DE HANDEL EN WANDEL VAN DE FORREST-GROEP
1. Georges Forrest puurde op zeer lucratieve wijze winst uit kobaltwinning, die het tegenoffensief van het voormalige Mobutu-regime tegen Kabila moest financieren
Op 24 juni 1998 veroordeelde de Arbitragekamer voor Handel en Nijverheid van Antwerpen de Antwerpse vrachtvervoerder Polytra tot betaling van 350.000 dollar aan Africa Industrial Services ( AIS). Polytra werd door George Forrest International ( GFI) belast met het transport van 78.000 ton kobalthoudend mineraal naar de raffinagefabriek van OMGroup in Finland. De operatie maakte deel uit van het tegenoffensief van de toenmalige president Mobutu tegen de oprukkende rebellenleider Laurent-Désiré Kabila. Na afloop werd AIS, dat door Polytra als onderaannemer ingeschakeld was, daar niet voor vergoed. Dus trok AIS naar de Arbitragekamer.
Op zoek naar geld hadden Mobutu en premier Kengo wa Dondo in allerijl kobalthoudende hydraten en sulfieten laten opgraven bij de uraniummijn van Shinkolobwe. Die waren radioactief – reden waarom Union Minière (nu Umicore) ze na de Tweede Wereldoorlog had begraven. Gécamines betaalde het transport aan GFI, maar die rekende 295 dollar per ton aan, terwijl het slechts 117,25 dollar per ton zou betalen aan de transporteur. De operatie was dus bijzonder lucratief voor GFI.
2. Overfacturaties aan Gécamines
Voor uitgravingswerken in de Kasombo-mijn factureerde de Forrest-groep 7 dollar per kubieke meter aan Gécamines, terwijl EGMF, het moederbedrijf van de groep, zelf slechts 3 dollar betaalde aan zijn onderaannemer om die werken uit te voeren.
3. De Bijzondere Belastinginspectie en het Brusselse parket ontvingen documenten over de Zwitserse bankrekeningen van de Forrest-groep
De Brusselse onderzoeksrechter Jean-Claude Van Espen ontving in maart 2001 een dossier over Zwitserse bankrekeningen van George Forrest International, waarin men wil aantonen hoe de Forrest-groep ontsnapt aan fiscale verplichtingen in Congo en België. Van Espen stuurde het dossier door naar de procureur-generaal van het parket in Brussel. Eerder, in november 2000, werd hetzelfde dossier toegestuurd naar de Bijzondere Belastingsinspectie met een kopie aan minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel ( MR).
4. In een pro justitia geeft Georges Forrest toe bewijsmateriaal “geconfectioneerd” te hebben
In een pro justitia dat de neerslag is van een verhoor op 27 november 1997 door twee rijkswachters in opdracht van de Brusselse onderzoeksrechter Jean-Claude Leys, zegt George Forrest: ” ce document a été confectionné avec mon assentiment“. Het gaat om een document dat met zijn toestemming door een werknemer van Forrest werd gefabriceerd om te verhinderen dat er beslag kon worden gelegd op een vliegtuig van de luchtvaartmaatschappij Shabair, waarvan Forrest meerderheidsaandeelhouder was. Na de vereffening van Shabair had een minderheidsaandeelhouder, die tegelijk schuldeiser was, gerechtelijke stappen ondernomen tegen Forrest. Uiteindelijk werd een minnelijke schikking getroffen, maar een paar honderd ex-werknemers van Shabair wachten nog altijd op hun loon .
5. Bij de rechtbank van eerste aanleg in Brussel is een onderzoek gaande tegen Forrest op beschuldiging van misbruik van vertrouwen
Eveneens in verband met de luchtvaartmaatschappij Shabair werd in oktober 2001 bij de rechtbank van eerste aanleg in Brussel een onderzoek gestart na een klacht van Catering Dakota tegen George Forrest, die in Shabair hoofdaandeelhouder was. In 1996 eiste toeleverancier Catering Dakota 705.000 dollar achterstallige betalingen. De activa bleken echter ondergebracht te zijn in een nieuwe luchtvaartmaatschappij, Zaïre Air Lines ( ZAL). Volgens Catering Dakota had Forrest zijn schaapjes al op het droge: in ruil voor de activa van Shabair verwierf Forrest 2000 aandelen in ZAL. Catering Dakota beschuldigt Forrest van misbruik van vertrouwen (artikel 491 van het Strafwetboek).
6. George Forrest betaalt ambtenaren van de Congolese elektriciteitsmaatschappij “extraatjes” uit
In het verslag van een vergadering bij EGMF, het moederbedrijf van de Forrest-groep, op 2 en 3 april 1998 tussen het Congolese nutsbedrijf Snel, GTL en Gécamines staan naast de namen van de vijf vertegenwoordigers van de elektriciteitsmaatschappij Snel bedragen in dollar en hun bijhorende handtekeningen (1400 dollar bij de naam van de transportdirecteur en telkens 1000 dollar bij de namen van respectievelijk het afdelingshoofd ‘posterijen en lijnen’, het projecthoofd ‘burgerlijke aannemerij/DEQ’, een ingenieur ‘studies/DEQ’ en het afdelingshoofd van ‘transport zuid’). Totaal: 5400 dollar. Dergelijke bedragen staan in scherp contrast met het karige maandloon van ambtenaren in Congo.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier