De grootste wint alles

Geert Noels Geert Noels is chief economist van Econopolis.

Groot zijn is belangrijk in de wereldeconomie. Kleine landen hebben een kleinere thuismarkt en zijn verplicht schaalgrootte te zoeken in de export. Maar in sportcompetities is de nationale organisatie een handicap voor de teams van kleine landen om gelijke tred te houden met de grotere landen.

De euro heeft de spelregels voor heel wat sectoren veranderd. De nationale organisatie voor finan-ciële diensten verdween en instellingen werden verplicht zich internationaal te organiseren, met een golf van fusies tot gevolg. De nationale kampioenen verdwenen. Enkele decennia later zien we dat vooral de instellingen uit grote landen hun schaalvoordelen hebben geëxporteerd en ook de diensten in de kleinere landen domineren.

In individuele sporten zoals atletiek, tennis en judo zijn de belangrijke competities internationaal georganiseerd en bepaalt het aantal beoefenaars in een land ook ongeveer de kans op succes op internationaal niveau. Maar in de ploegsporten is dat duidelijk anders.

In 1993, net voor de start van de Champions League, kwamen elf van de ploegen uit de top twintig in het Europese voetbal uit kleine landen. Anderlecht stond vijfde. In 2011 staan nog maar drie clubs uit kleine landen in de top twintig. Shakhtar Donetsk uit Oekraïne is het best geplaatst op een veertiende plaats. Vier van de zes beste clubs komen uit de Premier League. Anderlecht staat ondertussen 48ste. In 1981 kon Winterslag nog Arsenal kloppen, Waterschei haalde de halve finale ten koste van PSG en Beveren schakelde in 1979 Inter Milaan uit om in de halve finale nipt te sneuvelen tegen Barcelona. David wint vandaag niet meer tegen Goliath.

Er zijn verschillende redenen waarom grote landen een voordeel hebben. Internationale sponsors zijn meer geïnteresseerd in grotere afzetmarkten.

Goede spelers kiezen voor de beste competitie. Vroeger zag je nog topspelers zoals Rensenbrink, Preben Larsen en Papin in een kleine Belgische competitie carrière maken, vandaag is die kans zeer klein geworden.

Tv-zenders kiezen het beste uit het brede aanbod. In creatieve sectoren betekent dit dat de top alle aandacht krijgt en de middenmoot helaas bijna niet. Dit is zo in muziek en film, maar ook in voetbal.

Er is een versterkend effect van deze elementen. Elk jaar wordt een grote competitie alleen maar interessanter en worden goede spelers, sponsors en zenders nog meer aangetrokken. The winner takes it all, letterlijk en figuurlijk.

Wat kan België doen om deze vicieuze cirkel te doorbreken? Elk jaar wordt het moeilijker om toptalent aan te trekken of te behouden. Nooit eerder hadden zoveel Belgische spelers een plaats in de topcompetites in Europa, nog nooit zoveel middelmatige buitenlandse spelers ook in de Belgische.

Wat kan België doen om weer aan te sluiten bij de top? Schaalgrootte zoeken is de beste oplossing. Het idee van een Beneliga (of Benelux-liga) ligt al langer op tafel. Een nationale voorronde, om met de vijf beste Belgische en zeven beste Nederlandse clubs te duelleren, zou de competitie op een hoger niveau tillen. Want ook Nederland begint de almacht van de groten te voelen en zakt elk jaar een beetje dieper weg.

Nieuwe stadions bouwen – en daarvoor fsicale incentives geven – heeft weinig zin zonder sportieve basis. Het is de kar voor het paard spannen. Wat de euro was voor zo veel sectoren, is de Champions League voor het voetbal. De realiteit ervan ontkennen heeft geen zin. De wetten van de economie gelden ook in de sport.

Reacties zijn welkom op trends@econopolis.be

Lees de columns van Geert Noels op onze site trends.be

GEERT NOELS

In 1981 kon Winterslag Arsenal kloppen, Waterschei haalde de halve finale ten koste van PSG en Beveren schakelde in 1979 Inter Milaan uit.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content