De kunst van het investeren zonder te plunderen
Kan het Luikse engineeringbedrijf Madsa kobalt winnen zonder Congo’s bodemrijkdommen te plunderen? De VN bestempelt Madsa’s investering in een kobaltoven als een modelproject.
In 1994 ontvouwde het management van het Congolese staatsbedrijf Gécamines een strategisch plan om de ingestorte mijnproductie weer op gang te krijgen. “De Felco-oven beantwoordt volledig aan dat oorspronkelijke plan om inkomsten te genereren voor de renovatie van het mijnapparaat,” vindt Alain Delcourt, algemeen directeur van het Luikse engineeringbedrijf Madsa. Felco is een elektrische oven voor productie van kobaltmetaal in Kolwezi. Dat ligt in het rijkste ertsgebied in de mijnconcessie van Gécamines, ooit de locomotief van de Congolese economie.
De Felco-oven heeft Madsa (Maintenance, Assistance Technique & Design) 3 miljoen dollar gekost. Stilaan komt de oven op kruissnelheid. Uit de witte legering zal 2500 ton kobalt per jaar worden gepuurd. “Van de winst gaat 60 % naar Gécamines, dat in 2006 de volle eigenaar van de nieuwe installatie wordt,” zegt Delcourt.
Midden jaren negentig was de jaarproductie van Gécamines afgegleden van 480.000 ton koper tot amper 29.000 ton en van 15.000 ton kobalt tot 3300 ton. De grootschalige mijnexploitatie was ingestort. Het plan uit 1994 bepaalde dat er vooral kleine, ertsrijke mijnen zouden worden ontgonnen om cash te genereren. Daarmee zou de grootschaliger uitbating met bijbehorende verwerkingsfabrieken relatief snel hervat kunnen worden. Maar die strategie werd door andere belangen doorkruist. Resultaat: nauwelijks genoeg winst om het mijnapparaat van Gécamines weer op dreef te krijgen en de achterstallige lonen van 24.000 werknemers te betalen.
Inkomsten voor Gécamines
“We hebben in de opbouwfase van Felco niet altijd de nodige steun van alle directieafdelingen van Gécamines gekregen. Misschien omdat niet iedereen erin geloofde,” zegt Delcourt. “Dat is merkwaardig, want Gécamines zal bij de huidige kobaltprijs – 18 dollar per kilo – uit Felco jaarlijks 7 miljoen dollar ontvangen. Bovendien is contractueel ook vastgelegd dat 20 % van de winstmarge gebruikt kan worden voor de renovatie van een zwavelzuurfabriek en van cementbedrijven.” Madsa is bereid om voor 5 miljoen dollar een tweedehandsfabriek met een dagcapaciteit van 200 ton zwavelzuur neer te zetten.
Delcourt vermoedt echter dat kobaltproducenten met een zwaardere kostenstructuur in Katanga niet erg opgetogen zijn met het feit dat Felco aan de bestaande wereldproductie 10 % zal toevoegen, terwijl de wereldprijs al laag is. Volgens Delcourt zal de Felco-fabriek in één jaar afgeschreven zijn en zelfs bij een lage wereldprijs voor kobalt op kruissnelheid break-even draaien. Dat is mogelijk omdat de productie- en investeringskosten relatief klein zijn. De gebruikte grondstof is heterogeniet, een mineraal (met een kopergehalte van 25 à 30 % en 4 à 15 % kobalt) dat in Katanga ruimschoots voorhanden is.
Veertigduizend werklozen wroeten sinds de instorting van het staatsmijnbedrijf zowat overal in de mijnconcessie van Gécamines naar dat mineraal, tot op tien meter diepte. Met als gevolg dat er in particuliere opslagplaatsen, meer dan in de installaties van Gécamines, rijk ertsconcentraat opgeslagen zit. Daardoor lijdt het mijnbedrijf zware verliezen. De mineralen komen immers uit haar mijnconcessie, maar Gécamines krijgt er nauwelijks een cent voor: buitenlandse en lokale opkopers exporteren het erts naar Zambia en Zuid-Afrika, tot in India en China. Een gedeelte wordt plaatselijk in ambachtelijke oventjes verwerkt, maar buiten Gécamines om (zie kader: De grootste kobaltproducenten van Katanga).
Het plan uit 1994 werd de voorbije jaren tegengewerkt met het argument dat “Gécamines toch niet meer te redden valt”. Maar Delcourt vindt dat onzin. Volgens hem hebben Umicore en later ook Gécamines in Katanga installaties neergezet die zo degelijk waren dat ze – ondanks decennialange verloedering – met minimale investeringen opnieuw performant kunnen worden.
Deontologisch probleem?
Onderaannemers en traders van Gécamines werken doorgaans met Belgolaise Bank ( Fortis). Ook Madsa klopte bij Belgolaise aan. “Eerst kreeg ik felicitaties, maar een investeringskrediet zou de bank voor een deontologisch probleem plaatsen, zei men vreemd genoeg zonder verdere uitleg,” vertelt Delcourt. Madsa heeft dan maar winst uit een project in Tunesië benut om Felco zelf te financieren. “Het was een risico, maar er speelden ook gevoelens mee,” klinkt het. “Geloof het of niet, ik wilde iets terugdoen voor de streek waar ik opgroeide en gewerkt heb.”
Vader Delcourt bouwde in de jaren vijftig voor Umicore (toen Union Minière) de Nzilo-waterkrachtcentrales bij Kolwezi. Na ingenieursstudies in Luik ging Alain Delcourt bij Gécamines aan de slag.
In 1988 richtte Alain Delcourt in Luik zijn eigen engineeringfirma op, Madsa. Het jonge bureau stuurde experts uit naar Gécamines voor elektromechanische montages, haalde in Kenia contracten binnen voor wapenproducent FN, in Gabon voor Lafarge, in Tunesië voor Caterpillar, in Zwitserland voor Solar Turbines. Madsa deed ook warmterecuperatie en engineering bij Tiense Suiker en won vorig jaar van concurrenten als Polysius uit Duitsland en Technip uit Frankrijk een internationale aanbesteding door het Noorse Scancen voor een Gabonese oliemaatschappij.
Met 120 werknemers haalde Madsa in 2002 een omzet van 16,6 miljoen euro. De rentabiliteit is behoorlijk (een cashflow van 10 % vóór belastingen), maar qua solvabiliteit is het bedrijf sterk afhankelijk van uitgestelde betalingen.
Met betoelaging van de Waalse exportdienst Awex en twee partners, Aquasicc uit Waver (waterbehandeling) en Carbon+ uit Doornik (veiligheidsapparatuur), opende Delcourt in 1999 een vertegenwoordigingskantoor voor Waalse bedrijven in Lubumbashi. Maar de verhoopte aankoop- en verkooporders van Gécamines bleven uit, omdat het staatsmijnbedrijf maar niet uit financiële ademnood raakte.
Eind 2001 vroeg Gécamines om in bestaande mijninstallaties een elektrische oven te monteren. Daarmee zouden ze kobalt verwerken uit de kleine, nieuwe Tilwisembe-mijn. “Maar Tilwisembe kwam niet van de grond. Toen zijn we maar heterogeniet gaan opkopen. Tenslotte is dat erts eigendom van Gécamines.” Delcourt benadrukt dat het project – “ondanks tegenwind van hogerop” – in de beste verstandhouding werd gerealiseerd met technici van Gécamines. Er kunnen 200 mensen aan de slag. En om een Delcredere-dekking te krijgen, moest Madsa garanties voorleggen dat er kopers zouden zijn. Dat kon: de Zwitserse trader Ameropa koopt de totale jaarproductie op.
Philippe Walkiers van Unido, het bureau voor industriële ontwikkeling van de Verenigde Naties in Wenen, bestempelt Felco als “een modelproject”. Volgens de VN-man zouden er met Gécamines “meer van zulke samenwerkingsverbanden tot stand moeten komen, zowel op technologisch vlak als wat de contractuele afspraken betreft.”
Erik Bruyland
Veertigduizend werklozen wroeten zowat overal in de mijnconcessie van Gécamines naar het kobaltmineraal.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier