De Indiase tycoons komen eraan, ook in België
Het overnamebod van Lakshmi Mittal op Arcelor is slechts een voorbode. Na hem staan diverse andere Indiase tycoons in de rij te wachten, gewapend met sterke knowhow, financiële slagkracht en wereldnetwerken. Hoewel ze zeer discreet en ook al bij ons actief zijn, worden ze onderschat. Wie zijn ze?
Eind januari 2006 deed de Indiase staalmagnaat Lakshmi Mittal een bod op Europa’s belangrijkste staalgroep Arcelor. Het overnamebod kwam als een donderslag bij heldere hemel. Weinigen weten dat India een honderdtal bedrijven telt met een marktkapitalisatie van meer dan 1 miljard euro. Het gaat om familiale groepen van tycoons als de Tata’s, Birla’s, de Bajajs, Singhania’s en andere exotische namen, die hier binnenkort snel vertrouwd in de oren zullen klinken.
“India, met zijn charismatische globetrotters, overtreft veruit China in managementvaardigheden,” schreef Newsweek onlangs in een speciaal dossier over India. In industriële en in dienstensectoren zijn de Indiërs aan een wereldwijde opmars bezig. Geen wonder dat The Economic Times van het land dubbel zoveel lezers telt dan de Britse Financial Times.
Indiase ondernemers staan klaar om mastodonten als Arcelor of waardevolle kmo’s zoals het industriële verpakkingsbedrijf Impress uit Lint of het Gentse farmabedrijfje PSI in te passen in hun wereldstrategie (zie kader: India’s topondernemers). Al in 1908 prees sir Thomas Holland, Brits voorzitter van The Industrial Commission in koloniaal India, de kwaliteit van Indiase staalproducten. Sindsdien, en vooral in het laatste decennium, is India niet alleen in staal een globale speler geworden, maar ook in IT, farmacie, biotechnologie, chemie, textiel, telecommunicatie, automobiel, energie, diamant en ook in de filmindustrie.
“De Britten konden de economische machtscentra nooit breken. Kleine kapitalisten mochten hun gang gaan. De wortels van India’s Big Business Houses gaan terug tot het interbellum. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hielp de Indiase industrie de Britse oorlogsmachine voeden,” zegt Tosh Sheshabalaya, auteur van het boek Rising Elephant: The Growing Clash with India over White-Collar Jobs and its Meaning for America and the World.
Zegt Sheshabalaya: “Europeanen weten van de ICT-boom rond Bangalore, maar beseffen niet dat er een tweede Bangalore ontstaat rond farmacieclusters in Hyderabad. In afgietsels en smeedstaal voor de auto-industrie is het bedrijf Bharat Forge nummer twee in de wereld geworden na ThyssenKrup. Bharat is, net zoals dat andere Indiase topconcern – Sundram Fasteners – een belangrijke toeleverancier van Volkswagen, Audi, BMW, DaimlerChrysler, Volvo en Scania. Ook Mittalgroep en Tata Steel passen in dat plaatje. Er zit een coherente strategie achter hun recente overnames. Het zijn hefbomen om incontournable te worden in de wereldwijde toeleveringsketen. Indiase energiegroepen zijn op hun beurt bezig aan een globalisering.”
Etnische netwerken
In India zelf is 80 % van de grote zakenimperia het werk van vier grote etnische groepen, die fortuinen vergaarden in de handel en door het uitlenen van geld. De Marwari’s, waartoe een figuur als Lakshmi Mittal behoort, zijn in oorsprong afkomstig uit Noordoost-India. De wortels van de Gujarati’s liggen in het noordwesten – ze zijn ook actief in Afrika en in de Antwerpse diamanthandel, waar ze 60 % van de omzet controleren. De Parsi’s, met de familie Tata als bekend voorbeeld – deze tak bouwde een wereldimperium van 12 miljard euro op – zakten eeuwen geleden uit Iran af naar India. En ten slotte zijn er de Chettiars.
De Parsi’s zijn het meest kosmopolitisch ingesteld. Ze zijn vlotte wereldburgers. “Dat is in mindere mate het geval voor de conservatieve en gereserveerde Chettiars of de meer in zichzelf gekeerde Gujarati’s,” schetst Sheshabalaya. “De Marwari’s getuigen, ondanks hun miljoenenbusiness, vaak nog van een middenstandersmentaliteit, al is Lakshmi Mittal een uitzondering daarop.”
Elk van die vier etnische businessclubs bouwde conglomeraten uit achter beschermende tolmuren en ontpopte zich zo tot internationale speler, zodra hij kansen zag om uit het bureaucratische harnas te breken.
Gurcharan Das, gewezen topman van Procter & Gamble India, schrijver en opiniemaker bij Times of India, noemt de bedrijvenfamilie Birla het symbool bij uitstek van de Marwari-ethiek. Om te ontsnappen aan de bureaucratie op het thuisfront, ontplooiden ze begin jaren tachtig een imperium van tientallen bedrijven in Zuidoost-Azië. “Zo groeiden de Birla’s, ondertussen wereldwijd actief in koper en aluminium, uit tot global leaders in de productie van viscose, palmolie, textiel en vezeldraad.”
Op dezelfde wijze trok Lakshmi Mittal op zijn 26ste naar Indonesië. Van daaruit waaierde hij uit naar zeventien landen om een staalgroep van wereldformaat te smeden met 175.000 werknemers.
Die Non Resident Indians – NRI in het dagelijkse taalgebruik – zijn Indiase ondernemers uit de diaspora die, beladen met hoge diploma’s uit de Verenigde Staten, de weg effenden voor de recente Indiase expansiegolf. Zij maken deel uit van de New Money en vormen met 200.000 dollarmiljonairs (volgens Merrill Lynch) de rijkste etnische minderheid van Noord-Amerika en belangrijke financiers van Indiase bedrijven.
De wortels van grote Indiase bedrijvengroepen gaan echter meer dan honderd jaar terug, naar wat vandaag Old Money wordt genoemd met familiale groepen zoals de Tata’s, Birla’s, Bajaj en Ambani als vaandeldragers. Of de Thapars, die in maart 2005 de Mechelse transformatorenbouwer Pauwels kochten. En de familie Singhania van Raymondgroep, die nu scheep gaat met Uco Textiles.
Bijkomend kenmerk van deze Old Money-conglomeraten is dat ze door het verbod op het bezit van eigen banken – anders dan de Koreaanse chaebols of de Japanse zaibatsu – interne rekeningen niet konden opleuken. Big Business Houses waren beursgenoteerd. De Bombay Stock Exchange bestaat sinds 1875 (wat stokoud is in vergelijking met de beurzen van Tokyo, Hongkong of Sjanghai) en telt tegenwoordig meer dan 6000 beursgenoteerde bedrijven.
Thapars op de rand van de afgrond
Sheshabalaya: “De Tata’s, Thapars en Singhania’s weten hoe ze het spel van de globalisering moeten spelen. Voor injectie van frisse managementideeën doen ze sinds begin jaren negentig een beroep op NRI’s die klaargestoomd werden aan Harvard Business School en andere topinstituten. Eerst binnen India aan de prestigieuze IIT’s (Indian Institute of Technology), later in Groot-Brittannië of de Verenigde Staten bij Boston Consulting Group, McKinsey, AT Kearney en gelijken.”
De Thapars die in de lente van 2005 Pauwels Trafo overnamen, zijn Punjabi’s. Ze behoren niet tot de vier klassieke businessclubs. Zij stapten in zaken in 1925. Vandaag draaien ze met tachtig bedrijven een wereldomzet van 2 miljard euro. Ze onderscheidden zich van de meeste breed gediversifieerde conglomeraten door te focussen op vier domeinen: energie en elektrische engineering, industriële producten, mobiele telefonie, papier- en chemische producten. “Voeg daar, zoals bij de meeste oude families, vastgoed aan toe. Hun gebouwen en gronden zijn meer waard dan hun uitgebreide industriële assets,” lacht Sheshabalaya.
De Thaparfamilie begon aan een internationale expansie in de jaren negentig op een vrij agressieve manier. Legendarisch was de strijd voor Phoenix, een Amerikaanse papierproducent in Thailand, waarbij slagen onder de gordel en politieke hefbomen niet geschuwd werden. Ze sloten joint ventures in de VS, Groot-Brittannië en Japan. Begin jaren negentig investeerde de Thapargroep in productiviteitsverbetering, onder meer dankzij een doorgedreven informatisering. Alle Indiase conglomeraten deden toen gelijkaardige investeringen, daarin gestimuleerd door de liberaliseringspolitiek van toenmalig minister van Financiën Manmohan Singh, nu de premier van India.
Dat kon niet verhinderen dat het derdegeneratiebedrijf in 2001-2002 op de rand van de afgrond stond na familieruzies en toenemende buitenlandse competitie van Siemens en AlfaLaval. De helft van de beurswaarde ging in rook op. Tosh Sheshabalaya herinnert zich vader en zoon Pauwels bij de Thapars geïntroduceerd te hebben via zijn familielid, de toenmalige minister van Energie: “Met steun van Gimv hadden de Belgen in die tijd Crompton Greaves, het vlaggenschip uit de Thapargroep, kunnen overnemen. Het omgekeerde gebeurde.”
Mohan Trehan, de huidige CEO van BM Thapargroep, en Gautan Thapar draaiden de noodlijdende groep binnenstebuiten. Onrendabele afdelingen gingen eruit. Er werd gesnoeid in de kosten, wat leidde tot hevige botsingen met de vakbonden – tot in een historisch compromis werkzekerheid aan productiviteitsverhoging gekoppeld werd. Waar de bonden dwars bleven liggen, zoals in het militante Bombay, verhuisde de productie naar het meer liberale Goa.
KamaSutracondooms
De Singhania’s van Raymondgroep, die hun jeansstoffenactiviteiten inbrengen in een 50/50 joint venture met UCO, zijn Old Money en Marwari. Zij begonnen als textiliens in de jaren twintig, diversifieerden in de jaren vijftig naar engineering en drongen in de jaren zestig door in Afrika. Inspelend op de liberalisering van de jaren negentig gooiden ze zich op synthetische vezels, staal en cement (die twee laatste activiteiten werden later verkocht aan respectievelijk ThyssenKrupp en Lafarge). Ze waren een van de eerste Indiase conglomeraten om zich aan financieel asset management te wagen.
Kenmerkend voor de Singhania’s is dat ze geen bedrijfsovernames doen, maar kiezen voor samenwerkingsverbanden. In Italië ging Raymondgroep (waarin de familie 35 % bezit) scheep met denimproducent Calitri, met wollenstoffenfabrikant Lanificio en met Gruppo Zambaiti. De Singhania’s trekken ook op met de Australische rubberproducent Ansell in de markt van KamaSutracondooms. Het cosmeticamerk Helene Curtis is een 100 %-dochterbedrijf.
In 1999 nam Gautam Hari het roer over van Vijaypat Singhania. De zoon is flamboyant en even kleurrijk als zijn vader. Op zijn 70ste haalde Vijaypat voor de tweede keer het Guinness Book of Records met de hoogste vlucht in een heteluchtballon, nadat hij eerder in een ULM van Londen naar Bombay vloog. Behalve straaljagers en helikopters besturen en pronken met de jetset op zijn jacht Ambassador 47, doet de jonge Singhania aan autoracen. En aan sociale werken in India. In Parijs stimuleert hij jonge Indiase modeontwerpers.
Het nieuwste project van Raymondgroep is een distributienet voor witgoed (wasmachines, keukenapparatuur) toevoegen aan de eigen verkooppunten voor textiel en kleding in zowat elke stad van India. De Raymondgroep bezit ook nog een kleine chartermaatschappij.
Amerikaanse investeringsfondsen
Nimmagadda Prasad, bekend als N. Prasad, vandaag een van de honderd rijkste Indiërs, verwierf in 2005 95,5 % van de Belgische producent voor generische geneesmiddelen Docpharma. De farmaciebranche met aansluitende chemische en biotechnologische ontwikkelingen is, na informatica, de nieuwste groeimotor van de Indiase economie. Er zijn al 74 farmabedrijven met FDA-certificaat (van de Amerikaanse Food & Drug Administration). Vooral New Money van NRI’s komt hier uit de startblokken, aangevuurd door Angelsaksische en steeds meer eigen investeringsfondsen. Een kwart ongeveer van de Big Business top 40 is New Money.
Gestart als producenten van generische geneesmiddelen, waren de Indiase farmagroepen noodgedwongen kostenefficiënt. Sinds de goedkeuring in 2005 van India’s nieuwe patentbeveiligingswet proberen Indiase bedrijven wereldwijd generische geneesmiddelen te verkopen onder licentie én steeds meer eigen ontwikkelingen. Een voorbeeld is Matrix Laboratories van N. Prasad. Hij legde met N. Ravinder in 2002 de funderingen van Matrix Laboratories. Drie jaar later draaide het bedrijf met 2000 personeelsleden, van wie 280 onderzoekers, een omzet van 120 miljoen euro. Rolmodellen voor de vele farmabedrijven, groot en klein, zijn Ranbaxy, de bekendste Indiase farmagroep van de Singhfamilie en Dr. Reddy, dat het Duitse Betapharm kocht. Beide zijn bezig met een consolidatiebeweging op wereldschaal.
Er wordt gefluisterd dat Matrix – ongeveer voor 26 % eigendom van N. Prasad en N. Ravinder – mogelijk grotendeels in handen is van Ranbaxy. De nieuwe farmaster kende een steile opgang: het patentrecht voor Citalopram van het Deense Lundbeck en het Britse Tiffin Baker was het begin van een reeks acquisities. Nadat de Clinton Foundation Matrix als een van de weinige door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) erkende leveranciers van aidsbestrijders voor Afrika had geselecteerd, kocht de Indiase nieuwkomer 60 % van Mchem Group, de enige Chinese leverancier van hiv/aidsgeneesmiddelen van de WHO.
De intrede van investeringsfondsen (38 % van het kapitaal) als Newbridge Capital (VS), Maxwell (Mauritius) en Temasek Holdings (Singapore) in 2004 gaf een extra impuls aan acquisities in Europa – waaronder Docpharma – en de VS. Pieter en Stijn Van Rompay van Docpharma bezitten vandaag 2,3 % in Matrix. Zo’n 15 % is in handen van individuele beleggers.
Overambitieus en schijnbaar roekeloos
Er zijn ook Amerikaanse investeringsfondsen (General Atlantic, Henderson en Citigroup) actief in Jubilant Organosys uit New Delhi. Ze bezitten er 20 % van de aandelen. De brains achter India’s grootste specialist in fijnchemie, gestart in de jaren zeventig, zijn de broers Hari en Shyam Bhartia. In 2005 nam Jubilant de Gentse farmaceutische-dienstenspecialist PSI over als deuropener in Europa.
Hoewel de Bhartia’s er een goed afgelijnde strategie op nahouden voor twee hoofdactiviteiten, fijnchemie en farma, gaan ze de jongste tijd in tegen de trend van de Indiase conglomeraten om op kernactiviteiten te focussen. Ze zijn onder meer franchisehouders van Dominopizza, hebben het dealership van Audi, zijn de vertegenwoordiging van Bell Helicopter en Honeywell Airport Systems, en er zijn plannen om in de supermarktketen Monday to Sunday te stappen. Hun bedrijvengroep Jubilant heeft participaties in de gasvelden van Gujarat en in Marokkaanse fosfaatmijnen.
De Bhartia’s zijn Marwari’s, net als de Singhania’s en de Birla’s. Het valt dan ook niet te verbazen dat een van de broers, Shyam, getrouwd is met een dochter uit de Birlaclan. “Typisch voor de Marwari’s is dat ze overambitieus zijn en schijnbaar roekeloos te werk durven gaan. Ze zullen zelden falen, omdat ze financieel ingekapseld zitten in de eigen gemeenschap,” weet Sheshabalaya.
Bollywoodfilms in een gouden kooi
Indiase groepen zijn nog maar begonnen aan hun mondiale opmars. Farmagroepen als Ranbaxy, Cipla of Dr. Reddy en namen als Reliance Industries, Hindalco of Jet Airways zullen even vertrouwd gaan klinken als de ICT-reus Infosys uit Bangalore. Het zijn goed gerunde privéondernemingen, niet gestuurd door een politbureau zoals bij de Chinese staatskampioenen of door een ministerie van Handel en Industrie, wat dagelijkse praktijk is in Japan.
“Die bedrijven zijn stuk voor stuk wereldklasse. Met uitstekend management, knowhow en technologie,” beklemtoont Gurcharan Das. Voor sommigen is de dynastieke, familiale verankering een pijnpunt, maar Das wijst erop dat sterke familiale groepen wereldwijd succesvol zijn. “Ik vraag me wel af of Indiase tycoons met de juiste globale mindset op overnametocht gaan in Europa,” commentarieert Tosh Sheshabalaya.
“Marwari’s acteren als kooplui en beseffen niet dat in Europa bepaalde zaken – noem het waarden – bestaan die niet te koop zijn. En de Gujarati’s in Antwerpen, wat is de bijdrage van die diamantairs aan het gemeenschapsleven hier? Ze leven in een gouden kooi, met hun Bollywoodfilms, en hebben niet door hoe aanstootgevend hun buitensporige huwelijksfeesten wel zijn. De meeste Indiase groepen houden ook angstvallig alle topposities in eigen handen. Alleen de Parsi’s weten spontaan dat je de lokale medewerkers best mee in de boot neemt na een bedrijfsovername.”
Duidelijk is wel dat de Indiase reuzen uit de Old en New Money in volle transitie zijn. De toekomst zal uitwijzen of ze zichzelf voorbij hollen of de wereldeconomie mee gaan sturen. Intussen zult u ze steeds vaker tegenkomen, als geduchte concurrenten, nieuwe partners of… om een bod te doen op uw zaak. Na de overname van Pauwels Trafo door Crompton Greaves opperde Eric Van Zele, topmanager van de Mechelse transformatorengroep, dat de deal “waarschijnlijk een rolmodel zal worden voor meer Vlaamse kmo’s.” Profetische woorden? Er waren al Pauwels, PSI en Docpharma. En ondertussen kocht Shetron, een van de grootste Indiase producenten van metaalverpakkingen, Impress Belgium uit Lint.
Erik Bruyland
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier