De krekel of de mier?
Het is hoogzomer voor de Belgische conjunctuur. De economische groeiversnelling kwam al vanaf de tweede jaarhelft van 1999 op gang en won begin dit jaar nog aan kracht. In het eerste kwartaal van dit jaar lag het reële bruto binnenlands product (BBP) zelfs 5,1% hoger dan vorig jaar.
Ook meer recente conjunctuurindicatoren staan op mooi weer, al zijn er tekenen dat de economie op een trager groeiritme is overgeschakeld. Het aanhoudende hoge groeitempo houdt toch wel een bijzonder groot risico op oververhitting in. Het federaal Planbureau voorspelt voor 2000 een gemiddelde economische groei van 3,8% en voor 2001 3,1%. In deze gunstige context brokkelde de geharmoniseerde werkloosheidsgraad af tot 8,4% in de maand juli, terwijl het peil een jaar eerder nog 9% bedroeg. Ook het overheidstekort smelt als sneeuw voor de zon; mogelijk verdwijnt het dit jaar zelfs volledig. Op dit ogenblik ligt alleen de sterke stijging van de ruwe olieprijzen dwars. De energieprijzen voor de consumenten lagen daardoor in juli al ruim 14% hoger dan in 1999, wat dan ook de enige reden was voor de inflatie-opstoot tot 2,8% in die maand. De dure olieprijzen zijn ook de reden waarom in een aantal sectoren de rentabiliteit van de bedrijven toch als niet zo positief wordt beoordeeld.
Addertjes.
Reden voor optimisme, akkoord. Maar toch dreigen er addertjes onder het gras te zitten. Opdat deze fase van hoogconjunctuur niet vroegtijdig zou worden afgebroken moet zorgvuldig worden omgesprongen met de vruchten ervan. Zoals in de fabel van de krekel en de mier is de verleiding groot om – zoals de krekel – van het mooie leven te genieten en te vergeten dat er misschien ook nog eens een strenge winter volgt. We staan aan de vooravond van belangrijke beleidskeuzes.
Op begrotingsvlak werd de voorbije jaren al een hele weg afgelegd. Het nettofinancieringstekort zou mogelijk dit jaar volledig verdwijnen, terwijl het nog maar pas in 1992 een piek had bereikt van 7,9% van het BBP. Toch is er nog geen reden voor euforie. Indien de ontwikkeling van de overheidsfinanciën wordt gezuiverd voor de invloed van de conjunctuur, blijkt dat het tekort nog niet is weggewerkt. Bovendien komt de recente verbetering niet voort uit een voorzichtig begrotingsbeleid, maar uit een gunstige conjunctuur. Naast het feit dat er duidelijk saneringsmoeheid is opgetreden, is ook het overheidsbeslag nog steeds onrustwekkend hoog. Dat de overheidsrekening min of meer in evenwicht is, wil nog niet zeggen dat we van gezonde overheidsfinanciën kunnen spreken. Vorig jaar bedroegen de overheidsontvangsten iets meer dan 50% van het BBP. België is daarmee een van de koplopers in Europa.
Belastingdruk.
In veel Europese landen zijn grootscheepse plannen in de maak of al goedgekeurd om de komende jaren de belastingdruk af te bouwen. België kan niet aan de zijlijn blijven staan. Een van de prioriteiten voor de komende fiscale hervorming moet dan ook de afbouw zijn van de veel te hoge fiscale en parafiscale druk. Zeker de loonwig ligt op een onaanvaardbaar hoog peil. De regering heeft al een aantal maatregelen genomen om deze te verkleinen en zij concentreert zich vooral op de lagere inkomensverdieners.
Uit een internationale vergelijking van de fiscale en parafiscale lasten op arbeidsinkomsten blijkt evenwel dat de loonwig in België niet alleen hoger is dan in de drie buurlanden Duitsland, Frankrijk en Nederland, maar ook dat de progressiviteit in België veel sterker is. De fiscale druk op lonen ligt dus veel te hoog voor alle loonniveaus, en in het bijzonder voor de hogere inkomensklassen in vergelijking met de buurlanden. Zeker gezien de noodzaak aan hooggeschoolde arbeidskrachten moeten de lasten worden verlaagd voor alle inkomensklassen.
Maar, de fiscale hervorming mag zich niet beperken tot een vermindering van de lasten op arbeid. Ook de fiscale druk voor de ondernemingen weegt vrij zwaar door. Rekening houdend met de plannen ter verlaging van de vennootschapsbelastingen in een aantal Europese landen, zal België volgend jaar het land zijn met het hoogste tarief voor de vennootschapsbelasting in Europa. De grootste uitdaging zal zijn zo’n politiek van lastenvermindering te combineren met aanhoudend evenwichtige overheidsfinanciën. De enige oplossing bestaat erin tegelijk een zeer voorzichtig uitgavenbeleid te voeren. Vooral de lopende overheidsuitgaven moeten worden teruggedrongen. Dat vraagt veel moed en doortastendheid.
Nettolonen.
Door de fiscale en parafiscale hervorming toe te spitsen op een vermindering van de loonwig, kan een deel van de druk van de nakende loononderhandelingen worden weggenomen. België heeft nog steeds te kampen met een aanzienlijke loonkostenhandicap tegenover de belangrijkste handelspartners. Er is dus niet veel ruimte om loonstijgingen toe te kennen. Maar de werknemers willen na jaren van saneringen en loonmatiging ook een stijging van hun netto-inkomen. Door gematigde loonakkoorden te koppelen aan een verlaging van de werkgeversbijdragen en een vermindering van de personenfiscaliteit (en/of werknemersbijdragen) kunnen de nettolonen toenemen zonder dat dit tot een ontsporing van de loonkosten voor de ondernemingen zal leiden. Zo’n beleid zou ook passen in de strijd tegen de werkloosheidsvallen.
De diverse beleidscomponenten zijn dus niet onafhankelijk van elkaar. Dat versterkt nog het belang van juiste beleidskeuzes. Het begrotings- en het inkomensbeleid zullen ook hun impact hebben op het derde luik van de macro-economische beleidsmix, met name het monetair beleid, dat sinds de start van de Economische en Monetaire Unie (EMU) in handen is van de Europese Centrale Bank ( ECB). In een context van een hoge economische groei en een aantrekkende inflatie heeft de ECB de voorbije maanden al een aantal keren haar rentetarieven verhoogd. De strengheid waarmee de ECB haar rentetarieven nog zal moeten aanpassen, hangt grotendeels af van de mate waarin de andere beleidscomponenten in de pas worden gehouden. Een te soepel begrotingsbeleid of te sterke loonstijgingen kunnen immers de inflatoire druk aanwakkeren. Een beleidsmix waarbij de ene partij op de rempedaal moet gaan staan, terwijl de andere gas geven, moet alleszins worden vermeden.
caroline ven
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier