De Maghreb: turnaround van 4 moslimlanden
Duizenden vakantiegangers uit Europa wriemelen deze zomer weer op Tunesische stranden en in Marokkaanse straatjes. Maar het valt de toerist nauwelijks op dat bijvoorbeeld de ambtenaren geen siësta meer houden.
Of dat een bankoverschrijving nog maar vier dagen in plaats van drie maanden duurt. Langzaam maar zeker vinden de conservatieve Noord-Afrikaanse landen hun plaats in de internationale economie.
K reeg uw dochter of zoon op de stranden van Sfax (Tunesië), Agadir (Marokko) of Oran (Algerije) toevallig folders toegestopt om mee te doen aan Star Academy Maghreb? Algerijnse islamisten hadden in februari hun slag thuisgehaald om de ‘verderfelijke’ Arabische versie van Big Brother uit de ether halen. Maar in oktober is Endemols succesformat er weer op televisiezenders, van Marrakesh tot Tripoli, mikkend op 100 miljoen enthousiaste kijkers. Ditmaal als een variant op Star Academy, “in een aangepaste, exclusieve Maghrebijnse en dus meer gezinsvriendelijke versie die rekening houdt met onze waarden en cultuur,” preciseren ze bij Karoui & Karoui World. De Tunesische groep maakt al vijftien jaar amusementsprogramma’s voor de Maghreblanden en verwierf de rechten van Endemol. Conform de formule worden deelnemende jongens én meisjes 24 uur per dag opgesloten en gefilmd in de dar (het Big Brotherhuis). Ze staan onder permanent toezicht van een ‘directrice’ die het pand ook zal betrekken. De uitzending is in prime time, met instemming van de autoriteiten uit vier landen.
Star Academy Maghreb typeert de sociaaleconomische evolutie in Noord-Afrika. Het is een voorbeeld van grensoverschrijdende samenwerking tussen landen die geregeld met elkaar overhoop hebben gelegen en van het zoeken naar eigen accenten tussen tradities en een opening op de wereld.
De Arabische Maghrebunie (AMU) streeft al decennia naar een Noord-Afrikaanse vrijhandelszone van 80 miljoen mensen, van Marokko tot Libië, maar slaagt er niet in de onderlinge ruzies te overbruggen. Daar komt stilaan verandering in. De grens tussen Marokko en Algerije mag dan nog gesloten blijven, de handel tussen Algerije en Tunesië steeg vorig jaar met 80 % tot 256 miljoen euro en de twee landen investeren steeds meer bij elkaar. Op de jongste top van de Europese Unie met haar Arabische partners van de Middellandse Zee in april drong de EU aan op meer onderlinge Zuid-Zuidhandel (slechts 15 % van de handelsstromen in het Middellandse Zeegebied) om tegen 2010 een vrijhandelszone tot stand te kunnen brengen tussen de EU en tien partnerlanden op de zuidelijke oever van de Middellandse Zee. De EU is hun belangrijkste handelspartner, maar slechts goed voor gemiddeld 1 % van de directe buitenlandse investeringen. Dat moet veranderen, beseffen de regeringen in Rabat, Algiers, Tunis en zelfs Tripoli. Een opener investeringsklimaat kan de dramatische werkloosheid onder de jongeren counteren.
Universitairen die alleen aan de bak komen als taxichauffeur, afgestudeerden die leven van de smokkel van Europese goederen over de levensgevaarlijke grensbarrières van de EU in Ceuta heen: dat schept frustraties, religieus extremisme en hersenvlucht in de hoop op een beter leven in Europa. De voorbije tien jaar steeg het gemiddelde jaarinkomen ten noorden van de Middellandse Zee (Europa van de Vijftien) van 20.000 tot 30.000 euro, terwijl het stagneerde ten zuiden ervan op ongeveer 5000 euro. Het is een gevaarlijke situatie die niet kan blijven duren.
Er zijn tekenen van economische heropleving zichtbaar: de strijd tussen conservatieve (religieuze) krachten enerzijds en moderniseringstendensen en openheid op de wereld anderzijds neigt voorzichtig in het voordeel van de laatste. Al blijft het voortdurend zoeken naar compromissen, zoals Big Brother die in een authentieke eigen versie terugkomt.
Marokko: koning kneedt nieuwe samenleving
De havenstad Tanger, op vijftien kilometer van de rots van Gibraltar, symboliseert het nieuwe Marokko dat koning Mohammed VI probeert te kneden sinds hij in 2003 een indringende diagnose van de Marokkaanse samenleving bekendmaakte. Hij stelde noodzakelijke hervormingen voor op het vlak van landsbestuur, economie, infrastructuur en onderwijs “om de belangrijkste remmingen op de ontwikkeling van het land weg te werken”. Opmerkelijk was dat het niet een zoveelste studie betrof van de Wereldbank of het Internationaal Monetair Fonds, maar een kritisch werkstuk van 140 Marokkaanse experts. De jonge koning omringt zich met een nieuwe generatie technocraten, afgestudeerden van befaamde instituten in de VS (MIT) en Europa.
Sindsdien kreeg de staatsambtenarij te horen dat ze nog amper dertig minuten lunchtijd krijgt en de siësta afgeschaft is, werden de rechten van de vrouw erkend in de gezinswetgeving en keren steeds meer afgestudeerde Marokkanen uit het buitenland terug in allerlei consultancybedrijfjes. De koning vroeg bijzondere aandacht om kmo’s (die in de Maghreb, zonder de oliesector, instaan voor 90 % van de economie) te professionaliseren door administratieve vereenvoudigingen en de oprichting van een soort Unizonetwerk.
Van 1992 tot 2003 kwam er jaarlijks nauwelijks veertig kilometer autosnelweg bij, tegenwoordig zijn het er honderd en wordt er gemikt op 160. Tussen 2003 en 2007 wordt in grote infrastructuurprojecten 4,5 miljard euro geïnvesteerd in autowegen, luchthavens en industrieterreinen. Tanger krijgt een diepzeehaven voor megaschepen, een terminal voor 3,5 miljoen containers en drie vrijhandelszones, een investering van 233 miljoen euro waarvoor Dubai in de Emiraten als draaischijf van het Midden-Oosten model staat.
De nieuwe haven, Tanger-Med, zou in juli 2007 operationeel zijn en 100.000 banen creëren. Volgens Jelloul Samsseme, directeur van de gewestelijke investeringsmaatschappij, openen vrijhandelsakkoorden met de EU, de Verenigde Staten, Turkije en andere Arabische landen op termijn een markt van een miljard consumenten en Marokko wil daarin een scharnierfunctie vervullen. Het Mexicaanse maquilladorasysteem (vrijhandelszone voor Noord-Amerikaanse bedrijven) inspireert de Tanger Free Zone, waar al 140 buitenlandse bedrijven zijn ingeplant.
De ontluiking van het noorden, dat door de vorige koning verwaarloosd werd en ten prooi viel aan drugssmokkel naar Europa, de vele infrastructuurwerken, sociale woningbouw en nieuwe impulsen in de toeristische sector, geven aan dat Marokko uit zijn decennialange stilstand ontwaakt. De levensomstandigheden zijn verbeterd, de koopkracht stijgt, maar te traag. Marokko is hoofdzakelijk een agrarisch land met twee snelheden. Een economische groei van gemiddeld 4 % volstaat niet. De achterstand die moet worden ingehaald, na stagnatie sinds de jaren zeventig, blijft groot: een op zes Marokkanen leeft onder de armoedegrens, een op twee is nog analfabeet.
Algerije: Chinezen doen grote infrastuctuurwerken
Na de ravage van bijna vier decennia staatseconomie en vijftien jaar burgeroorlog tegen islamitische groeperingen, surft Algerije op ruime olie- en gasinkomsten die door de huidige regering van president Abdelaziz Bouteflika worden gebruikt om de economie te moderniseren. Voor het eerst sinds de onafhankelijkheid in 1962 overtreffen de investeringsuitgaven van de overheid de functioneringskosten voor het staatsapparaat. Nooit stond Algerije er financieel zo goed voor: 52 miljard euro aan buitenlandse reserves, een recordbegroting van 26 miljard euro voor 2006 en een halvering van de buitenlandse schuld (tot 12 miljard euro) door vervroegde terugbetalingen. En dat allemaal bij een begroting op basis van 19 dollar per vat, terwijl de olieprijs intussen opklimt van 60 naar 100 dollar. Extra belastinginkomsten uit olie boven een vastgesteld plafond vloeien naar een Fonds voor Toekomstige Generaties (eind vorig jaar zat er 24 miljard euro in die spaarpot).
Met die financiële trampoline lanceerde de regering een investeringsprogramma van 47 miljard euro (2005-2009). Het land is een bouwwerf, zonder dat de staatskas leegloopt. De werkloosheid halveerde in de voorbije drie jaar tot 17 % en zou volgens optimistische prognoses tegen 2009 verder moeten zakken tot 10 % – als de economische groei voor enkele jaren boven de 6 % zou uitkomen. Sceptici betwijfelen of Algiers de capaciteit in huis heeft om alle geplande grote infrastructuurprojecten (luchthavens, autowegen, metro en tramwegen van Algiers) in zo’n korte tijdspanne te realiseren, maar een aangezwengelde economische groei van nu al iets meer dan 5 % en het herwonnen dynamisme van de privésector lokken alvast buitenlandse investeerders.
Amerikanen gooien zich op de farma-industrie, de Franse bandenfabrikant Michelin is terug na zijn vertrek in 1993, Zuid-Afrikanen bouwen ontziltingsinstallaties. Meest opvallend zijn de alomtegenwoordige Chinezen, die in ruil voor Algerijns gas en olie aan olieprospectie mogen doen, luchthavens bouwen, snelwegen, hotels en een miljoen sociale woningen aan het optrekken zijn. Meer dan 11.000 Chinezen gingen aan de slag, de overgrote meerderheid werkt voor groepen als China State Construction & Engineering Corporation. Ook Chinese consumptieproducten overspoelen de Algerijnse markt, die tot in de verste dorpen bewerkt worden door tientallen Chinese import- en exportfirma’s.
Tussen 2002 en 2005 haalde Algerije voor 4,1 miljard euro aan buitenlandse investeringen binnen, waarvan 3 miljard alleen in 2005. De regering wil dat bedrag tegen 2010 verdubbelen en de economische groei opstuwen tot 8 %. Privatisering van 1200 staatsbedrijven kan daarbij helpen. Na jaren aanslepen, werd het tempo de voorbije maanden opgedreven, hoewel nog maar een vierde van de dossiers succesvol is afgerond. In de meeste gevallen gaat het om oud ijzer, al zijn er aantrekkelijke deals bij omdat staatsbedrijven in hun glorietijd gigantische terreinen ter beschikking kregen waarvan de vastgoedwaarde in stijgende lijn zit.
Zoals meestal doet de liberalisering van de telefoniesector het goed. Ook de toeristische sector probeert de achterstand tegenover de buurlanden weg te werken. Hier zijn Italianen en Saoedi’s het meest actief. Algerije kan maar minder dan een half miljoen Europeanen bekoren, terwijl Marokko er 5,5 miljoen aantrekt en Tunesië 3 miljoen. Dagelijks melden internationale hotelgroepen zich met plannen om het toerisme, van de stranden tot de bergen en de Sahara, nieuw leven in te blazen.
Niettemin waarschuwt de Wereldbank voor te trage economische hervormingen. De banksector met zijn vele schandalen is tekenend voor die achterstand. Maar sinds de uitvaardiging in januari van een wet tegen corruptie en witwasoperaties worden geregeld bankdirecteuren en belastinginspecteurs opgepakt. Buitenlandse banken zoals BNP Paribas (Frankrijk), HSBC (VK), Santander (Spanje) en Citibank (VS) positioneren zich voor de privatisering van de banksector, maar die beweegt traag en blijft ondermaats presteren in vergelijking met de Marokkaanse of Tunesische banken. Een bankoverschrijving kon tot drie maanden aanslepen, dat is intussen nog maar vier dagen.
Tunesië: beste investeringsklimaat van Noord-Afrika
Van alle Maghreblanden is Tunesië het verst gevorderd met de liberalisering van zijn economie. Het zet al tien jaar lang de beste economische prestaties neer, mede door politieke stabiliteit en consistentie in het beleid van president Zine El Abidine Ben Ali. Het inkomen per hoofd van de bevolking is sinds 1995 verdubbeld tot bijna 6000 euro en zou bij een economische groei van 7 % tegen 2012 alweer verdubbelen. Maar het land stijgt voorlopig niet uit boven gemiddeld 5 %. Toerisme en textiel zijn de belangrijkste motoren. Het toerisme is de crisis na 11 september weer te boven gekomen, maar de 2000 Tunesische textielbedrijven (waaronder 150 met Belgisch kapitaal) snakken naar adem sinds ze door Chinese concurrentie onder druk staan omdat de textielquota begin vorig jaar wegvielen.
Tunesië heeft troeven, volgens de Wereldbank zelfs “het beste investeringsklimaat van heel Noord-Afrika en het Midden-Oosten”, maar optimaal is de toestand niet. Het niveau van de privé-investeringen (13 % van het bbp) is nog te laag omdat het juridische kader ook hier onzeker is, wegens voorkeursbehandelingen van bedrijven met goede connecties. De herstructurering van de banksector schiet goed op, het land heeft een goede transportinfrastructuur en was het eerste Arabische land aan de Middellandse Zee om in 1995 een partnership te sluiten met de Europese Unie, in het vooruitzicht van een vrijemarkttoegang vanaf 2010 (ook de VS zijn daarmee bezig).
Tunesiës belangrijkste probleem is aangepast werk te creëren voor zijn jaarlijkse 40.000 afgestudeerden uit het hoger onderwijs. De lage drempel naar het hoger onderwijs, zowel voor jongens als voor meisjes, heeft ervoor gezorgd dat de werkloosheid onder universitairen hoger ligt dan globaal: 25 % tegenover een gemiddelde van 14 %. Zo’n 50 à 70 % van de afgestudeerden vindt in het beste geval een baan onder zijn opleidingsniveau.
Sinds Europa de toevloed van migranten strenger probeert in te perken, is emigratie steeds minder een optie. De regering subsidieert de tewerkstelling tot 50 % voor bedrijven die jongeren aanwerven of een opleiding geven. Marokko, waar het probleem nog nijpender is (35 % werkloze universitairen), en Algerije inspireerden zich op dit soort sociale programma’s. Volgens de Wereldbank spendeert Tunesië daar 1,5 % van zijn bruto binnenlands product aan, Marokko en Algerije respectievelijk 0,7 en 0,8 %. Daarnaast mikt Tunesië op meer buitenlandse investeringen (een half miljoen euro in 2005) door diversificatie, vooral als toeleverancier voor de Europese automobielindustrie.
De desondanks vrij goede economische prestaties zijn vooral te danken aan de prioriteit die onderwijs vanouds geniet en de emancipatie van de vrouwen (ze maakten in 2005 ruim 57 % uit van het hoger onderwijs). Al in de negentiende eeuw stuurden de bekendste islamleraren hun dochters zonder hoofddoek naar school. Overeenkomstig de geschriften uit 1929 van Tahar Haddad over de emancipatie van moslimvrouwen werd polygamie verboden bij de stichting van de republiek in 1956 (in Marokko gebeurde dat pas drie jaar geleden). Al begin jaren tachtig voerde het regime een harde strijd tegen opkomend islamitisch extremisme en werden tegelijk sociale achteruitstelling en armoede aangepakt (minder dan 10 % leeft onder de armoedegrens, tegen 22 % in 1975). Een fenomeen dat zich nu pas voltrekt in Marokko en Algerije.
Maar als de technocraten van president Ben Ali en zijn dominerende Rassemblement Constitutionnel Démocratique op de rem blijven staan, bestaat het risico dat ze voeling verliezen met bevolkingsgroepen die de betutteling beu zijn. Een beter opgeleide bevolking is veeleisender. Het opduiken van de hijab, de hoofddoek die begin jaren negentig in Tunesië volledig verdwenen was, is een uiting van ongenoegen. Ook dit land, dat zich altijd opwierp als een baken van een moderne, open en tolerante islam, zoekt opnieuw een evenwicht tussen traditie en openheid op de wereld.
Volgende week onderzoeken we de economische toestand van de landen aan de noordelijke kust van de Middellandse Zee: Spanje, Portugal, Italië en Griekenland.
Erik Bruyland
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier