De laatste stuiptrekkingen
De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.
www.fiscoloog.be
Het doorbreken van het fiscale bankgeheim blijft overeind. Het Grondwettelijk Hof heeft de bezwaren van verschillende organisaties die een schending van de privacy zagen, van de hand gewezen. Maar of daarmee de rust weerkeert, is lang niet zeker.
Bankiers kunnen in België geen aanspraak maken op een strafrechtelijk gesanctioneerd beroepsgeheim. Zij hebben wel een discretieplicht, die op het gebied van de inkomstenbelastingen wettelijk erkend is. De fiscus mag krachtens de wet geen bankonderzoek doen met het oog op het belasten van cliënten van de bank. Tenzij het de spuigaten uitloopt. Een bankonderzoek is wel mogelijk als het vermoeden bestaat dat de bank meewerkt aan een ‘mechanisme van belastingontduiking’. Maar voor zo’n onderzoek is nog altijd een bijzondere machtiging vereist.
De fiscus stoot dan ook meestal op een muur als hij bij de bank aanklopt om bijkomende informatie in te winnen. Maar het fiscale bankgeheim geldt slechts in de fase van de vestiging van de belasting. In de fase van het ‘bezwaar’ tegen een gevestigde aanslag is er geen fiscaal bankgeheim meer. De fiscus mag dan bij de bank alle informatie opvragen die hij nuttig acht voor de beoordeling van het bezwaarschrift. Ook in de fase van de invordering van de belasting is van een fiscaal bankgeheim geen sprake.
Enkele jaren geleden heeft de wetgever het fiscale bankgeheim ook in de fase van de vestiging van de belasting verder opengebroken. In de nieuwe regeling mag de fiscus zich toch tot de bank wenden om informatie in te winnen. Maar omdat dat allemaal erg gevoelig ligt, zijn drempels ingebouwd.
Om te beginnen, moet de fiscus zich eerst met een vraag om inlichtingen tot de belastingplichtige zelf wenden. Pas als die niet voldoende meewerkt, kan de fiscus de bank aanspreken. Maar daarvoor moeten er wel aanwijzingen van belastingontduiking zijn, of er moeten voldoende redenen zijn om een taxatie op basis van ‘tekenen en indiciën’ te overwegen. De bevoegde directeur van belastingen moet vervolgens vaststellen dat aan de toepassingsvoorwaarden voldaan is. Enkel een ambtenaar met minstens de graad van inspecteur mag de bank ondervragen. En op het ogenblik dat de brief naar de bank vertrekt, moet ook de belastingplichtige daarvan op de hoogte worden gebracht. Als de rechten van de schatkist in gevaar zijn, mag deze kennisgeving met hoogstens een maand uitgesteld worden.
Al die waarborgen moeten ervoor zorgen dat de bank niet om de haverklap ondervraagd wordt, en dat het recht op privacy van de belastingplichtige niet onnodig geschonden wordt.
Niettemin namen verschillende organisaties die begaan zijn met de bescherming van de privacy en de rechten van belastingplichtigen, geen genoegen met de nieuwe regeling. Zij dienden bij het Grondwettelijk Hof een verzoek tot vernietiging in. Maar het Hof heeft dat verzoek twee weken geleden afgewezen.
In essentie komt het erop neer dat het Hof geen graten ziet in de nieuwe regeling, op voorwaarde dat de fiscus zich aan enkele spelregels houdt. Zo moet de belastingplichtige de geldigheid van het bankonderzoek kunnen laten beoordelen door een rechtbank. De vraag is dan wel of het Grondwettelijk Hof daarmee geen tijdbom legt onder het bankonderzoek. Een controle door de rechtbank vergt meestal veel tijd. Die heeft de fiscus doorgaans niet. Voor hem dringt de tijd om zijn taxatie te kunnen vestigen. Hij zal wellicht niet willen wachten op een rechterlijke uitspraak over de geldigheid van een voorgenomen bankonderzoek. Het wordt uitkijken hoe de fiscus en de rechtbanken en hoven daarmee zullen omgaan.
We zien hier hoe dan ook de laatste stuiptrekkingen van het fiscale bankgeheim. Internationaal is het in vrije val. Nationaal wordt het voorlopig nog met de nodige egards behandeld. Zeer waarschijnlijk is dat slechts een achterhoedegevecht, maar dan wel een dat nog lang kan duren.
JAN VAN DYCK
De fiscus moet zich bij het doorbreken van het bankgeheim aan de spelregels houden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier