De mening van de inspecteur
Het kan gebeuren dat de inspecteur het niet eens is met uw belastingaangifte. In het modelformulier van het bericht van wijziging van aangifte luidt het letterlijk: “Ik meen uw aangifte te moeten wijzigen om de hierna vermelde reden(en).” In dat stadium van de procedure gaat het dus om een voornemen en een mening — niet die van de minister of de Belgische overheid, maar die van de inspecteur. Ook in latere fases van de procedure wordt de burger geconfronteerd met standpunten over de toepassing van de wet: die van hem en zijn advocaat, en die van de directeur, de rechter, het hof of het Hof van Cassatie. Het kan niet anders, en zo hoort het ook. Sommigen willen graag ook nog de mening van de bemiddelingsdienst, het Grondwettelijk Hof of het Europees Hof in Luxemburg of Straatsburg horen. Zo veel meningen zijn misschien van het goede te veel.
Op twee momenten in de Europese geschiedenis werd daar anders over gedacht: de Franse en de Russische Revolutie. Er zou maar één lezing van de wet zijn, en ambtenaren en magistraten moesten die alleen maar nauwgezet toepassen, zonder beoordelingsmarge. In de praktijk weten we wat dat betekende: er mocht maar één mening zijn: die van het Directoire, het Consulaat, het Politbureau, de Volkskammer of hoe de eengemaakte volkswil ook mocht heten. De slinger kan ook doorslaan naar de andere kant: dat heet dan anarchie.
Jan Nolf toonde zich op Twitter verbaasd dat een controleur kosten of een verlies mag aannemen zonder enig vonnis, attest, factuur of wat dan ook. Toch is dat zo. De belastingdienst kan alle bewijsmiddelen beoordelen en dus ook aanvaarden, zegt de wet, met uitzondering van de eed. De 20.000 controleurs zijn er om zulke beoordelingen en inschattingen te maken. Anderen verdragen dan weer niet dat de inspecteur een mening heeft die voor hen onwelgevallig is. Ze willen meteen de mening van ‘de administratie’ kennen en spoeden zich naar Brussel. Dat is met de Pro League gebeurd. Dat de vraag wordt gesteld, tot daar aan toe, maar dat de administratie daarop inging en snel een mening formuleerde, zonder de mening van de inspecteur te vragen, deed het overkomen alsof hij quantité négligeable was.
Een Europees commissaris schreeuwde dan weer luid dat zijn controleurs aan politiek deden. Want zij hadden een mening, een andere dan de zijne nog wel. Noël Slangen formuleerde het op Twitter iets zachter: “Misschien kun je beter politiek actief worden.” Achter die vriendelijke en goedbedoelde suggestie zit nog altijd de stelling dat overheidsfunctionarissen geen mening mogen hebben — niet in hun ambt (hun dossiers), niet over hun ambt (de werking van hun dienst) en niet buiten hun ambt. In de omzendbrief 404 van 1994 heeft minister van Ambtenarenzaken Johan Vande Lanotte (sp.a) de puntjes op de i gezet over de meningsvrijheid. Twintig jaar later moeten sommige verantwoordelijken bij Financiën daaraan worden herinnerd.
De slinger is al een tijdje aan het doorslaan in de richting van het Directoire. Er was een tijd dat de miljoenen aangiften niet centraal konden worden behandeld. Zij lagen met hopen in de kast bij die duizenden controleurs en ontvangers. Met de informaticatechnologie is dat veranderd. Die technologie is op zich neutraal. Zij maakt toepassingen mogelijk die vroeger ondenkbaar waren.
Normaal zou je dan verwachten dat de technologie neutraal wordt ingevoerd en dat ze het evenwicht tussen het centrale bestuur en de gewestelijke directie min of meer in stand houdt. Niets daarvan in dit land, dat nochtans op zulke evenwichten is gebouwd. Onder de noemer ‘système de traitement intégré impôts et recouvrement‘ (STIR) — een Nederlandse naam is er niet — heeft er een nooit vertoonde centralisatie van het beslissingsproces plaatsgevonden. Dat is gepaard gegaan met nogal wat deprivatie, devaluatie, degradatie, depreciatie en demotivatie van de inspecteurs in buitendienst. Hun mening wordt niet meer gevraagd.
Het sluitstuk van die operatie vond begin dit jaar plaats met de nieuwe evaluatieprocedure. De personeelsdienst P&O van Kurt Van Raemdonck ordonneerde dat bijna niemand als uitzonderlijk of bovengemiddeld mocht worden beoordeeld. Bijna alle inspecteurs, en zeker die met een mening, hebben dan maar de beoordeling ‘voldoende’ gekregen. Moet ik nog zeggen dat ik het daar een klein beetje moeilijk mee heb?
De auteur is directeur van de Bijzondere Belastinginspectie ‘met verlof’.
KAREL ANTHONISSEN
De mening van de belastinginspecteurs in buitendienst wordt niet meer gevraagd.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier