothetische besparingen. Ook de slagzin “we hebben de lasten met 4,7 miljard euro verlaagd” is flink bij het haar getrokken. Het gaat eigenlijk om een kleine 700 miljoen aan gerealiseerde lastenverlagingen.
De regering zou andere miljardencijfers kunnen lanceren om af te toetsen of ze een besparings- dan wel een belastingregering is. Stel dat ze de belastingdruk (in procent van het bbp) constant had gehouden sinds 2011, dan had de belastingbetaler dit jaar ongeveer 7,5 miljard euro minder betaald. Of veronderstel dat de Belgische overheden samen evenveel uitgeven als in 2011 (in procent van het bbp), dan zouden de uitgaven dit jaar een kleine 4 miljard euro lager liggen dan nu het geval is. Is Di Rupo I een belastingregering? Toch wel. Is het een besparingsregering? Maar weinig. Het is begrijpelijk dat premier Di Rupo met deze miljardencijfers minder te koop loopt.
DAAN KILLEMAES
Is Di Rupo I een belastingregering? Toch wel. Is het een besparingsregering? Maar weinig.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier