DE KUNST KOMT NAAR HET VOLK

Straatkunst is zijn undergroundkarakter ontgroeid. Niet alleen galeries en musea drukken straatkunstenaars aan de borst, ook stadsbesturen, vastgoedontwikkelaars en bedrijven zijn hen goedgezind.

Sinds kort prijken er metershoge schilderijen op twaalf steunpilaren langs de Brusselse Ring, ter hoogte van Anderlecht. Wie van Berchem naar Antwerpen spoort, passeert een meterslange muur met kleurige afbeeldingen. In Gent kun je een fietstocht langs straatkunstwerken maken, de Graffietsieroute. In Leuven worden elektriciteitscabines met taferelen beschilderd. Er is niet naast te kijken: straatkunst wordt almaar zichtbaarder.

Daar komt nog het zopas verschenen boek Street art today van Björn Van Poucke bij, dat de “vijftig interessantste straatkunstenaars” van de wereld voorstelt. Dat zijn veel Europeanen – onder wie één Belg, Roa – maar het overzicht reikt tot in Australië, Brazilië, China en de Verenigde Staten. Het boek ontstond in de slipstream van The Crystal Ship in Oostende, een festival dat een straatkunstcircuit inhuldigde. Van Poucke is er de curator van.

“Het interessante is dat straatkunst de drempel van het traditionele museum doorbreekt”, zegt hij. “De kunst komt naar het volk in plaats van omgekeerd.” Straatkunst heeft iets aantrekkelijk democratisch. Ze is gratis te bezichtigen, hanteert een beeldtaal die het grote publiek aanspreekt, en maakt het leven van alledag mooier.

Urban interventionism

Wie bij straatkunst denkt aan een anonymus met een hoodie die in schuine letters zijn alias op een muur spuit, heeft enkele stappen gemist. De straatkunst van vandaag is veel ruimer. Ook letterlijk: sommige muurschilderingen zijn tot tien verdiepingen hoog. Het boek rangschikt de stijlen: abstract, surrealistisch, naïef-kinderlijk, hyperrealistisch en urban interventionism – dat laatste is te vertalen als ‘politiek geëngageerd’.

De bekendste interventionist – en de bekendste straatkunstenaar tout court – is de Brit Banksy. Sinds het begin opereert hij incognito en ‘s nachts, en zijn werken verschijnen onaangekondigd in het straatbeeld, wat telkens een grote buzz veroorzaakt. Banksy heeft een uitmuntend gevoel voor visuele vondsten en steekt graag de draak met de consumptiegekte, de politiek en de politie.

Van Poucke: “Banksy heeft de straatkunst op de kaart gezet. Maar dat wil niet zeggen dat alle straatkunstenaars zijn maatschappijkritische spoor volgen. Mijn ervaring is dat een klein percentage van de kunstenaars politiek geïnspireerd is. De meesten willen gewoon een creatief ei kwijt.”

Outside en inside

Graffiti is van oudsher dan wel rebels als daad, maar de inhoud is dat veel minder. Het is vooral een egodocument: een kreet tegen de anonimiteit van de grootstad. Als er al sprake was van een inhoudelijk statement, was het al gauw hysterisch.

Zo kreeg in 2013 de witte winkelgevel van de modeontwerper Martin Margiela in Brussel ongevraagd een woeste spuitbeurt van de Franse graffitiartiest Kidult, met als ondertitel “Our misery, not your’s!” (sic). Kidult neemt wel vaker chique modehuizen in het vizier, zoals Louboutin en Agnes B. Maar toen hij zijn balorige spoor naliet op een winkel van Marc Jacobs in New York, maakte de ontwerper er een foto van en liet die op een T-shirt zetten, met het opschrift: “Art by Art Jacobs“. Te koop voor 689 dollar.

Dat zou een parabel van de commerciële recuperatie van een dwarse expressievorm kunnen zijn. Banksy laat het alvast niet aan zijn hart komen. Hij blijft onvangbaar toeslaan op straten en pleinen, maar weet tegelijk zijn werk goed te vermarkten. Op de Banksy-tentoonstelling in het splinternieuwe Amsterdamse museum Moco (Modern Contemporary) zijn fotoboeken, reproducties, postkaarten en posters van hem te koop. Zijn businessmodel heeft oog voor, zoals zijn website het aangeeft, de ‘outside’ (in de stad, free for all) en de ‘inside’ (in musea, galeries, giftshops).

Maar speelt straatkunst niet iets kwijt, zodra ze binnenskamers aan een witte muur hangt? Raphaël Cruyt is een van de drijvende krachten van het Mima (Millennium Iconoclast Museum of Art), dat vorige maand zijn deuren opende in Molenbeek en veel straatkunst in huis heeft. Twee jaar geleden zette hij in Charleroi het streetartfestival Asphalte mee op poten. Hij kent dus beide kanten. “Straatkunst doodgewoon naar een museum overbrengen moet je vooral niet doen, dat is verschrikkelijk. Maar deze artiesten werken met verschillende media tegelijk. Een duo als Faile maakt zowel werk op straat als in een atelier. Faile draait films, ontwerpt kleren en betrekt het internet in zijn interventies. Daarom spreek ik niet zo gauw over straatkunst, maar over urban art. Omdat ze te maken heeft met een levensstijl, die van world citizens.”

Belevingswaarde van de stad

Los van die coöptatie door het kunstcircuit, is er nog een ruimere vraag te stellen. Want niet alleen galeries en musea drukken straatkunstenaars aan de borst, ook stadsbesturen, vastgoedontwikkelaars en bedrijven zijn hen goedgezind. En dat voor een genre dat het oorspronkelijk moest hebben van zijn undergroundkarakter. Wie komt dat ten goede?

De aannemelijkste uitleg is dat het hippe en coole imago van straatkunst afstraalt op de locatie waar ze te zien is. Dat kan helpen om doelstellingen inzake citymarketing of stedenbouwkundig beleid te realiseren.

Stijn Oosterlynck is hoogleraar stadssociologie aan de Universiteit Antwerpen: “In de jaren tachtig en negentig begonnen steden de publieke ruimte te herwaarderen. Men zag in dat het niet opging alles vol te bouwen met kantoren en parkeerterreinen. Dat ging ten koste van de belevingswaarde van een stad. Sindsdien proberen beleidsmakers mensen terug naar de stad te krijgen, hetzij om er te wonen, hetzij om er vrije tijd door te brengen – dat laatste onder meer door sport en cultuur aan te bieden. Vanuit die optiek is straatkunst een manier om de aantrekkingskracht van steden te verhogen en het toerisme aan te wakkeren.”

Bohemienindex

Daar is iets voor te zeggen. In heel wat steden wereldwijd worden straatkunstwandeltochten en graffititours aangeboden (voor de internationale leunstoelreiziger, surf naar streetartwithgoogle.com). Veelzeggend is ook dat voor het Crystal Ship-festival in Oostende de bijdrage van de stad onder het budget van Toerisme valt, niet dat van Cultuur.

In een nog bredere context past de opkomst van straatkunst in de creative-citydoctrine van stadswetenschappers als Charles Landry en Richard Florida. Zij zijn ervan overtuigd dat, wanneer een creatieve elite zich ergens vestigt, dat een stadsdeel kan optillen. Is de bohemienindex hoog, dan is de kans groot dat andere getalenteerde en ondernemende mensen volgen. Straatkunst kan dan werken als een voorbode die aangeeft: wij zijn hier.

Professor Oosterlynck: “Dat is het klassieke argument. Men beschouwt de artiesten als de avonturiers en de pioniers die verloederde buurten nieuw leven inblazen. In feite is dat ook vaak zo. Dat heeft prozaïsche oorzaken: ze zijn op zoek naar werkruimtes die ze voor weinig geld kunnen huren.” Waar ooit fabrieksterreinen, leegstand en gebroken ramen waren, volgen dan alras de cafeetjes, de restaurants, de alternatieve winkels, de fietspaden, de bloembakken.

“Projectontwikkelaars spelen daarop in. Vergunningen in orde krijgen voor vastgoed is vaak een proces van lange adem. De formule ‘tijdelijk ruimtegebruik’ laat toe dat er ondertussen andere activiteiten op mogen gebeuren. Als je dan kunstenaars de ruimte geeft, kunnen zij door hun aanwezigheid de omgeving als het ware mentaal klaarmaken voor een heropleving.”

Straatkunst, en de kunstenaars in hun kielzog, kunnen dus een gereedschap van urban engineering zijn, al is het positieve effect van die gentrificatie niet eenduidig. Want de nieuwe, kapitaalkrachtigere buurtbewoners dringen de oorspronkelijke ingezetenen weg. Zijn er dan netto geen positieve gevolgen, zoals meer werkgelegenheid en een toegenomen veiligheidsgevoel voor iedereen? “De lage inkomens zijn vaak al uit de wijk geprijsd vooraleer die effecten ten volle kunnen spelen.”

Iedereen is fan

Op de Oostendse straatkunstroute zul je geen muurschilderingen vinden in de wat ruigere buurten, al zijn die er wel. Björn Van Poucke: “Tja, als je buitenlandse artiesten uitnodigt, wil je hen graag een mooie plaats aanbieden.” Wat niet wil zeggen dat de maatschappelijke dimensie is verwaarloosd. Björn Van Poucke: “We hebben de buurtbewoners betrokken bij de keuze van wat in hun straat zou komen, via lokale verenigingen en buurtwerkingen. Dat is goed verlopen. Iedereen is fan.”

Zijn er bij dat overleg ontwerpen afgeschoten? “Niet echt, meestal toonden we enkele voorstellen, en daarover konden mensen hun zeg doen: ‘Dit lijkt ons wat’, of ‘Deze past minder in onze straat’. Zo kwamen we tot de selectie.” Dat is wel heel democratisch voor een curator. “Ik kom van Gent, je ziet van hier dat ik geen dictaten kan gaan stellen in Oostende. Kunst is een sociaal gegeven. Dan is het maar juist dat we de mensen erbij betrekken. Want zij moeten er elke dag op kijken.”

Björn Van Poucke en Elise Luong, Street art today. The 50 most influential street artists today, Lannoo, 320 blz., 49,99 euro.

FILIP HUYSEGEMS

Graffiti is vooral een egodocument: een kreet tegen de anonimiteit van de grootstad.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content