“De mensen verwarren ons met oliesjeiks”
Terwijl de olieprijzen weer de hoogte in schieten en de energieconcerns miljardenwinsten boeken, moet de Belgische petroleumsector in het beste geval tevreden zijn met de kruimels die van tafel vallen. De eis van de regering dat de sector deels de korting op de stookoliefactuur zou betalen, schoot daarom in het verkeerde keelgat.
De Iraanse president Mahmoud Ahmadinejad is op dit moment de grootste mecenas van de petroleumindustrie. Zijn nucleaire ambities werken danig op de zenuwen van een oliemarkt die al niet veel overschot had. De olieproducerende landen kunnen nauwelijks nog meer olie oppompen, en daarom wordt de olieprijs gegijzeld door geopolitieke spanningen. Als Iran bijvoorbeeld de Straat van Hormuz afsluit en zo de bevoorrading uit de Perzische Golf dichtknijpt, is olieschaarste ons deel en zal een vat voor 70 dollar een koopje blijken.
“Wij zijn het beu”
De grote winnaars van het dure zwarte goud zijn intussen natuurlijk de olieproducerende landen, en de privébedrijven die oliereserves in portefeuille hebben. Hun winstcijfers steken de ogen uit. Toen orkaan Katrina afgelopen zomer de olieprijs ook tot tegen de 70 dollar per vat tilde, trakteerde de Belgische regering de stookolieverbruiker daarom op een korting om de wintervoorraad in te slaan. De regering leende daarvoor 100 miljoen van de sector, met de belofte het geld eind maart van dit jaar terug te betalen. Het was een handigheidje om de begroting van 2005 in evenwicht te houden. De poppen gingen echter aan het dansen toen minister van Begroting Freya Van den Bossche (SP.A) begin dit jaar alsnog eiste dat de sector die 100 miljoen euro zou betalen.
Dat was buiten de waard gerekend: de demarche van de regering schoot de Belgische petroleumsector in het verkeerde keelgat. “We zijn het beu om voor melkkoe te spelen. De internationale hoofdkwartieren zijn allergisch voor dit soort fratsen en ik sta er versteld van hoelang dit daar blijft nazinderen. In 2000 vroeg de regering aan de sector al eens een inspanning van 25 miljoen euro. Wij vragen in de eerste plaats rechtszekerheid. De raffinage- en distributiesector heeft continue investeringen nodig, zo niet komt het voortbestaan in gevaar,” zegt Gilbert Asselman, directeur van de Antwerpse raffinaderij van ExxonMobil en voorzitter van de Belgische Petroleum Federatie (BPF). De leden van de BPF zorgen voor 91 % van de Belgische brandstofbevoorrading. De BPF is daarom de gesprekspartner van de regering en de contractpartner in de programmawet die de handel en wandel van de sector regelt.
“En wie de raffinagesector pest, die pest ook haar afnemer: de petrochemische industrie in Antwerpen. De Antwerpse petrochemische cluster is na Houston nog altijd de belangrijkste ter wereld,” zegt Asselman. In zijn geheel was die cluster in de periode 1990-2004 goed voor ruim 9 miljard euro aan investeringen (2,2 miljard euro in raffinage en 6,8 miljard euro in petrochemie). De cluster stelt direct en indirect ongeveer 35.000 mensen tewerk.
“De regering speelt een zeer gevaarlijk spelletje als ze de regels na de feiten verandert,” zegt ook Jean-Marc Sohier, algemeen manager van de raffinaderij van Total in Antwerpen. “Total bestudeert nieuwe grote investeringen in Normandië, Amerika, Azië en Saudi-Arabië.”
“De kleinhandelaar betaalt het gelag”
Het pas-op-of-we-zijn-weg-dreigement van de sector ruikt naar een klassieke chantagepoging om de positie aan de onderhandelingstafel te versterken. Maar de eis van de regering om een inspanning te doen, zit de sector ook bijzonder hoog omdat de Belgische petroleumsector uiteindelijk niet zoveel garen spint bij de hoge olieprijzen. En dat terwijl de overheid zelf veel meer verdient aan de wassende stroom accijnzen en btw-inkomsten.
“De winsten worden voor ruim 70 % in de exploratie verdiend en slechts 30 % komt van de chemie, raffinage en verkoop,” aldus Gilbert Asselman. En aangezien België geen olie heeft, moet de sector hier afwachten hoeveel van de winsten stroomafwaarts in de productieketting belandt. De belangrijke raffinagecluster in Antwerpen boert nu weliswaar beter, maar pas na een reeks magere jaren, terwijl er ook nog torenhoge investeringen en dito afschrijvingskosten terugverdiend moeten worden. “En meer dan 50 % van onze productie is bestemd voor export. Een raffinaderij moet concurreren op de wereldmarkt,” zegt Asselman.
De lokale handelaars (stookolieverdelers, benzinestations…) moeten hun brood verdienen met vaste marges die, in weerwil van hoge olieprijzen, zo plat als een vijg zijn (zie grafiek: Distributiemarge stookolie zo plat als een vijg). Die marge is immers afgesproken in het programma-akkoord tussen de sector en de overheid.
“De mensen verwarren ons soms met oliesjeiks,” zegt Johan Mattart, algemeen directeur van Brafco, de Belgische federatie van brandstoffenhandelaars. “Er worden meer inspanningen van ons gevraagd dan we kunnen opbrengen. We zijn maar een kleine schakel in de productieketen. We verdienen een vaste marge, maar bij stijgende olieprijzen komt die marge onder druk en smelt soms zelfs helemaal weg. Onze sector heeft betere tijden gekend. Finaal betaalt de kleinhandelaar het gelag. De grotere bedrijven stroomopwaarts rekenen de kosten door, maar wij botsen tegen de maximumprijs. Het aantal stookolieverdelers is in dalende lijn. De verkoop in volume stagneert of daalt lichtjes.”
“De stookolieverdelers verdienen gezamenlijk 50 miljoen euro aan bedrijfswinst per jaar,” zegt Jean-Marc Sohier. Een inspanning van 100 miljoen euro om de stookoliefactuur te verlichten kost de verdelers dus twee jaar bedrijfswinst, maar die inspanning wordt wel verrekend over de hele sector. En dus hield die het been stijf in het gebakkelei over de stookoliekorting, al staan de petroleumjongens sowieso niet bekend als de meest soepele onderhandelaars. Uiteindelijk waren ze bereid een fonds voor duurzame energie te spekken met 12 miljoen euro, met inspraak voor de sector over de besteding van dat geld. In ruil kreeg de sector een overlegplatform dat de rechtszekerheid moet verbeteren, én de publicatie van het Koninklijk Besluit dat de sector over een periode van vijf jaar geleidelijk ontslaat van zijn verplichting om zonder vergoeding vijftien dagen strategische reserves aan te houden (zie kader: Wie beheert onze oliereserves?). Elke dag reserve kost de sector ongeveer 1 miljoen euro per jaar. “Er kon geen sprake van zijn dat wij gratis reserves ter beschikking stellen. Dat moest rechtgezet worden, zoals trouwens was afgesproken,” zegt Gilbert Asselman.
Geen uitbreidingen in Antwerpen
Het zwaartepunt van de Belgische petroleumindustrie ligt nog altijd in de Antwerpse haven. De raffinaderijen van Total en ExxonMobil domineren de Scheldelaan, en duwen de Belgische activiteiten van deze energiereuzen in de top tien van grootste Belgische bedrijven. De derde relatief grote raffinaderij in het Antwerpse is die van Belgian Refining Corporation (BRC), die vorige week werd overgenomen door de Nederlandse petroleumgroep Petroplus.
Het lijkt een uitstekend moment om te verkopen, omdat de raffinagemarges de jongste jaren flink gestegen zijn (zie grafiek: Betere jaren voor raffinage). Niet alleen de productie van ruwe olie kan de vraag nauwelijks volgen. Ook de raffinaderijen moeten op volle toeren draaien, want ook hier is er nauwelijks nog reservecapaciteit (zie grafiek: Krappe raffinagecapaciteit). Gevolg: het prijsverschil tussen geraffineerde producten en ruwe aardolie is opgelopen op de internationale markten. In de jaren negentig kostte een vat benzine gemiddeld slechts 3 dollar meer dan een vat ruwe olie. In 2005 liep dat verschil op tot gemiddelde 8 dollar, met een piek van 20 dollar in september na de doortocht van Katrina.
Jean-Marc Sohier bevestigt deze trend: “De marges zijn verbeterd na een periode van twintig magere jaren, waarin de helft van Amerikaanse raffinaderijen de deuren sloot en in Europa een derde het voor bekeken hield. De raffinage heeft nu nog slechts een reservecapaciteit van 3 % wereldwijd.”
Gilbert Asselman: “De verdiende marge is heel cyclisch. De sector geniet nu van enkele mooie jaren, maar heeft zwarte sneeuw gezien. Gemiddeld halen we een rendement van 4 à 6 % op het geïnvesteerde kapitaal.”
Is er gemiddeld gesproken nauwelijks overschot op de raffinagemarkt, dan verbergt dat scheeftrekkingen die een schaduw werpen over de Antwerpse raffinaderijen. Jean-Marc Sohier.”Er is spanning in het Atlantische bekken. Europa heeft een raffinageoverschot van 30 % aan benzine en een raffinagetekort van 10 % aan diesel.”
De Europese raffinaderijen slijten die benzine vooral aan de VS, dat te weinig benzine kan raffineren. “Maar de dag dat de VS de efficiëntere diesel ontdekt, hebben de Antwerpse raffinaderijen een probleem,” zegt Asselman. “En als we straks 7 % biobrandstof toevoegen aan onze benzine en we hier dus nog 7 % minder benzine nodig hebben, moeten we ook die benzine zien te exporteren.”
De hogere marges verleiden de raffinaderijen op Belgische bodem niet tot uitbreidingsinvesteringen. Nieuwe capaciteit wordt op dit moment gebouwd dicht bij de groeimarkten, in China of India, of vlak bij de oliewinning zoals in Saudi-Arabië. Europa is geen groeimarkt voor geraffineerde producten. En het heeft geen zin olietankers vanuit het Midden-Oosten naar Antwerpen te sturen, om ze vervolgens op hun stappen te laten terugkeren naar Sjanghai of Bombay. “Onze raffinaderij draait nu op volle toeren, maar de vooruitzichten zijn onduidelijk,” besluit Gilbert Asselman.
Daan Killemaes
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier