DE JEANSKONING
Als de nood het hoogst is, is de redding nabij. Wellicht dacht ook minister van Tewerkstelling en Arbeid Miet Smet (CVP) dit toen ze de komst meldde van “de redder van Levi’s“. De West-Vlaamse zakenman Jacques Bruynooghe reageert verbaasd. Hij ontmoette de minister niet eens. “Blijkbaar heeft het informele circuit zijn werk gedaan.” Bovendien heeft hij alleen interesse voor de wasserij in Wervik. “Daar is de kans op een voortzetting van de activiteiten onder onze vlag vrij groot.”
Drie weken geleden stond hij in Tunesië, waar hij vrijwel permanent verblijft, op het punt een beslissing te nemen over een investering voor een industriële wasserij voor vrijetijdskledij. De deal zou, gespreid over de jaren, goed zijn voor een half miljard frank. Toen vernam hij de saneringsoperatie bij Levi’s. “Investeren in Tunesië of in België is een vraag die mij als ondernemer al twee decennia lang bezig houdt,” zegt de ongekroonde Vlaamse jeanskoning. “Voor louter confectie is de keuze voor Tunesië snel gemaakt. Voor het wassen heeft België nog iets meer troeven, vooral omdat water in Tunesië een schaars en dus duur product is. Wervik is een opportuniteit in ons geval. In principe moet de zaak tegen 16 november uitgeklaard zijn.”
Bruynooghe fabriceert in onderaanneming voor een tiental grote West-Europese jeansmerken. Het van origine Amerikaanse Levi’s is een trouwe klant. “Inzake kwaliteit verslaat niemand hun standaard.” Midden jaren zeventig, rond zijn dertigste, ging de Ieperse industrieel ingenieur definitief op eigen ondernemersbenen staan. Hij puurde uit zijn eerste beroepsstappen ( Picanol, Lee Europe) voldoende knowhow over confectie en hij had de Noord-Afrikaanse markt door en door leren kennen. Vandaag heeft hij in Tunesië een dertigtal werkateliers die voor zes verschillende plaatselijke vennootschappen jeans en jeansverwante producten maken voor derden. Ze zijn goed voor 120.000 stuks per week.
Bruynooghe windt er geen doekjes om waarom hij voor zes vennootschappen koos: “In Tunesië kunnen buitenlandse investeerders gedurende tien jaar van fiscale vrijstelling genieten. Dus is het interessanter nieuwe werkvennootschappen op te richten.” Boven de vennootschappen staat de koepelholding JJ Fashion. Dit textielimperium staat voor ruim 2,2 miljard frank omzet en telt 3000 personeelsleden. Tunesië vormt de spil, maar Vlaanderen werd nooit helemaal genegeerd. Hij telt twee firma’s in zijn geboortestreek: Brunotex in Roeselare (vooral een distributiecentrum) en Vercatex in Desselgem (op de eerste plaats een industriële wasserij).
Over de algemene context waarin ondernemers hier moeten overleven, is Bruynooghe fel en net niet bitter: “De beleidsmakers snappen zo weinig van ondernemers. Begin jaren negentig startte ik met een eigen luchtvaartmaatschappij ( Tubelair) die een textielbrug van 40 ton per week sloeg tussen Oostende en Monastir. We vlogen met het best denkbare toestel. Maar toen één Oostendse dakpan naar beneden vloog, brak een heel administratief circus uit. Alsof wij boeven waren. Dan hoefde het voor mij niet meer. Het alternatief heette de weg. Nu rijden vrachtwagens dagelijks tussen Noord-Afrika en West-Europa.”
Bruynooghe wordt wel eens “de rijkste man van Roeselare” genoemd en zelfs één van de meest gefortuneerde Vlaamse ondernemers. Zijn nachtblauwe en met witte lederen zetels uitgedoste Rolls Royce, alsook de opzichtige juwelen die hij draagt, voeden het vermoeden van untouchable. Zulke bedenkingen interesseren de altijd en overal in jeans uitgedoste ondernemer niet. “Ik ken mensen die veel rijker zijn dan mij, maar veel armer leven. Ik probeer elke dag te leven alsof vandaag de laatste is. Het leven is zo relatief.”
Enkele maanden geleden, bij het vieren van zijn 55ste verjaardag, had hij een dure eed gezworen: hij zou niet echt meer werken. “Ik ben er nog niet in geslaagd,” zegt hij geamuseerd. “Als ik mijn zes of zeven vakanties per jaar kan blijven meepikken, ben ik een gelukkig man.” Die vakanties worden steevast doorgebracht aan boord van zijn ruim veertig meter lange luxejacht Ineke (naar de naam van zijn dochter). Het zilte water is altijd dat van de Azurenkust, de strook tussen Cannes en Nice.
Ieperling Jacques Bruynooghe vertelt met pretoogjes over zijn jeugd en zijn voorbije jaren. “Ik werd altijd bestempeld als een fils à papa, een lastige jongen ook,” zegt hij schokschouderend. Vader Gaston Bruynooghe had een hoge job bij Picanol in Ieper. “In wezen hadden de weefgetouwen van Picanol even goed de naam Bruynooghe mogen dragen,” zegt zoonlief. “Maar vader was een net iets te bescheiden man.” De zoon herinnert zich levendig hoe hij als kind en aan de hand van zijn vader de voorstelling van een nieuw weefgetouw mocht meemaken op een beurs in Rijsel. “De wereld van weven en getouwen, van spoelen en confectie, heeft mij nooit meer losgelaten.”
Hij was een meer dan gemiddeld begaafd student, die ervan droomde burgerlijk ingenieur te worden. Als achttienjarige kon hij evenwel de zelfdiscipline niet opbrengen om ervoor te gaan. Het alternatief heette industrieel ingenieur. Met dat diploma op zak kwam hij dan toch eerst bij Picanol (in de montage buitendienst) terecht en vervolgens bij Lee Europe, ook al in Ieper. Maar het “werken voor een baas” ging de prille twintiger niet echt af. Zijn stap naar zelfstandigheid heeft hij zich nooit beklaagd.
De jongste jaren woont Bruynooghe afwisselend in Roeselare, Oudenaarde (buitenverblijf), Monastir en aan boord van zijn jacht. Nog altijd wordt hij gepassioneerd door zijn beroep, maar ook door andere geneugten van het leven. Hij is een verwoed kunstliefhebber en dito verzamelaar, hij heeft zijn hart verpand aan boten (“een business op zich”) en aan auto’s. In een opvallende toonzaal in de Roeselaarse havenzone heeft hij “vooral voor de fun” een onwaarschijnlijke en oogverblindende collectie oldtimers en bolides verzameld, die een fortuin op zich waard zijn. Voor politici kan hij daarentegen maar weinig enthousiasme opbrengen. “Ik heb nog maar één keer met een minister in functie gepraat. Gewoon informeel, maar dat viel tegen. De komende weken lijkt een tête-à-tête met minister Smet onvermijdelijk. “We zien wel wat het wordt. Ik wil er echt iets van maken.”
KAREL CAMBIEN
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier